ECLI:NL:RBMNE:2020:4162

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
16-142606-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, vernieling en diefstal door verdachte in Hilversum en Kortenhoef

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 29 september 2020, is de verdachte beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, vernieling en diefstal. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting, dat plaatsvond op 1 en 15 september 2020, de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdachte is in de periode van 27 mei 2020 tot en met 28 mei 2020 te Hilversum beschuldigd van het mishandelen van twee slachtoffers en het vernielen van eigendommen van een organisatie. Daarnaast zijn er diefstallen ten laste gelegd, waaronder het stelen van fietsen en andere goederen uit een voertuig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de bedreiging van een derde slachtoffer, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op de bedreiging. De rechtbank heeft echter de overige feiten bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 98 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting. De rechtbank heeft ook de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag gelast en de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/142606-20; 16/008935-20; 15/058806-19 (vord. tul); 16/037205-20 en 16/049485-20 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 september 2020 en 15 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I. Out en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. M.G. van Wijk, advocaat te Amsterdam- Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/142606-20
1.
in de periode van 27 mei 2020 tot en met 28 mei 2020 te Hilversum [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
2.
in de periode van 27 mei 2020 tot en met 28 mei 2020 te Hilversum [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
3.
in de periode van 27 mei 2020 tot en met 28 mei 2020 te Hilversum een deur en/of muur en/of vloer en/of brandblusser(s) van het [organisatie 1] heeft vernield en/of beschadigd;
Parketnummer 16/008935-20
1. hierna: feit 4)
op 10 januari 2020 te Kortenhoef, tussen 02.50 en 03.15 uur, op een besloten erf waarop een woning stond, een fiets, een elektrische fiets met fietstassen, een oplader, snelbinders, twee poncho’s, een fietssetje, een hoeveelheid gereedschap en een hoeveelheid frisdrank en/of bier van [slachtoffer 4] heeft gestolen door middel van braak en/of verbreking;
2. ( hierna: feit 5)
in de periode van 9 januari 2020 tot en met 10 januari 2020 te Kortenhoef een acculader en een hoeveelheid goederen uit een voertuig met kenteken [kenteken] van [slachtoffer 5] heeft gestolen door middel van braak en/of verbreking;
Parketnummer 16/037205-20 (hierna: feit 6)
op 21 december 2019 te Baarn [slachtoffer 6] heeft bedreigd in een telefoongesprek met/via [slachtoffer 7] en door [slachtoffer 7] een filmpje toe te sturen waarop een vuurwapen te zien is en/of een vuurwapen wordt doorgeladen;
Parketnummer 16/049485-20 (hierna: feit 7)
op 24 februari 2020 te Hilversum een ruit en/of deur en/of brievenbus van de [organisatie 2] en/of [slachtoffer 8] heeft vernield.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/008935-20, 16/037205-20 en 16/049485-20 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 4, 5, 6 en 7.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 6 ten laste gelegde bedreiging omdat uit het dossier niet blijkt dat het filmpje bij aangeefster [slachtoffer 6] terecht is gekomen en dit filmpje bovendien los staat van het incident op 21 december 2019. Ten aanzien van het telefoongesprek met [slachtoffer 7] geldt dat verdachte er geen rekening mee hoefde te houden dat de inhoud van dit gesprek bij [slachtoffer 6] terecht zou komen; er is geen sprake van een aanmerkelijke kans dat dit zou gebeuren. Met betrekking tot de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor feit 6
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder 6 ten laste gelegde bedreiging en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat het filmpje waarin een vuurwapen wordt getoond door hem op een eerder moment naar zijn toenmalige vriendin [slachtoffer 7] is gestuurd en los staat van de context van het onder 6 ten laste gelegde. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier niet het tegendeel blijkt. Zij kan daarom niet vaststellen dat verdachte dit filmpje naar [slachtoffer 7] heeft gestuurd met de bedoeling dat dit bij [slachtoffer 6] terecht zou komen om laatstgenoemde op die manier te bedreigen.
Tijdens een telefoongesprek met [slachtoffer 7] heeft verdachte verbale bedreigingen geuit richting, zo begrijpt de rechtbank, [slachtoffer 6] . Dit telefoongesprek is, zonder dat verdachte daar weet van had, door [slachtoffer 7] opgenomen en doorgestuurd naar [A] , de vriend van [slachtoffer 6] . De rechtbank is van oordeel dat verdachte er geen rekening mee hoefde te houden, en er zodoende geen aanmerkelijke kans bestond, dat hetgeen hij in het telefoongesprek met [slachtoffer 7] heeft gezegd, door [slachtoffer 7] zou worden opgenomen en bij [slachtoffer 6] terecht zou komen. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het daadwerkelijk op de hoogte raken door [slachtoffer 6] van wat als bedreiging ten laste is gelegd.
Bewijsmiddelen voor de feiten 1 t/m 5 en 7
De rechtbank acht de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de onder 4 en 5 ten laste gelegde braak dan wel verbreking. Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 27 mei 2020 tot en met 28 mei 2020 te Hilversum [slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] tegen zijn gezicht te slaan en die [slachtoffer 1] tegen zijn arm te stompen;
2.
in de periode van 27 mei 2020 tot en met 28 mei 2020 te Hilversum [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] meermalen met de vuist tegenzijn hoofd te slaan;
3.
in de periode van 27 mei 2020 tot en met 28 mei 2020 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een deur en muur en vloer en een brandblusser, dat aan het [organisatie 1] toebehoorde, heeft vernield en beschadigd;
4.
op 10 januari 2020 te [plaatsnaam 1] , gemeente Wijdemeren, tussen omstreeks 02.50 uur en omstreeks 03.15 uur, en op een besloten erf waarop een woning stond, [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een fiets (kleur blauw, merk Batavus) en
- een elektrische fiets (kleur rood, merk Sparta) met fietstassen, en
- een oplader (behorend bij de elektrische fiets) en
- snelbinders, twee poncho’s, een fietssetje en een hoeveelheid gereedschap (waaronder een schroevendraaier en snoeischaren), en
- een hoeveelheid frisdrank en bier,
dat toebehoorde aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
in de periode van 9 januari 2020 tot en met 10 januari 2020 te [plaatsnaam 1] , gemeente Wijdemeren
- een acculader (Jump Starter Nelb)
- een hoeveelheid goederen uit het voertuig met kenteken [kenteken] (waaronder een kentekenbewijs, aansteker, sleutels, zapper voor de garage, muziekboxje, stanleymes, papieren), dat toebehoorde aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
op 24 februari 2020 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en brievenbus, dat aan de [organisatie 2] toebehoorde, heeft vernield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
telkens mishandeling;
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en beschadigen;
Ten aanzien van feit 4:
diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een besloten erf waarop een woning staat door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
Ten aanzien van feit 5:
diefstal;
Ten aanzien van feit 7:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is een rapport opgemaakt van 10 september 2020 door drs. T. ’t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog. De psycholoog adviseert in verband met de bij verdachte vastgestelde pathologie het ten laste gelegde in verminderde mate aan hem toe te rekenen.
De rechtbank is, gelet op de conclusies van de deskundige, van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 250 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 148 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daaraan moeten dezelfde bijzondere voorwaarden worden verbonden als die aan verdachte zijn opgelegd bij de schorsing van de voorlopige hechtenis, en daarnaast ook een contactverbod met [slachtoffer 6] en een locatieverbod voor haar woonadres. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijk deel met de bijzondere voorwaarden die ook gelden in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee mishandelingen jegens twee verschillende personen, aan twee vernielingen en aan een tweetal diefstallen, één uit een auto en één uit een schuur bij een woning. Verdachte heeft al deze feiten begaan onder invloed van alcohol. Verdachte heeft met deze feiten de lichamelijke integriteit geschonden van degenen die hij heeft mishandeld en ook laten zien geen respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 3 september 2020 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het onder punt 7 van dit vonnis genoemde rapport van de psycholoog. Er is bij verdachte sprake van een licht verstandelijke beperking, een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline kenmerken en een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis. Zonder passende hulpverlening wordt het risico op vergelijkbaar delictgedrag als matig tot hoog ingeschat. Om het recidiverisico te verminderen is behandeling nodig, waarbij ambulante behandeling zal kunnen volstaan. De behandeling dient zich te richten op de gebrekkige coping, de emotieregulatie en verdachtes middelengebruik en er moet rekening worden gehouden met een moeizame leerbaarheid als gevolg van zijn verstandelijke beperking. Daarnaast zal er aandacht moeten zijn voor de problemen op diverse leefgebieden. Verdachte is gebaat bij structuur en stabiliteit en een begeleide woonvorm is aangewezen. Verdachte is reeds in behandeling bij [instelling 1] en had zich op eigen initiatief aangemeld voor [instelling 2] . Beide instanties zouden in staat moeten zijn om ieder afzonderlijk de benodigde zorg te leveren. Er kan ook gedacht worden aan behandeling vanuit een FACT-team. De reclassering kan toezicht houden en tevens een regierol vervullen. Daarnaast is het geïndiceerd dat verdachte voldoende gecontroleerd wordt, onder andere door urinecontroles. Eén en ander kan aan verdachte worden opgelegd als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Ten slotte heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 31 augustus 2020. De reclassering rapporteert dat verdachte met problemen kampt op vrijwel alle leefgebieden en dat de inschatting is dat hij zich zonder hulpverlening niet staande kan houden. De reclassering adviseert aan verdachte op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met daarbij bijzondere voorwaarden 1) een meldplicht bij de reclassering, 2) een ambulante behandeling met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname, 3) begeleid wonen of maatschappelijke opvang bij [instelling 3] [plaatsnaam 2] en later [instelling 4] in [plaatsnaam 2] , 4) een drugsverbod, 5) een alcoholverbod, 6) het meewerken aan middelencontrole en 7) het hebben van een dagbesteding.
De straf
De rechtbank oordeelt dat gelet op de ernst en de aard van de feiten in combinatie met de persoon van verdachte, niet met een andere dan een vrijheidsbenemende straf kan worden volstaan. De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie en oordeelt als volgt. Alles afwegende en rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, oordeelt de rechtbank dat een gevangenisstraf van 200 dagen passend en geboden is. Een deel daarvan, namelijk 98 dagen, zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaren. Dit betekent dat het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en hij niet opnieuw vast komt te zitten.
Met het voorwaardelijke strafdeel beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens zullen aan dit voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden worden verbonden – namelijk dezelfde als die verbonden zijn aan de schorsing van de voorlopige hechtenis – nu uit de rapportages volgt dat deze nodig zijn om het recidiverisico te verminderen. Dat zijn 1) een meldplicht bij de reclassering, 2) een behandelverplichting bij [instelling 1] of een soortgelijke zorgverlener waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling en de mogelijkheid bestaat voor een kortdurende klinische opname, 3) begeleid wonen of maatschappelijke opvang bij [instelling 3] [plaatsnaam 2] of een andere instelling, 4) de verplichting om zich in te zetten voor het verkrijgen/behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van scholing of werk en 5) het meewerken aan controle op het gebruik van alcohol en drugs waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek kan gebruiken voor controle.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten aan een tweetal mishandelingen.
Gelet op de bij verdachte geconstateerde alcohol- en drugsverslaving en het gegeven dat verdachte onder invloed daarvan de bewezen verklaarde feiten heeft begaan, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BESLAG

Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 551,10.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 447,03. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 150,- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering omdat uit de bijlagen bij de vordering volgt dat de schade deels door de verzekering is vergoed.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de toelichting van de benadeelde partij volgt dat de rechtstreekse schade als gevolg van het bewezen verklaarde feit 4 bestaat uit een opengebroken fietsslot, een beschadigde snoeischaar en een vermist regenpak en in totaal € 135,95 bedraagt. Uit de bijlagen bij het verzoek tot schadevergoeding volgt dat deze schade volledig door de verzekeraar is vergoed. De rechtbank wijst de vordering voor dit deel daarom af.
De rechtbank stelt vast dat de gevorderde lakschade aan de auto van € 150,- geen rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde diefstal en daarom niet voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Omdat de vordering van [slachtoffer 4] deels is afgewezen omdat de schade is vergoed en deels niet-ontvankelijk is verklaard omdat de schade geen rechtstreeks is gevolg is van het bewezen verklaarde feit, veroordeelt de rechtbank hem in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van verdachte worden op nihil gesteld.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Reden daarvoor is dat de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, toewijzing van de vordering in het licht van de in deze zaak aan verdachte opgelegde straf niet opportuun acht.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 300, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 6 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 200 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
98 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
3(drie) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal melden de reclassering van het [organisatie 1] op het adres [adres 1] , [postcode] te [plaatsnaam 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van [instelling 1] of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten [instelling 3] te [plaatsnaam 2] ( [adres 1] , [postcode] ) of een soortgelijke instelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de veroordeelde betreffende) voorwaarde dat hij zich inzet voor het verkrijgen/behouden van zinvolle dagbesteding in de vorm van scholing of werk. Hij geeft de reclassering inzage in de activiteiten die hij onderneemt en de resultaten die hij boekt. Indien geïndiceerd door de toezichthouder verleent hij medewerking aan hulp door derden;
* mee zal werken aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en
ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe
vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- waarbij het [organisatie 1] […] opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp: een geldbedrag van
€ 551,10.
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] van € 135,95 af;
  • verklaart [slachtoffer 4] wat betreft het gevorderde bedrag van € 150,- niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt [slachtoffer 4] in de kosten door verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15/058806-19
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mrs. M.J.A.L. Beljaars en M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 september 2020.
Mr. Beljaars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/142606-20
1.
hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2020 tot en met 28 mei 2020 te Hilversum [slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] tegen zijn gezicht/hoofd te slaan en/of die [slachtoffer 1] tegen zijn arm te slaan/stompen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2020 tot en met 28 mei 2020 te Hilversum [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met de vuist in/tegen/op zijn gezicht/hoofd te slaan;
3.
hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2020 tot en met 28 mei 2020 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of muur en/of vloer en/of (een)brandblusser(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan het [organisatie 1]
toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Parketnummer 16/008935-20
1.
hij op of omstreeks 10 januari 2020 te [plaatsnaam 1] , gemeente Wijdemeren, tussen omstreeks 02.50 uur en omstreeks 03.15 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, en op een besloten erf waarop een woning stond, [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een fiets (kleur blauw, merk Batavus, en/of
- een elektrische fiets (kleur rood, merk Sparta) met fietstassen, en/of
- een oplader (behorend bij de elektrische fiets)
- snelbinders, twee ponchos, een fietssetje en/of een hoeveelheid gereedschap
(waaronder een schroevendraaier en/of snoeischaren), en/of
- een hoeveelheid frisdrank en/of bier,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 januari 2020 tot en met 10 januari 2020 te Kortenhoef, gemeente Wijdemeren
- een acculader (Jumber Starter Nelb)
- een hoeveelheid goederen uit het voertuig met kenteken [kenteken] (waaronder twee zonnebrillen, een kentekenbewijs, aansteker, sleutels, zapper voor de garage, muziekboxje, stanleymes, papieren), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Parketnummer 16/037205-20
hij op of omstreeks 21 december 2019 te Baarn, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 6] heeft bedreigd (in een telefoongesprek met/via [slachtoffer 7] ), enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of zware mishandeling, en/of brandstichting, door
- die [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen: "Opkankeren straks het hele huis in de fik straks" en/of "Ik sla ze kapot hier. Ik zweer het. Ik zweer het echt. Geloof mij nou maar. Ik zet dat ding nog op der kop ook nog, gaan de tandjes klapperen" en/of "Ik ben niet agressief tegen jou. Tegen haar wel. Ik sla alles kanker kapot dadelijk (...)" en/of
- die [slachtoffer 7] (vervolgens) een filmpje heeft toegestuurd, waarop een vuurwapen te zien is en/of (vervolgens in dat filmpje) een vuurwapen wordt doorgeladen, althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 16/049485-20
hij, op of omstreeks 24 februari 2020 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of deur en/of brievenbus, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de [organisatie 2] en/of [slachtoffer 8] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.