ECLI:NL:RBMNE:2020:4166

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
UTR 19/3129
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 25 september 2020, wordt het verzoek van verzoekster, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], om vergoeding van proceskosten behandeld. De verzoekster had in beroep gegaan tegen een besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat op 5 juli 2019 was genomen. Na een bezwaarprocedure, waarin de staatssecretaris op 24 juli 2020 het bezwaar gegrond verklaarde en het eerdere besluit herroept, trok verzoekster haar beroep in en vroeg om vergoeding van de gemaakte proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Echter, de rechtbank stelt vast dat alleen kosten die zijn gemaakt door een derde verleende rechtsbijstandverlener voor vergoeding in aanmerking komen. Aangezien de gemachtigde van verzoekster in dienst is bij verzoekster zelf, zijn er geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding dan ook af.

Wel moet de verweerder het griffierecht aan verzoekster betalen, zoals bepaald in artikel 8:41 Awb. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is deze uitspraak niet op een openbare zitting uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3129

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., te [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. S. de Kruijff),
en

de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 5 juli 2019 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Bij besluit van 24 juli 2020 heeft verweerder het bezwaar alsnog gegrond verklaard en het besluit waartegen het bezwaar was gericht (het besluit in primo), herroepen. Verweerder heeft gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Alleen de kosten die gemaakt zijn door een derde verleende rechtsbijstandverlener kunnen worden vergoed. Omdat de gemachtigde bij verzoekster werkzaam is, is hiervan geen sprake en zijn er ook geen kosten die vergoed kunnen worden.
4. Verweerder moet wel het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af
.
Deze uitspraak is op 25 september 2020 gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.