ECLI:NL:RBMNE:2020:4163

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
16-075388-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging zware mishandeling met voorbedachten rade, bewezenverklaring van doodslag

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 29 september 2020, is de verdachte vrijgesproken van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade, maar is hij wel veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 maart 2019 te Lelystad, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het proberen toe te brengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] en het bedreigen van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2]. Tijdens de zitting op 15 september 2020 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling, omdat de verklaringen van de aangevers niet consistent waren en niet ondersteund werden door andere bewijsmiddelen. De bedreiging, echter, werd wel bewezen geacht op basis van getuigenverklaringen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, maar heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de bedreiging heeft plaatsgevonden. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, aangezien er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/075388-19; 16/076443-17 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I. Out en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. C. Grijsen, advocaat te Almere, alsmede mr. N.C.E.C. Luns, advocaat te Almere, namens de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 29 maart 2019 te Lelystad opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
2.
op 29 maart 2019 te Lelystad [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd door hen dreigend de woorden toe te voegen: “ik ga jullie doodmaken, ik ga jullie afmaken”.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 ten laste gelegde en acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Het onder 2 ten laste gelegde kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor de onder 1 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. De verklaringen van beide aangevers ondersteunen elkaar niet en staan bovendien ook tegenover de verklaring van verdachte. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen voor feit 2 [1]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij verdachte op 29 maart 2019 te Lelystad hoorde zeggen dat hij nog wel terug zou komen en dat zij dan wel zouden zien. [2] Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte, toen hij wegliep, riep dat hij haar nog terug ging pakken. Zij is bang dat hij dit ook echt gaat doen. [3] Getuige [getuige] verklaarde dat persoon 3 – de rechtbank begrijpt: verdachte – schreeuwde: “Ik ga jullie doodmaken, ik ga jullie afmaken”. [4]
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2
op 29 maart 2019 te Lelystad [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jullie doodmaken, Ik ga jullie afmaken".
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De raadsvrouw heeft een beroep gedaan op tardief noodweerexces en bepleit dat verdachte daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte heeft de woning van aangevers in een waas verlaten, nadat hem door aangeefster [slachtoffer 2] een forse hoofdwond was toegebracht. Op het moment van de bedreiging was de noodzaak tot verdediging niet meer aanwezig omdat het gevecht reeds was beëindigd, maar door die aanranding is er bij verdachte wel een hevige gemoedsbeweging ontstaan waardoor hij in zijn verdediging te ver is gegaan.
De rechtbank verwerpt het beroep op tardief noodweerexces, nu het uiten van een verbale bedreiging na een fysieke aanval niet als een noodzakelijke verdediging als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht kan worden aangemerkt.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van veertig uren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat, gezien de omstandigheden waaronder het onder 2 bewezen verklaarde is begaan, aan verdachte geen straf moet worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verbale bedreiging richting twee personen tot wie hij in een gespannen verhouding stond. Voorafgaand aan deze bedreiging heeft er een gevecht plaatsgevonden tussen hen drieën, waarbij aangevers zich niet onbetuigd hebben gelaten en door één van hen aan verdachte een forse hoofdwond is toegebracht. Toen het gevecht beëindigd was, is verdachte gedesoriënteerd weggelopen en heeft onder die omstandigheden aangevers toegeroepen dat hij hen zou afmaken.
De rechtbank ziet, in verband met de geringe ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, aanleiding om aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen en toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 1.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, gelet op de door hem gevorderde vrijspraak voor feit 1, moet worden afgewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de door haar bepleite vrijspraak voor feit 1, op welk feit de vordering is toegespitst. Daarnaast heeft de benadeelde partij ook een eigen aandeel gehad in het ten laste gelegde zodat de omvang van de schade waarvoor verdachte eventueel verantwoordelijk kan worden gehouden op dit moment niet kan worden vastgesteld. Aanhouding van de procedure voor de verdere behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Ook om die reden moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu de gestelde immateriële schade ten gevolge van de bewezen verklaarde bedreiging, niet is onderbouwd. De rechtbank zal bepalen dat [slachtoffer 1] de vordering bij de civiele rechter aanhangig kan maken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De rechtbank zal gelet op het gegeven dat aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd, de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- bepaalt dat ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
geen straf of maatregelwordt opgelegd;
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/076443-17
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 september 2020.
Mr. Beljaars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 maart 2019 te Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een of meer app berichten heeft gestuurd met de mededeling dat hij eraan komt en vervolgens met handschoenen aan en twee scherpe, puntige messen in een plastic zak naar de woning van die [slachtoffer 1] is gegaan en nadat de deur door die [slachtoffer 1] is geopend een of meer steekbewegingen in de richting van het lichaam
van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 29 maart 2019 te Lelystad [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jullie doodmaken, Ik ga jullie afmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 maart 2019, genummerd PL0900-2019093830, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 115. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 51.
3.Pagina 53.
4.Pagina 70.