ECLI:NL:RBMNE:2020:4121

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
16/161103-20; 16/034007-20 (gev. ttz); 16/097521-20 (gev. ttz) (P);
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meervoudige diefstallen, bedreiging en lokaalvredebreuk met oplegging van ISD-maatregel

Op 29 september 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 48-jarige man, die werd beschuldigd van negen diefstallen, het beschadigen van een politiecel, bedreiging van zijn ex-vriendin en lokaalvredebreuk. De man, die eerder al veelvuldig voor diefstallen was veroordeeld, heeft ondanks verschillende behandeltrajecten herhaaldelijk de fout ingegaan. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten, de recidive en de impact op de slachtoffers zwaar wogen in de beslissing om de ISD-maatregel op te leggen.

De tenlastelegging omvatte onder andere diefstallen van fietsen en andere goederen in de periode van mei tot juni 2020, alsook het beschadigen van een politiecel in februari 2020. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd, waarbij getuigenverklaringen en camerabeelden als belangrijke bewijsmiddelen zijn gebruikt. De verdachte heeft tijdens de zitting zijn betrokkenheid bij de feiten erkend, maar heeft ook betoogd dat de herkenningen door de verbalisanten onbetrouwbaar zijn. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen en de verdachte schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoeding is toegewezen aan verschillende slachtoffers van de diefstallen. De rechtbank heeft de vordering van Vivium Zorggroep niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vorderingen van andere benadeelden zijn toegewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een strenge aanpak van stelselmatige daders, gezien de maatschappelijke overlast die zij veroorzaken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/161103-20; 16/034007-20 (gev. ttz); 16/097521-20 (gev. ttz) (P);
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats] ,
momenteel gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. C. Goedegebuure, van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.G.C. van Riet, advocaat te Amsterdam, en de benadeelde partij [benadeelde 1] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/161103-20:
feit 1
op 3 juni 2020 in Bussum chocolade van de Albert Heijn, heeft gestolen;
feit 2
op 27 mei 2020 in Naarden een fiets van [benadeelde 2] heeft gestolen;
feit 3
op 25 mei 2020 in Bussum een elektrische fiets van [benadeelde 3] heeft gestolen;
feit 4op 23 mei 2020 in Bussum een fiets van [benadeelde 4] heeft gestolen;
feit 5
op 17 mei 2020 in Muiden een elektrische fiets en schoenen van [benadeelde 5] heeft gestolen;
feit 6op 17 mei 2020 in Muiden een fiets van [benadeelde 6] heeft gestolen;
feit 7
op 15 mei 2020 in Laren een fiets van [benadeelde 7] heeft gestolen;
feit 8op 10 mei 2020 in Naarden een fiets van [benadeelde 1] heeft gestolen;
parketnummer 16/034007-20:
feit 1
op 7 februari 2020 in Naarden een politiecel heeft beschadigd, onbruikbaar gemaakt;
feit 2
op 25 december 2019 in Naarden stukken vlees en kaas van [restaurant] heeft gestolen;
parketnummer 16/097521-20:
feit 1in de periode van 17 september 2018 tot en met 7 oktober 2018 in Hilversum [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2in de periode van 26 februari 2019 tot en met 27 februari 2019 in Hilversum bij het Leger des Heils wederrechtelijk is binnengedrongen.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers
16/161103-20,
16/034007-20en
16/097521-20ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 tot en met 8, de feiten 9 en 10 en de feiten 11 en 12.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 12 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor bewezenverklaring van de feiten 9 en 10 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tot en met 8 en vrijspraak bepleit van het onder feit 11 en 12 tenlastegelegde. Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 8, 11 en 12 heeft de raadsvrouw – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
  • Voor de feiten 1 tot en met 8 geldt dat verdachte bij ieder feit wordt herkend door dezelfde twee verbalisanten. Dit maakt dat de herkenningen onbetrouwbaar zijn. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van de feiten 1 tot en met 8 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
  • Voor feit 6 in het bijzonder geldt dat, hoewel verdachte een paar uur na de diefstal op de fiets wordt gezien, niet kan worden bewezen dat verdachte die fiets daadwerkelijk heeft weggenomen.
  • Voor feit 11 geldt dat uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het uitluisteren van de geluidsfragmenten niet blijkt wanneer deze gesprekken hebben plaatsgevonden en van wie de stem is die te horen is op de geluidsfragmenten. Dit maakt dat er naast aangifte geen steunbewijs is in het procesdossier.
  • Voor feit 12 geldt dat verdachte geen wetenschap van het terreinverbod heeft gehad. Het terreinverbod is uitgereikt op een adres waarop verdachte ten tijde van de uitreiking niet meer woonachtig was. De handtekening voor ontvangst die te zien is op de aangetekende brief is niet de handtekening van verdachte. Verdachte is een aantal keren op het terrein van het Leger des Heils geweest. Er is toen niet met hem gesproken over een terreinverbod. Verdachte hoort voor het eerst op 27 februari 2020 om 13:15 uur dat hij een terreinverbod heeft. De beelden zijn van voor dat moment, namelijk van 27 februari 2020 om 12:59 uur. Hij was derhalve niet op de hoogte van het terreinverbod.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 [1]
[aangeefster 1]heeft namens Albert Heijn aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 3 juni omstreeks 20.30 uur stond ik bij de kassa’s van de Albert Heijn te Bussum toen ik een meneer zag lopen met een mandje en een volle tas. Een moment later zag ik meneer de winkel uitlopen met die volle plastic tas. Hierna ben ik de camerabeelden terug gaan kijken en heb ik meneer hierop gevolgd vanaf het moment dat hij de winkel in kwam. [2] Ik zag op de camerabeelden dat:
- hij de winkel in kwam met een plastic tas die vrijwel leeg was;
- hij een mandje pakte richting de chocolade liep;
- hij veel bonbons pakte en deze in zijn mandje deed;
- hij meerdere keren met zijn handen diverse chocolade uit het schap pakte;
Ik zag op de camerabeelden dat:
- hij daarna een hele volle tas had en dat hij een leeg mandje had;
- hij regelrecht de winkel uitgelopen is zonder af te rekenen, met vermoedelijk de
producten in zijn plastic tas. [3]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen van het bekijken van de camerabeelden onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De verdachte (gestreepte trui) komt de Albert Heijn binnen. Hij draagt een plastic tas van "Deen" bij zich. Gelet op de vorm van deze plastic tas en de wijze waarop deze beweegt lijkt deze niet of zeer licht gevuld. De verdachte staat voor een schap met chocoladeartikelen. De verdachte neemt drie lichtkleurige dozen uit het schap en legt deze in zijn winkelmandje. [4] De verdachte pakt met een hand een stapel van 4 a 5 artikelen uit het schap en legt deze in zijn winkelmandje. De verdachte herhaalt dit nog een keer. Vervolgens verdwijnt de verdachte uit beeld. Ruim 1 minuut later verschijnt de verdachte weer in beeld. Er zitten geen artikelen meer in zijn winkelmandje. [5] 30 seconden later verlaat de verdachte het winkelgedeelte via de ingang. De verdachte draagt nu de "Deen" plastic tas in zijn rechterhand. De plastic tas lijkt aan de bovenzijde dichtgeknoopt of gedraaid bij de hengsels. De plastic tas lijkt nu gevuld gelet op de bolle vorm van de plastic tas. De verdachte loopt richting de in/uitgang van de winkel met de gevulde "Deen" plastic tas. De plastic tas heeft zichtbaar volume en massa gelet op de wijze waarop de plastic tas beweegt en "swingt". [6]
Verbalisant [verbalisant 2]heeft in een proces-verbaal van herkenning onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De persoon herkende mijn collega [verbalisant 3] en ik direct voor 100% als zijnde [verdachte] . [7] Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herken [verdachte] aan zijn grijze baardje, zijn haardracht, zijn ingevallen gezicht. Maar ook zijn smalle postuur en lichaamshouding dragen bij aan de 100% herkenning. Tevens herken ik hem ook aan zijn "houterige" motoriek. [8]
Bewijsmiddelen feit 2
[benadeelde 2]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 27 mei 2020 omstreeks 18:55 uur plaatste ik mijn zwarte damesfiets, merk Cortina, type U4 Transport, in het fietsenrek voor de Thaise massagesalon aan de [adres] te [woonplaats] . Toen ik omstreeks 19:50 uur terugkwam op de plaats waar ik mijn fiets gestald had, zag ik dat mijn fiets was weggenomen. Ik heb toen aan twee vrouwen die op het balkon zaten van een woning boven de massagesalon, gevraagd of zij iets gezien hadden. Ik hoorde dat [getuige 1] mij vertelde dat zij met haar moeder gezien had dat zij ongeveer tien minuten geleden, vlak voor ik terug kwam op de plaats waar mijn fiets had gestaan, dat een man met halflang muisgrijs haar met slag erin, dun postuur, junktype, met zwarte leren jas en spijkerbroek, op de fiets was aan komen rijden en toen even heeft gestaan bij de kapper en massagesalon aldaar en toen vervolgens mijn fiets had opgetild en deze in zijn hand mee genomen terwijl hij wegfietste op de fiets waar hij mee kwam aanrijden. [9]
Verbalisant [verbalisant 4]heeft in een proces-verbaal van bevindingen van het bekijken van de camerabeelden onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Verdachte komt aan fietsen en fietst naar de plek waar de gestolen fiets was neergezet door de aangever. Verdachte tilt de gestolen fiets op en fietst weg. [10]
Verbalisant [verbalisant 3]heeft in een proces-verbaal van herkenning onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergeven:
De persoon op still 1, de persoon op still 2 én de persoon op still 3 herken ik als [verdachte] . Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. [11] Ik herken de verdachte aan zijn haardracht, de manier van fietsen en hoe verdachte op zijn fiets zit. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij: Zijn haardracht, namelijk iets grijs/ rozig en vlassig. Tevens zijn iets voorovergebogen/ hangende fiets houding. Ook zijn zwarte schoenen met witte zool is waar ik verdachte aan herken. [12]
Bewijsmiddelen feit 3
[benadeelde 3]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Pleegplaats [adres] thv
[woonplaats]
NEDERLAND
Tijdstip achtergelaten 25-05-2020 08:30
Tijdstip geconstateerd 25-05-2020 17:15
Omschrijving voorval Mijn ebike is vandaag gestolen, op de parkeerplaats van het verpleeghuis waar ik werk. Hij stond op slot. [13]
Verbalisant [verbalisant 4]heeft in een proces-verbaal van bevindingen van het bekijken van camerabeelden onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Verdachte komt aan fietsen en fietst naar de plek waar de fiets van aangever staat. Verdachte fiets weg van de plek waar de fiets van de aangever staat. Verdachte fietst terug naar de plek waar de fiets van aangever staat. [14] Verdachte fietst weg terwijl hij een andere fiets onder zijn arm vast heeft. [15]
Verbalisant [verbalisant 2]heeft in een proces-verbaal van herkenning onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De persoon op still 1 herken ik als [verdachte] . Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herken [verdachte] aan zijn grijze baard, zijn haardracht en zijn ingevallen gezicht. Maar ook zijn smalle postuur en lichaamshouding dragen bij aan de 100% [16] herkenning. [verdachte] heeft een warrig kapsel, wat je ook op de beelden ziet. Tevens herken ik [verdachte] aan zijn “houterige” motoriek. [17]
Bewijsmiddelen feit 4
[benadeelde 4]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 23 mei 2020 plaatste ik mijn damesfiets, merk Cortina, kleur zwart, transportfiets, op de openbare weg voor de etalage van de kledingwinkel America Today, aan de Havenstraatzijde tegenover perceel 1. Ik sloot mijn fiets af met het ringslot. Omstreeks 16:30 uur op dezelfde dag kwam ik op de plaats terug waar ik mijn fiets gestald had en zag toen dat mijn fiets weggenomen was. [18]
[getuige 2]is als getuige gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 23 mei 2020 in de middaguren zag ik dat een persoon op een fiets aan kwam rijden bij de winkel America Today. Ik zag dat hij met zijn fiets stopte bij een voor de etalageruit van kledingwinkel America Today gestalde zwarte damesfiets met klein rek aan voorkant. Ik zag dat hij deze fiets in zijn hand oppakte en dat hij met deze fiets dragend aan zijn arm, wegreed op de fiets die hij al bij zich had, richting de Landstraat. Ik heb vervolgens een paar dagen later van de eigenaresse van de weggenomen fiets, een foto toegezonden gekregen waarop dezelfde man te zien is en heb toen aan haar bevestigd dat ik zag op 23 mei 2020 [19]
Verbalisant [verbalisant 2]heeft in een proces-verbaal van herkenning onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De persoon op foto 1 herken ik als [verdachte] . Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herken hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herken [verdachte] aan zijn grijze baardje, zijn haardracht, zijn ingevallen gezicht. Maar ook zijn smalle postuur en lichaamshouding, die bijdragen aan de 100% herkenning. [20]
Bewijsmiddelen feit 5
[benadeelde 5]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 17 mei
(de rechtbank begrijpt 2020)is vanuit een container op ons terrein te Muiden mijn e-bike gestolen. [21] Ik zag op de beelden omstreeks 17.30 dat de man wegfietst met mijn e-bike. Ik kan de persoon omschrijven, als een oudere, niet verzorgde man, grijs haar en hij loopt een beetje mank. Op maandag 18 mei zag mijn vriendin dat de container weer open stond. Vervolgens zijn we camerabeelden beelden gaan terugkijken. We zagen dat om 05.50 uur dat dezelfde man onze boot was opgeklommen en daar 4 minuten had rondgekeken. Direct daarop zagen wij dat hij de schoenen van mijn vriendin in zijn handen had en op een andere zwarte fiets weg fietste. Deze schoenen zijn van het merk Louis Viton, geheel wit. [22] Merk/type: M1-Sporttechnik Spitzing. [23]
Verbalisant [verbalisant 5]heeft in een proces-verbaal van bevindingen van het bekijken van de camerabeelden onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
17:21:24 Verdachte komt met een fiets het terrein oprijden. 17-05-2020 17:21:26 Op dit beeld is goed te zien dat de verdachte op een omafiets rijdt. 17-05-2020 17:25:12 Verdachte fietst richting de uitgang van het terrein op de gestolen elektrische fiets. [24]
Verbalisant [verbalisant 5]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
18-05-2020 05:50:03 Verdachte stapt op de boot. 18-05-2020 05:51:29 Verdachte komt van de boot af te zien is dat hij een paar schoenen in zijn linker hand heeft. [25] 18-05-2020 05:51:32 Verdachte loopt richting fiets. Ook hier is duidelijk te zien dat de verdachte een paar schoenen in zijn linker hand vast heeft. 18-05-2020 05:51:36 Verdachte stapt op zijn fiets, waarna hij richting de uitgang van het terrein fietst. [26]
Verbalisant [verbalisant 6]heeft in een proces-verbaal van herkenning onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De persoon op de foto 1 en still 1 herken ik als [verdachte] . Ik herken hem aan zijn gezicht, zijn ogen en zijn grijze baardje en zijn postuur en leeftijd. Aan zijn lichte schoenen met witte zolen, die hij ook aan had toen ik hem de laatste keer sprak. [27]
Verbalisant [verbalisant 3]heeft in een proces-verbaal van herkenning onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De persoon op still 1 en de persoon op still 2 herken ik als [verdachte] . [28] Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herken de verdachte aan zijn manier van op de fiets zitten, zijn haardracht, zijn baardgroei. Namelijk: grijs/ rozig vlassig haar en zijn gezichtsuitdrukking namelijk zijn mimiek en de stand van zijn ogen en neus. [29]
Bewijsmiddelen feit 6
[benadeelde 6]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 17 mei
(de rechtbank begrijpt 2020)omstreeks 12:00 uur had mijn dochter gezien dat haar fiets werd gestolen. Mijn dochter keek vanuit onze woning, uit het raam en dacht haar fiets te zien weg rijden met een man vanaf de achterzijde, beige jas en grijzig haar en groene boodschappentas. [30]
Verbalisant [verbalisant 7]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Hierover heb ik, verbalisant [verbalisant 7] , telefonisch contact gehad met [A] (
de rechtbank begrijpt: [A] , partner van [benadeelde 5] )en ik hoorde
dat [A] mij het volgende vertelde: 'Bij mij is een e-bike gestolen op zondag 17 mei 2020 omstreeks 17.21 uur, hier heb ik ook aangifte van gedaan onder het registratienummer PL0900-2020152322. Nadat ik erachter kwam dat de e-bike gestolen was heb ik beveiligingsbeelden uitgekeken en zag ik een man de diefstal plegen op de beveiligingsbeelden. Ik heb hier een screenshot
van gemaakt en op Facebook geplaatst met de vraag wie deze man herkent. Op de
screenshot is een man te zien die op een fiets fietst’.
Later werd ik gebeld door [benadeelde 6] . Zij vertelde mij dat de man op de screenshot van het Facebookbericht op de fiets van haar dochter fietst. [31]
Verbalisant [verbalisant 8]heeft in een proces-verbaal herkenning onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De persoon op foto 1 herken ik als [verdachte] . Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herkende de persoon meteen als de mij ambtshalve bekende [verdachte] , geboren op [1971] te [geboorteplaats] . Ik herkende hem aan zijn haardracht, zijn gelaat maar vooral aan de manier waarop hij op de fiets zit. [verdachte] heeft een lang, mager en houterige manier van fietsen en lopen welke ik direct herken. [32]
Bewijsmiddelen feit 7
[benadeelde 7]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Mijn zoon zet zijn fiets altijd in het fietsenrek op het terrein van het café te Laren. Op 15 mei hebben mijn ouders voor het laatst gezien dat de fiets er nog stond. Op 20 mei kreeg ik een berichtje van mijn moeder dat de fiets weg was. Mijn man constateerde dat er op de opgenomen beelden te zien was dat een man het terrein op kwam fietsen. Te zien was dat hij even een rondje reed. Daarna was te zien dat hij het terrein op kwam lopen. Te zien was dat hij uiteindelijk de fiets optilde en ermee wegliep. [33]
Verbalisant [verbalisant 5]heeft in een proces-verbaal van bevindingen van het bekijken van camerabeelden onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
15-05-2020 20:54:07 Verdachte komt met een fiets het terrein oprijden. [34] 15-05-2020 20:54:20 Verdachte verlaat terrein weer. [35] 15-05-2020 20:57:10 Verdachte komt het terrein weer op lopen. Verdachte loopt naar fietsenrek. 15-05-2020 20:57:38 Verdachte tilt de fiets op. 15-05-2020 20:57:42 Verdachte verlaat het terrein met de fiets. [36]
Verbalisant [verbalisant 6]heeft in een proces-verbaal herkenning onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
In Laren is een fiets gestolen waarvan goede beelden zijn.
In de bijlage een filmpje van een voorverkenning, de daadwerkelijke diefstal en een
screenshot van de dader. De persoon op still 2 van het filmpje herken ik als [verdachte] . Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken.
Ik herken hem aan zijn haardracht, kort geknipt iets lag bovenop,
vorm van het gezicht ingevallen, grijs baardje, postuur, lang en slank, ingevallen
ogen. Zijn schoenen, lichte hoge sportschoenen.
Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij:
Baardje, ingevallen ogen, haardracht, vorm gezicht en gezichtsuitdrukking met open
mond.
Bewijsmiddelen feit 8
[benadeelde 1]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik woon in Naarden. Op 8 mei 2020 was ik in mijn overkapping en zag ik mijn zwarte racefiets staan. Op 13 mei 2020 liep ik de overkapping in en zag ik dat mijn fiets er niet meer stond. Ik ben toen direct de opnames van mijn camera gaan bekijken en zag het volgende: Ik zag dat er op 10 mei 2020 een man aankwam fietsen. Ik zag dat hij eerst voorbij de woning uit beeld fietst en niet veel later terug komt en zijn fiets parkeert tegen de lantaarnpaal aan die op het trottoir voor de ingang van mijn voortuin staat. Ik zie dat de man mijn tuin inloopt en direct in de richting van de overkapping loopt. Ik zie dat de man de overkapping in loopt. Dan is hij even uit beeld. Niet veel later zie ik dat de man weer in beeld verschijnt doordat hij de overkapping weer uit komt met mijn fiets. Ik zie dat de man op mijn fiets de tuin uit rijdt. Ik zie dat de man zijn eigen fiets ook mee pakt en weg gaat met beide fietsen.
Verbalisant [verbalisant 7]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Verdachte komt aangefietst en fiets voorbij de woning. Verdachte komt terug en parkeert zijn fiets op het voetpad voor de woning. Verdachte loopt de voortuin in, in de richting van de carport. [37] Verdachte loopt direct naar de carport toe. Verdachte komt met een zwarte mountainbike de carport uit. Verdachte rijdt met beide fietsen weg. [38]
Verbalisant [verbalisant 8]heeft in een proces-verbaal van herkenning onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik herken [verdachte] voor 100% aan zijn gelaat en haardracht maar vooral aan zijn houding en lichaam. Hij heeft een houterige manier van lopen en staan. Ook heeft hij een ingevallen gezicht en grijze haren welke ik herken op de foto. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Zijn lichaam en karakteristieke houding. Ook zijn haardracht en gelaat herkende ik direct. [39]
Bewijsoverweging feiten 1 tot en met 8
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de herkenningen van verdachte door de verbalisanten onbetrouwbaar zijn, nu er telkens sprake is van dezelfde verbalisanten die verdachte herkennen. Niet is uit te sluiten dat deze verbalisanten persoonlijk iets tegen verdachte hebben. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om twijfelen aan de positieve herkenning door de betreffende verbalisanten. Het feit dat verbalisanten en verdachte elkaar in het verleden kennelijk geregeld zijn tegen gekomen, maakt de herkenning niet op voorhand onbetrouwbaar.
Bewijsmiddelen feit 9 [40]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 september 2020;
  • een proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 9] namens Politie Gooi & Vechtstreek d.d. 7 februari 2020.
Bewijsmiddelen feit 10
[aangeefster 2]heeft aangifte gedaan namens [restaurant] . Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
De kok van ons restaurant had op 24 december 2019 [42] het restaurant verlaten. Bij controle van de koelcel bleek dat de aldaar opgeslagen levensmiddelen nog allemaal aanwezig waren. Op 25 december 2019 kwam hij weer in de keuken en na controle van de koelcel, bleken de daarin aanwezige doorzichtige plastic bakken, ongeveer 6 tot 8 bakken met daarin in plastic verpakt en ingevroren vlees en diverse soorten kaas leeg te zijn. [43]
Verbalisant [verbalisant 3]heeft in een proces-verbaal van bevindingen van het bekijken van de camerabeelden:
Ik zie dat verdachte de keuken/koelcelruimte in komt lopen en ik zie dat hij duidelijk opzoek is. De verdachte kijkt eerst links in een hoek en loopt vervolgens rechts in de hoek een witte deur binnen. Ik zie dat de verdachte rechtsachter de deur, de ruimte uitgelopen komt. De verdachte is goed en volledig in zijn gezicht te zien. Hier is tevens te zien dat verdachte niets in zijn handen of elders iets met zich draagt. Ik zie dat de verdachte rechtsonder uit beeld verdwijnt. [44] Verdachte komt links uit de deur gelopen met een zwarte krat in zijn beide handen. Ik zie dat de zwarte krat gevuld is met goederen. Ik zie dat de verdachte met deze krat rechts onder uit het beeld verdwijnt. Ik zie dat de verdachte rechtsonder in het scherm verschijnt en vervolgens linksonder in het scherm achter de deur verdwijnt. Ik zie dat de verdachte niets in zijn handen heeft. [45] Ik zie dat de verdachte rechtsonder in beeld verschijnt en direct linksonder achter de deur verdwijnt. Ik zie hem vervolgens enkele seconden later met een zwarte krat in zijn beide handen in het beeld verschijnen. Ik zie dat deze krat gevuld is met goederen. Ik zie vervolgens dat de verdachte rechtsonder uit beeld verdwijnt. Ik zie dat de verdachte vervolgens weer enkele seconden later in beeld verschijnt zonder dat hij iets in zijn handen heeft. Ik zie dat de verdachte wederom linksonder achter de deur verdwijnt. [46]
Verbalisant [verbalisant 2]heeft in een proces-verbaal van herkenning onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
De persoon herken ik voor de volle 100% aan zijn postuur en manier van lopen. Op still 3 herken ik als [verdachte] . Ik herken hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. [47] Ik herken de persoon aan zijn gezicht, postuur en manier van lopen. Aangezien ik de persoon al vele jaren ken, zag ik meteen dat het ging om de
verdachte. De manier van lopen herken ik voor de volle 100% aan het lopen van de verdachte. [48]
Bewijsmiddelen feit 11 [49]
[aangeefster 3]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Vanaf juni 2018 is de stalking en de bedreigingen van [verdachte] begonnen. [verdachte] heeft voicemail berichten achter gelaten en [aangeefster 3] heeft gesprekken via de callrecorder app opgenomen. Hij dreigt in de SMS om onze zoon mee te nemen. [verdachte] dreigt ook met een Kalasjnikov. [50]
Verbalisant [verbalisant 10]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Fragment AUD-20181007-WAO000
Dit betreft een telefonisch gesprek van 12 seconden, tussen aangeefster [aangeefster 3] en [verdachte] .
- [verdachte] : "Ik kom in deze dagen mijn kind ophalen met een kogelvrij vest en een kanker Kalasjnikov".
Fragment AUD-20181218-WAOOOO [51] Dit betreft een telefonisch gesprek van 16 seconden, tussen aangeefster [aangeefster 3] en [verdachte] .
- [verdachte] : " [B] is weg en lukt het niet zo, dal ik je bij deze vertellen, ja, kom ik hem met een Kalasjnikov ophalen bij je. [52]
Bewijsoverweging feit 11
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de gesprekken in scene zijn gezet. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de inhoud van de gesprekken, waarvan in de bewijsmiddelen maar een heel klein deel is weergegeven, het niet anders kan zijn dan dat dit gesprekken zijn geweest tussen verdachte een aangeefster. Uit de uitgeschreven gesprekken blijkt dat er sprake is van een patroon van voortdurend bellen waarbij verdachte zich scheldend en bedreigend uit. Hierbij gaat het voornamelijk over de zoon van verdachte en aangeefster en de wens van verdachte om zijn zoon te mogen zien. Dat de gesprekken in scene zouden zijn gezet is, met name gelet op de hoeveelheid gesprekken, en de inhoud daarvan, niet aannemelijk geworden.
Bewijsmiddelen feit 12
[aangeefster 4]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft van mij een aangetekend terrein verbod ontvangen voor de locatie [adres]
te [woonplaats] , ingegaan op 16 september 2018. [verdachte] heeft dit terrein
verbod aangetekend ontvangen op woensdag 26 september 2018. Op woensdag 27 februari 2019 stond [verdachte] bij ons in het hoofdgebouw aan de receptie en heeft contact gehad met de receptioniste. [53]
Verbalisant [verbalisant 11]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op de camerabeelden zag ik dat een manspersoon op 27 februari 2019 het terrein van OC Trompendaal af kwam lopen zich omdraaide en weer terug het terrein op liep. Ik herkende de persoon voor de volle 100% als [verdachte] , geboren [1971] . Ik herken [verdachte] vanuit de politiesystemen, de interne briefings en staande houdingen. Ik herken [verdachte] aan zijn gelaat en uiterlijke kenmerken. [54]
Bewijsoverweging feit 12
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen wetenschap had van het terreinverbod omdat hij niet meer woonachtig was op het adres waarop het verbod is uitgereikt. Uit de aangifte blijkt dat verdachte het terreinverbod per aangetekende brief uitgereikt heeft gekregen op 16 september 2018 op het adres waar verdachte destijds stond ingeschreven. De rechtbank is van oordeel dat indien verdachte op dat moment feitelijk niet meer woonachtig was op dat adres het op de weg van verdachte had gelegen om ervoor te zorgen dat de post die op dat adres wordt bezorgd hem daadwerkelijk bereikt. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 3 juni 2020 te Bussum, gemeente Gooise Meren chocolade(repen), die toebehoorde aan Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
op 27 mei 2020 te Naarden, gemeente Gooise Meren een fiets (merk: Cortina U4 Transporter, kleur: zwart), die toebehoorde aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3
op 25 mei 2020 te Bussum, gemeente Gooise Meren elektrische fiets (merk: Dutch ID cit, kleur: zwart), die toebehoorde aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4op 23 mei 2020 te Bussum, gemeente Gooise Meren een fiets (merk: Cortina Transporter, kleur: zwart), die toebehoorde aan [benadeelde 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 5
op 17 mei 2020 te Muiden, gemeente Gooise Meren een elektrische fiets (merk: M1 Sporttechnik, model: Spitzing Plus) en schoenen (merk: Louis Vuitton, kleur: wit), die toebehoorden aan [benadeelde 5] en aan een ander, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 6op of omstreeks 17 mei 2020 te Muiden, gemeente Gooise Meren een fiets (merk: Bremerton, kleur: wit), die toebehoorde aan [benadeelde 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 7
op 15 mei 2020 te Laren een fiets (merk: Cortina U4, kleur: zwart), die toebehoorde aan [benadeelde 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 8op 10 mei 2020 te Naarden, gemeente Gooise Meren een fiets (merk: Rexton, kleur zwart), die toebehoorde aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 9
op 7 februari 2020 te Naarden, gemeente Gooise Meren opzettelijk en wederrechtelijk een cel, die aan Politie Gooi & Vechtstreek toebehoorde, heeft beschadigd en onbruikbaar gemaakt;
feit 10
op 25 december 2019 te Naarden, gemeente Gooise Meren stukken vlees en kaas, die toebehoorden aan [restaurant] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 11op tijdstippen in de periode van 17 september 2018 tot en met 7 oktober 2018 te Hilversum [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [aangeefster 3] dreigend de woorden toe te voegen
- 'ik kom deze dagen mijn kind ophalen met een kogelvrij vest en een Kalasjnikov’, en
- ' [B] is weg en lukt het niet zo, dan zal ik je bij deze vertellen, ja, kom ik hem met een Kalasjnikov ophalen bij je’;
feit 12op tijdstippen in de periode van 26 februari 2019 tot en met 27 februari 2019 te [woonplaats] ,het besloten lokaal, een lokaal gelegen aan de [adres] , bij een ander, het Leger des Heils, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 tot en met 8 en feit 10
telkens: diefstal;
feit 9
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen en onbruikbaar maken;
feit 11bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 12in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) op te leggen voor de duur van twee jaren. Volgens de officier van justitie is aan alle vereisten voor het opleggen van die maatregel voldaan en is de maatregel passend, omdat zo gewerkt kan worden aan de verslavingsproblematiek van verdachte en aan zijn terugkeer in de maatschappij. De maatregel is voornamelijk in het belang van de maatschappij.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de ISD-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte bereid is mee te werken aan de ISD-maatregel. De raadsvrouw heeft verzocht de ISD-maatregel voor de duur van één jaar op te leggen en daarbij te bepalen dat er na zes maanden een tussentijdse toetsing plaatsvindt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan negen diefstallen, lokaalvredebreuk en het beschadigen en het onbruikbaar maken van een politiecel. Dit zijn vervelende feiten die niet alleen de betreffende slachtoffers, maar ook de maatschappij schade en overlast opleveren.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-vriendin. De rechtbank vindt dit een ernstig feit. Verdachte heeft door zijn handelen ervoor gezorgd dat zijn ex-vriendin in spanning leeft. Het is voorstelbaar dat dergelijk handelen beangstigend is. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Het is bovendien niet de eerste keer dat verdachte strafbare feiten begaat. Verdachte is blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 19 augustus 2020 (hierna: het uittreksel) veelvuldig onherroepelijk veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Advies reclassering
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van een reclasseringsrapport van 9 september 2020, opgemaakt door E.M. Maurits, reclasseringswerker. Daaruit volgt dat verdachte sinds 1987 veelvuldig met justitie in aanraking komt. Afgaande op het uittreksel kan gesproken worden van een delictpatroon van vermogensdelicten. De bewezenverklaarde feiten passen binnen dit patroon. Verdachte heeft eerder aangegeven diefstallen te plegen om in zijn drugsgebruik te kunnen voorzien. De reclassering ziet dan ook een directe samenhang gezien tussen de verslavingsproblematiek en het delictgedrag van verdachte. Verdachte voldoet volgens de reclassering aan zowel de zachte- als de harde criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel.
De reclassering signaleert op vrijwel alle leefgebieden problemen. Het ontbreekt verdachte aan stabiele huisvesting, aan (zinvolle) dagbesteding en aan een stabiel inkomen. Daarnaast
is verdachte bekend met langdurige verslavingsproblematiek. Ook is er onvoldoende zicht op het psychosociaal functioneren van verdachte, hetgeen nader diagnostisch onderzoek wenselijk maakt.
Gelet op het voorgaande en het ontbreken van enige vorm van stabiliteit en zekerheid na detentie, is naar inzicht van de reclassering een strak kader geïndiceerd. Aangezien verdachte een uitgebreide geschiedenis kent van het niet nakomen van afspraken en voorwaarden, lijkt een ambulant behandeltraject binnen een voorwaardelijk kader een gepasseerd station en onvoldoende toereikend om verdachte voldoende handvatten te bieden om te stabiliseren en zijn leven adequaat vorm te geven. Volgens de reclassering kan binnen een onvoorwaardelijke ISD-maatregel een passende vorm worden gegeven aan het behandelen van de verslavingsproblematiek met zicht op gedragsverandering en stabiliteit op de verschillende leefgebieden op de langere termijn.
Het geschatte hoge recidiverisico, de maatschappelijke overlast die verdachte met zijn gedrag teweeg brengt en de instabiele dynamische criminogene factoren, wijzen op de noodzakelijkheid en wenselijkheid van een ISD-traject. Een ambulante behandeling of een klinische behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf of maatregel worden, met oog op de omvangrijke problematiek, onvoldoende stringent geacht. Er is volgens reclassering geen andere optie dan het opleggen van de ISD-maatregel om (te pogen) gedragsverandering te bewerkstelligen en de overlast die verdachte veroorzaakt terug te dringen. Indien verdachte geen ISD-maatregel opgelegd krijgt, zal waarschijnlijk niet of onvoldoende gewerkt worden aan gedragsverandering en zal de overlast onverminderd voortduren.
Oplegging ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte een stelselmatige dader is in de zin van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en ook overigens voldoet aan de in dat artikel genoemde criteria voor oplegging van de ISD-maatregel. Bewezen is verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit voornoemd uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan deze feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Dit betreft:
- een onherroepelijke veroordeling door het gerechtshof Arnhem-Leeuwaren op 1 augustus 2018 tot een gevangenisstraf van 2 weken (parketnummer: 21-005344-15). Deze straf is ten uitvoer gelegd;
- een onherroepelijke veroordeling door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Midden-Nederland op 21 juni 2019 tot een gevangenisstraf van 6 maanden waarvan 2 voorwaardelijk (parketnummer 16-028653-19);
(deze staat als niet geëxecuteerd geregistreerd, maar de tul van de voorwaardelijke straf is al toegewezen en dat maakt dat de executie nog niet geëindigd zou zijn. )
- een onherroepelijke veroordeling door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 april 2019 tot een gevangenisstraf van 9 weken (parketnummer 21-005643-18). Deze straf is ten uitvoer gelegd;
De in dit vonnis bewezenverklaarde feiten, met uitzondering van feit 11, zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Zoals blijkt uit het hiervoor genoemde reclasseringsrapport moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane feiten.
Ook is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders) van het Openbare Ministerie. Verdachte valt namelijk onder de definitie van stelselmatige dader. Hij is immers een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden,
terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De vele tot nu toe aan verdachte opgelegde straffen en ook enkele behandeltrajecten hebben er niet toe geleid dat hij zijn gedrag heeft veranderd. De rechtbank acht de oplegging van de ISD-maatregel onontkoombaar en zal daarom daartoe overgaan.
Verdachte heeft aangegeven bereid te zijn mee te werken met een ISD-maatregel voor de duur van 1 jaar, met tussentijdse toetsing na 6 maanden. De rechtbank acht het echter van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen, om zo recidive van verdachte in de toekomst te voorkomen, de maatschappij optimaal te beschermen en de behandeling van zijn problematiek alle kansen te geven. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van 2 jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van die maatregel. De rechtbank zal evenmin op voorhand bepalen dat er na 6 maanden een tussentijdse toets dient plaats te vinden. Indien de verdachte dat wenst, kan hij te zijner tijd het verzoek doen een tussentijdse toets te laten plaatsvinden.

9.BENADEELDE PARTIJ

Vivium Zorggroep
[C] heeft zich namens Vivium Zorggroep als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.167,--. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 10 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 6]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 104,--. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 6 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 435,--. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.265,38. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 8 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 350,--. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 7]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 770,15. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 7 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Vivium Zorggroep
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over de vordering van Vivium Zorggroep.
[benadeelde 6]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheidverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 6] in de vordering, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
[benadeelde 4]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van [benadeelde 4] , te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 1]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van [benadeelde 1] , te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 2]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van [benadeelde 2] , te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 7]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van [benadeelde 7] tot een bedrag van € 738,95. De schadeposten ‘Cortina U4 fiets zwart 3 versn. + handrem transportfiets’ ter hoogte van € 699,-- en ‘mand voorop Riet/deksel’ ter hoogte van € 39,95 kunnen worden toegewezen. De vordering is voor het overige niet onderbouwd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Vivium Zorggroep
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[benadeelde 6]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat [benadeelde 6] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
[benadeelde 4]
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[benadeelde 1]
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[benadeelde 2]
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[benadeelde 7]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat [benadeelde 7] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vivium Zorggroep
De rechtbank stelt vast dat de vordering van Vivium Zorggroep niet is onderbouwd. Het alsnog aan het procesdossier laten toevoegen van een onderbouwing van de vordering vormt in dit stadium van de procedure een onevenredige belasting van het strafgeding vanwege de daarmee gemoeide vertraging van de afdoening van het strafproces. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit laat onverlet de mogelijkheid van Vivium Zorggroep om de vordering bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zullen de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte worden gecompenseerd in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
[benadeelde 6]
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 6 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De schade komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 mei 2020 tot aan de dag van volledige betaling. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 6] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 104,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 mei 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 2 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 4]
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De verdediging heeft de schade niet betwist. De schade komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 mei 2020 tot aan de dag van volledige betaling. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 435,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 mei 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 1]
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 8 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De verdediging heeft de schade niet betwist. De schade komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 mei 2020 tot aan de dag van volledige betaling. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.265,38, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 mei 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 24 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 2]
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De verdediging heeft de schade niet betwist. De schade komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 mei 2020 tot aan de dag van volledige betaling. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 350,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 mei 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 7 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 7]
De rechtbank stelt vast dat de vordering van [benadeelde 7] niet is onderbouwd. Het alsnog aan het procesdossier laten toevoegen van een onderbouwing van de vordering vormt in dit stadium van de procedure een onevenredige belasting van het strafgeding vanwege de daarmee gemoeide vertraging van de afdoening van het strafproces. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit laat onverlet de mogelijkheid van [benadeelde 7] om de vordering bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zullen de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte worden gecompenseerd in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57, 63, 138, 285, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1 tot en met 12 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het onder 1 tot en met 12 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het onder 1 tot en met 12 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging ISD-maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 jaren;
Benadeelde partij Vivium Zorggroep
  • verklaart Vivium Zorggroep niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [benadeelde 6]
  • wijst de vordering van [benadeelde 6] toe tot een bedrag van € 104,--, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 6] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 6] aan de Staat € 104,-- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 2 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
  • wijst de vordering van [benadeelde 4] toe tot een bedrag van € 435,--, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 4] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 435,-- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 1.265,38, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 1.265,38 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 24 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 350,--, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 350,-- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 7 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 7]
  • verklaart [benadeelde 7] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 september 2020.
Mr. Beljaars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/161103-20
1
hij op of omstreeks 3 juni 2020 te Bussum, gemeente Gooise Meren chocolade(repen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 27 mei 2020 te Naarden, gemeente Gooise Meren een fiets (merk: Cortina U4 Transporter, kleur: zwart), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 25 mei 2020 te Bussum, gemeente Gooise Meren elektrische fiets (merk: Dutch ID cit, kleur: zwart), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 23 mei 2020 te Bussum, gemeente Gooise Meren een fiets (merk: Cortina Transporter, kleur: zwart), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij op of omstreeks 17 mei 2020 te Muiden, gemeente Gooise Meren een elektrische fiets (merk: M1 Sporttechnik, model: Spitzing Plus) en/of schoenen (merk: Louis Vuitton, kleur: wit), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 5] , en/of aan een ander, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
hij op of omstreeks 17 mei 2020 te Muiden, gemeente Gooise Meren een fiets (merk: Bremerton, kleur: wit), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7
hij op of omstreeks 15 mei 2020 te Laren een fiets (merk: Cortina U4, kleur: zwart), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
8
hij op of omstreeks 10 mei 2020 te Naarden, gemeente Gooise Meren een fiets (merk: Rexton, kleur zwart), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16/034007-20
1
hij op of omstreeks 7 februari 2020 te Naarden, gemeente Gooise Meren opzettelijk en wederrechtelijk cel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Politie Gooi & Vechtstreek toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 25 december 2019 te Naarden, gemeente Gooise Meren een of meer stukken vlees en/of kaas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [restaurant] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16/097521-20
1
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 september 2018 tot en met 7 oktober 2018 te Hilversum [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster 3] dreigend de woorden toe te voegen
- ' ik kom deze dagen mijn kind ophalen met een kogelvrij vest en een Kalasjnikov’,
en/of
- ' [B] is weg en lukt het niet zo, dan zal ik je bij deze vertellen, ja, kom ik hem met een Kalasjnikov ophalen bij je’
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 februari 2019 tot en met 27 februari 2019 te [woonplaats] , in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, een lokaal gelegen aan de [adres] , bij een ander, te weten bij het Leger des Heils, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 juni 2020, genummerd PL0900-2020161200, opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Gooi en Vechtstreek, doorgenummerd pagina 1 tot en met 299. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 279.
3.Pagina 280.
4.Pagina 287.
5.Pagina 288.
6.Pagina 289.
7.Pagina 290.
8.Pagina 291.
9.Pagina 247.
10.Pagina 270.
11.Pagina 271.
12.Pagina 272.
13.Pagina 230.
14.Pagina 234.
15.Pagina 235.
16.Pagina 239.
17.Pagina 240.
18.Pagina 201
19.Pagina 220.
20.Pagina 222.
21.Pagina 130.
22.Pagina 131.
23.Pagina 133.
24.Pagina 144.
25.Pagina 147.
26.Pagina 148.
27.Pagina 149.
28.Pagina 162.
29.Pagina 163.
30.Pagina 117.
31.Pagina 124.
32.Pagina 126.
33.Pagina 90.
34.Pagina 99.
35.Pagina 100.
36.Pagina 101.
37.Pagina 71.
38.Pagina 72.
39.Pagina 74.
40.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 maart 2020, genummerd PL0900-2020039722, opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Gooi en Vechtstreek, doorgenummerd pagina 1 tot en met 46. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
41.Pagina 3 e.v.
42.Pagina 26.
43.Pagina 27.
44.Pagina 33.
45.Pagina 34.
46.Pagina 35.
47.Pagina 36.
48.Pagina 37.
49.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 december 2020, genummerd PL0900-2019276037, opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Gooi en Vechtstreek, doorgenummerd pagina 1 tot en met 129. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
50.Pagina 2.
51.Pagina 63.
52.Pagina 64.
53.Pagina 66.
54.Pagina 78.