In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 25 september 2020, wordt het verzoek van verzoekster, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], om vergoeding van proceskosten afgewezen. De zaak betreft een geschil met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die als verweerder optreedt. Verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 5 juli 2019, dat leidde tot een boete van € 36.000,-. Na een gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar op 24 juli 2020, trok verzoekster haar beroep in en vroeg zij om vergoeding van de gemaakte proceskosten.
De rechtbank overweegt dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) alleen kosten die zijn gemaakt door een derde verleende rechtsbijstandsverlener voor vergoeding in aanmerking komen. Aangezien de gemachtigde van verzoekster, mr. S. de Kruijff, werkzaam is bij verzoekster zelf, is er geen sprake van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding daarom af. Wel moet verweerder het griffierecht aan verzoekster betalen, conform artikel 8:41 Awb.
De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. De griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen, maar de beslissing is wel verzonden aan de betrokken partijen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.