ECLI:NL:RBMNE:2020:4134

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
8126114 UV EXPL 19-276 aw/1370
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning door langdurige overlast en gevaarzetting in een tijdelijke huurovereenkomst voor bijzondere doelgroep

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Patrimonium Woonservice (eiser) en [gedaagde], in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [A] (gedaagde). De zaak betreft een tijdelijke huurovereenkomst voor een zelfstandige woning die door [A] wordt gehuurd sinds 30 maart 2010. De huurovereenkomst was onderhevig aan een begeleidingsovereenkomst met de Gemeente Veenendaal, die vereiste dat [A] zich aan bepaalde voorwaarden hield. Gedurende de huurperiode heeft Patrimonium herhaaldelijk klachten ontvangen van omwonenden over overlast veroorzaakt door [A], waaronder geluidsoverlast en verwaarlozing van de woning.

Patrimonium heeft [A] meerdere kansen gegeven om zijn gedrag te verbeteren, maar ondanks intensieve begeleiding en afspraken is de overlast niet verminderd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de situatie zo ernstig is dat het voor Patrimonium niet langer acceptabel is om de huurrelatie voort te zetten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van Patrimonium tot ontruiming van de woning moet worden toegewezen, omdat [A] niet in staat is om zelfstandig te wonen en de gevaarzetting voor omwonenden onaanvaardbaar is. [A] is veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en de proceskosten van Patrimonium te vergoeden.

De beslissing van de kantonrechter is gebaseerd op de lange geschiedenis van overlast en de ernst van de situatie, waarbij de veiligheid van andere huurders voorop staat. De kantonrechter heeft [A] aangeraden om medewerking te verlenen aan een verhuizing naar een meer geschikte woonruimte, met hulp van de betrokken hulpverleningsinstanties.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8126114 UV EXPL 19-276 aw/1370
Kort geding vonnis van 2 september 2020
inzake
de stichting
Stichting Patrimonium Woonservice,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen: Patrimonium,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.J. Jeths,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] ., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over
de goederen van [A],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [A] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. I.J. Penning.

1.De procedure

1.1.
Hoe de procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
1.2.
Hoe de procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
1.2.1.
De dagvaarding met 18 bijlagen is op 28 oktober 2019 bij [gedaagde] . en [A] bezorgd.
1.2.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 4 november 2019. Patrimonium heeft voorafgaand aan de zitting de aanvullende producties 19 t/m 26 toegezonden. [A] heeft productie 1 toegestuurd. De griffier heeft een proces-verbaal opgemaakt van wat er op de zitting is besproken. Ter zitting is afgesproken dat de zaak zou worden aangehouden tot uiterlijk 4 mei 2020.
1.2.3.
De mondelinge behandeling is op verzoek van partijen voortgezet op 3 februari 2020. Patrimonium heeft voorafgaand aan de zitting de aanvullende producties 27 t/m 51 toegezonden. [A] heeft de producties 2 en 3 toegezonden. Van wat er op de zitting is besproken is proces-verbaal opgemaakt. Afgesproken is dat de zaak zou worden aangehouden en dat partijen uiterlijk op 15 mei 2020 aan de kantonrechter zouden berichten wat de stand van zaken is en wat zij van de kantonrechter verwachten.
1.2.4.
Naar aanleiding van de schriftelijke berichten van ieder van partijen aan de kantonrechter op 15 mei 2020, is de mondelinge behandeling op 19 augustus 2020 voortgezet. Patrimonium heeft voorafgaand aan de zitting de aanvullende producties 52 t/m 61 toegezonden. Van wat er op de zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter aan partijen meegedeeld dat op 2 september 2020 vonnis zal worden gewezen.

2.De vordering van Patrimonium

Waar gaat het om en wat is de beslissing van de kantonrechter?

2.1.
[A] huurt van Patrimonium sinds 30 maart 2010 de zelfstandige woning gelegen op het adres [adres] in [woonplaats] . Het gaat om een appartement in een appartementencomplex.
2.2.
De onder 2.1. bedoelde huurovereenkomst is een zogenoemde “tijdelijke huurovereenkomst voor bijzondere doelgroep”. Dit houdt – kort samengevat – in dat de huurovereenkomst door Patrimonium wordt aangegaan onder de voorwaarde dat [A] zich houdt aan de met de Gemeente Veenendaal gemaakte afspraken die zijn vastgelegd in een begeleidingsovereenkomst en dat de huurovereenkomst eindigt als de begeleidingsovereenkomst eindigt en/of door [A] niet wordt nagekomen. De begeleidingsovereenkomst is - tegelijkertijd met de huurovereenkomst op 30 maart 2010 - gesloten tussen Patrimonium, de Gemeente Veenendaal en [A] . Op 1 juni 2016 is tussen Patrimonium, [A] en Kwintes (de door de Gemeente Veenendaal ingeschakelde hulpverleningsinstantie) nogmaals een gelijkluidende begeleidingsovereenkomst gesloten.
2.3.
In artikel 3.1 van de begeleidingsovereenkomst zijn verplichtingen voor [A] opgenomen, die neerkomen op – samengevat – het accepteren van en meewerken aan de hulpverlening die de Gemeente Veenendaal noodzakelijk acht. In artikel 3.2 zijn de voor [A] geldende, bijzondere wooneisen opgenomen, die ook deel uitmaken van de huurovereenkomst. Die eisen luiden:
“- In en rondom de woning moet het schoon zijn;
  • gebreken die voor rekening verhuurder komen worden direct door cliënt aan verhuurder gemeld;
  • gebreken die voor rekening cliënt komen worden door cliënt op een juiste wijze hersteld;
  • overlast in welke vorm dan ook wordt niet geaccepteerd door verhuurder;
  • aankleding van de woning moet acceptabel zijn;
  • het bezit van één huisdier is in beginsel toegestaan, mits het huisdier geen overlast veroorzaakt en mits het uitlaten van het huisdier plaatsvindt volgens de regels van de gemeente en de verhuurder;
  • inwoning en/of logeren van andere personen dan cliënt is verboden;
  • zogenoemd feestgedrag, buitensporig drankgedrag/middelengebruik en geluidsoverlast is verboden;
  • bezoek c.q. aanloop van personen uit het (criminele) randcircuit zoals zwervers, alcoholisten, drugsgebruikers, dealers, prostituees e.d. is verboden.”
2.4.
Daarnaast heeft [A] ook op 30 maart 2010 (en nogmaals op 1 juni 2016) een intentieverklaring ondertekend, waarin hij – voor zover hier van belang – verklaart zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst te zullen nakomen en in het bijzonder geen overlast te zullen veroorzaken voor de omwonenden. Ook verklaart hij de bemiddeling van Patrimonium te zullen accepteren als er problemen ontstaan bij de bewoning.
2.5.
Sinds de aanvang van de huur heeft Patrimonium te maken gekregen met klachten van omwonenden over overlast veroorzaakt door [A] . Het gaat met name om geluidsoverlast door klus- en bouwwerkzaamheden in de woning of door het maken van kunstwerken in de woning, schreeuwen, uitschelden van omwonenden, via de balkons klimmen naar de eigen woning, stampen op de vloer van de woning, harde muziek en TV-geluiden en overlast van zijn loslopende hond. Zij heeft [A] daar telkens op aangesproken en hem tweemaal eerder, in 2012 en in 2015, in rechte betrokken met een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst wegens het veroorzaken van overlast. Die bodemprocedures hebben toen niet tot het einde van de huurovereenkomst geleid.
2.6.
In januari 2016 is [A] , toen hij probeerde vanaf de begane grond via de regenpijp en de balkons naar zijn woning te klimmen, naar beneden gevallen en daarbij ernstig gewond geraakt. Na terugkomst in de woning heeft [A] op 7 juli 2016 een nieuwe huurovereenkomst onder voorwaarden getekend.
2.7.
Vanaf begin 2018 ontvangt Patrimonium weer herhaaldelijk klachten van omwonenden over door [A] veroorzaakte overlast. Patrimonium heeft [A] en de betrokken hulpverlening daarop aangesproken. (Onder andere) in een brief van 28 maart 2018 schrijft Patrimonium aan [A] dat zij heeft gezien dat zijn woning ernstig verwaarloosd is en dat hij onvakkundig werkzaamheden heeft uitgevoerd aan elektra en water.
2.8.
In deze rechtszaak vordert Patrimonium dat [A] zal worden veroordeeld om de woning te ontruimen. Volgens Patrimonium is de afgelopen jaren gebleken dat [A] niet zelfstandig kan wonen en dat de woonbegeleiding hem niet voldoende kan helpen. [A] heeft de woning ernstig verwaarloosd en zodanig beschadigd dat sprake is van gevaarzetting. Daarnaast komt er, ondanks alle inspanningen van Patrimonium en de hulpverlenende instanties, geen einde aan de overlast die [A] veroorzaakt voor de overige huurders, met name voor de onderbuurvrouw.
2.9.
[A] betwist dat hij overlast veroorzaakt. Hij wil niet beschermd wonen, omdat hij niet wil dat anderen hem voorschrijven hoe hij moet leven. [A] wil in de flat blijven wonen, of gaan wonen op een boot. Hij wil in elk geval niet uit [woonplaats] weg. Als de vordering van Patrimonium wordt toegewezen kan hij nergens heen, dan komt hij op straat terecht.
2.10.
De kantonrechter is van oordeel dat Patrimonium het gelijk aan haar zijde heeft. De vordering van Patrimonium zal daarom worden toegewezen. Dit betekent dat [A] de woning zal moeten ontruimen en verlaten, binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
De motivering van die beslissing luidt als volgt.
De motivering
2.11.
In deze kort geding procedure wordt aan de kantonrechter gevraagd om een spoedmaatregel (voorlopige voorziening) te nemen. De kantonrechter moet beoordelen of het waarschijnlijk is dat in de bodemprocedure een beslissing zal worden genomen die in het voordeel zal zijn van de eisende partij, dat is Patrimonium. Als dat voldoende waarschijnlijk is en Patrimonium een voldoende spoedeisend belang bij de gevorderde maatregel heeft, kan de door Patrimonium gevorderde maatregel, die vooruitloopt op de beslissing in de bodemprocedure, worden toegewezen.
2.12.
De kantonrechter overweegt dat er al sinds de aanvang van de huurovereenkomst problemen zijn met de bewoning van het appartement door [A] , ondanks de intensieve woonbegeleiding die [A] krijgt. Patrimonium heeft [A] diverse keren een nieuwe kans gegeven, maar [A] heeft die kansen niet aangegrepen. In welke mate hem dit kan worden verweten, doet hier onvoldoende ter zake. De (herhaalde) tekortkomingen in de nakoming van zijn verplichtingen als huurder moeten namelijk, in de rechtsverhouding tussen partijen, aan hem worden toegerekend. Van Patrimonium mocht in deze situatie meer geduld en uithoudingsvermogen worden gevraagd dan bij een reguliere huurovereenkomst het geval zou zijn geweest, omdat zij bij het sluiten van de huurovereenkomst wist dat [A] intensieve woonbegeleiding nodig had om zelfstandig te kunnen wonen. Gelet op de vele inspanningen die Patrimonium de afgelopen jaren heeft verricht om verbetering in de situatie te brengen, de lange duur van de door [A] veroorzaakte overlast voor omwonenden, de vernieling van de woning door [A] en met name de gevaarzetting die daardoor is ontstaan, kan van Patrimonium in redelijkheid niet meer worden gevraagd om de huurrelatie met [A] voort te zetten. Geconcludeerd moet worden dat deze vorm van wonen voor [A] niet geschikt is.
2.13.
In aanmerking wordt genomen dat Patrimonium steeds nauw contact heeft onderhouden met Kwintes, de betrokken hulpverleningsinstantie en dat zij [A] de tijd heeft gegeven om met de hulp van Kwintes tot verbetering van de situatie te komen en/of vervangende woonruimte te zoeken. Deze kort geding procedure is met dat doel tweemaal aangehouden. Bij de drie zittingen zijn de persoonlijk begeleiders van [A] namens Kwintes aanwezig geweest en – bij twee van de drie zittingen – ook de heer [B] , werkzaam bij de politie Utrecht (als operationeel expert taak persoonsgebondenaanpak).
2.14.
Tijdens de zitting van 4 november 2019 heeft Patrimonium ingestemd met het voorstel van Kwintes om het “Gewoon Thuis” traject op te starten, om de overlast voor omwonenden op korte termijn tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Ter zitting heeft [A] toegezegd daaraan zijn volledige medewerking te geven en geen overlast meer te veroorzaken. In het proces-verbaal van die zitting zijn een zevental concrete gedragingen genoemd die [A] niet meer mag vertonen, omdat die tot overlast leiden voor omwonenden.
2.15.
Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling op 3 februari 2020 heeft Patrimonium echter gesteld dat de overlast door [A] niet is verminderd. [A] heeft op die zitting toegezegd te zullen meewerken aan een verhuizing. Patrimonium heeft er vervolgens mee ingestemd dat de procedure wordt aangehouden tot 15 mei 2020, om [A] de gelegenheid te geven met de hulp van Kwintes andere, voor hem meer geschikte woonruimte te vinden. Verder zijn er op die zitting nogmaals afspraken gemaakt over het gedrag van [A] , maar ook de afspraak dat Patrimonium op haar kosten in de woning van [A] een geluidwerende ondervloer en zachte vloerbedekking zal leggen, zodat, in afwachting van het vinden van andere woonruimte, de overlast tot een minimum beperkt kan worden. Patrimonium is die afspraak nagekomen.
2.16.
Tijdens de derde zitting op 19 augustus 2020 heeft Patrimonium gesteld dat de overlast desondanks voortduurt en dat een van haar medewerkers onlangs een bezoek aan de woning heeft gebracht. Daarbij is geconstateerd dat er stroomdraden uit het plafond kwamen en dat het lekt in de badkamer. De gehele woning is in puin geslagen en het lekt bij de onderbuurvrouw naar beneden. In de douche staat een magnetron, omdat [A] geen keuken meer heeft, zo heeft Patrimonium verklaard. Namens [A] is die stand van zaken niet betwist. Mevrouw [C] heeft namens Kwintes verklaard dat er voldoende mogelijkheden elders zijn waar [A] kan worden ondergebracht, maar dat het probleem is dat hij niet wil meewerken.
2.17.
Gelet op het vorenstaande is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de huurovereenkomst op korte termijn moet worden ontbonden wegens wanprestatie en dat [A] de woning moet ontruimen. Met name de geconstateerde vernieling van de woning en de gevaarzetting die daardoor is ontstaan voor omwonenden is zo ernstig, dat Patrimonium de uitkomst van een bodemprocedure niet kan afwachten. [A] moet de woning nu snel ontruimen en verlaten. Patrimonium is ten opzichte van haar overige huurders namelijk verantwoordelijk voor een veilige woonomgeving. Het belang van [A] om de woning nog langer te kunnen blijven gebruiken, moet daarvoor wijken. De kantonrechter raadt [A] aan om alsnog medewerking te verlenen aan de verhuizing naar een andere woning en daarbij gebruik te maken van de hulp die hem door Kwintes is aangeboden.
2.18.
[A] heeft ongelijk gekregen. Hij moet daarom de proceskosten van Patrimonium betalen. Die kosten worden tot vandaag begroot op in totaal € 1.279,02, te weten:
  • € 121,00 griffierecht;
  • € 198,02 explootkosten (2 x € 99,01);
  • € 960,00 salaris gemachtigde.

3.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] ., in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [A] , om de woning gelegen aan het [adres] in [woonplaats] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan [A] toebehoren en niet aan Patrimonium, en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Patrimonium te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] ., in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [A] , tot betaling van de proceskosten van Patrimonium, ter grootte van € 1.279,02;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] ., in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [A] , in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
3.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af wat er meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 september 2020.