In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Patrimonium Woonservice (eiser) en [gedaagde], in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [A] (gedaagde). De zaak betreft een tijdelijke huurovereenkomst voor een zelfstandige woning die door [A] wordt gehuurd sinds 30 maart 2010. De huurovereenkomst was onderhevig aan een begeleidingsovereenkomst met de Gemeente Veenendaal, die vereiste dat [A] zich aan bepaalde voorwaarden hield. Gedurende de huurperiode heeft Patrimonium herhaaldelijk klachten ontvangen van omwonenden over overlast veroorzaakt door [A], waaronder geluidsoverlast en verwaarlozing van de woning.
Patrimonium heeft [A] meerdere kansen gegeven om zijn gedrag te verbeteren, maar ondanks intensieve begeleiding en afspraken is de overlast niet verminderd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de situatie zo ernstig is dat het voor Patrimonium niet langer acceptabel is om de huurrelatie voort te zetten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van Patrimonium tot ontruiming van de woning moet worden toegewezen, omdat [A] niet in staat is om zelfstandig te wonen en de gevaarzetting voor omwonenden onaanvaardbaar is. [A] is veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en de proceskosten van Patrimonium te vergoeden.
De beslissing van de kantonrechter is gebaseerd op de lange geschiedenis van overlast en de ernst van de situatie, waarbij de veiligheid van andere huurders voorop staat. De kantonrechter heeft [A] aangeraden om medewerking te verlenen aan een verhuizing naar een meer geschikte woonruimte, met hulp van de betrokken hulpverleningsinstanties.