ECLI:NL:RBMNE:2020:4167

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
UTR 19/3156
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 25 september 2020, wordt het verzoek van verzoekster, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], om vergoeding van proceskosten afgewezen. De zaak betreft een geschil met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die als verweerder optreedt. Verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 5 juli 2019, dat leidde tot een boete van € 36.000,-. Na een gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar op 24 juli 2020, trok verzoekster haar beroep in en vroeg zij om vergoeding van de gemaakte proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) alleen kosten die zijn gemaakt door een derde verleende rechtsbijstandsverlener voor vergoeding in aanmerking komen. Aangezien de gemachtigde van verzoekster, mr. S. de Kruijff, werkzaam is bij verzoekster zelf, is er geen sprake van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding daarom af. Wel moet verweerder het griffierecht aan verzoekster betalen, conform artikel 8:41 Awb.

De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. De griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen, maar de beslissing is wel verzonden aan de betrokken partijen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3156

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., te [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. S. de Kruijff ),
en

de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft in het besluit van 24 juli 2020 gereageerd op een verzoek om proceskosten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 5 juli 2019 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Bij besluit van 24 juli 2020 heeft verweerder het bezwaar alsnog gedeeltelijk gegrond verklaard en de boete verlaagd naar € 36.000,-. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Alleen de kosten die gemaakt zijn door een derde verleende rechtsbijstandsverlener kunnen worden vergoed. Omdat de gemachtigde werkzaam is bij verzoekster, is hiervan geen sprake en zijn er ook geen kosten die vergoed kunnen worden. Reeds om die reden wijst de rechtbank het verzoek af.
4. Verweerder moet wel het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af
.
Deze uitspraak is op 25 september 2020 gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.