ECLI:NL:RBMNE:2020:4144
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de hoogte van het maandbedrag voor studiefinanciering en draagkrachtmeting
In deze zaak heeft eiser, een student, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de hoogte van het maandbedrag voor de aflossing van zijn studieschuld. Het primaire besluit, genomen op 13 november 2019, stelde het maandbedrag vast op € 408,72. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 1 april 2020. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 15 september 2020 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij verzocht om verlaging van het maandbedrag naar € 150,- en om zijn partner niet mee te nemen in de berekening van zijn draagkracht. Eiser stelde dat hij het vastgestelde bedrag niet kan betalen vanwege hoge vaste lasten en schulden. De verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, verdedigde de hoogte van het maandbedrag en stelde dat de berekening op basis van de draagkracht van eiser correct was.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de Minister het maandbedrag op de juiste wijze heeft vastgesteld, conform de Wet studiefinanciering 2000. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van eiser, zoals hoge vaste lasten en schulden, niet relevant zijn voor de berekening van het maandbedrag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier R.P. Stehouwer.