8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn bejaarde vader. Nadat verdachte een aanzienlijke hoeveelheid alcohol had genuttigd heeft hij meermalen met zijn vuisten op het slachtoffer ingeslagen, waarbij het geweld enkel is gestopt doordat het slachtoffer kans zag de woning te ontvluchten. Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vader en bij hem pijn en letsel veroorzaakt. Daarbij mag zijn vader van geluk spreken dat hij niet ernstiger gewond is geraakt door toedoen van verdachte. Voor de vader van verdachte moet het bovendien vreselijk zijn geweest om in zijn eigen woning, waarbinnen hij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen, op gewelddadige wijze te worden aangevallen door zijn eigen zoon. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Uit het strafblad van verdachte van 22 juni 2020 blijkt dat hij reeds meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor huiselijk geweld tegen zijn ouders. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de Pro Justitia-rapportage van 17 augustus 2020, opgemaakt door psychologen B. Koudstaal en L. de Geus. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van ernstige ADHD (gecombineerd beeld), een persoonlijkheidsstoornis met borderlinetrekken, een ernstige stoornis in alcoholgebruik en een ernstige stoornis in cocaïnegebruik (in langdurige remissie). Het risico op herhaling wordt door de psychologen als matig tot hoog ingeschat. De bij verdachte bestaande pathologie werkt door in de gedragskeuzes die hij maakt. Hij wordt hier echter niet geheel door bepaald. Verdachte weet immers dat hij onder invloed van alcohol gewelddadig kan reageren en kiest desondanks heimelijk voor de aanschaf en consumptie van een fles sterke drank. Dat hij hiertoe overgaat kan toegeschreven worden aan zijn uit de ADHD voortvloeiende impulsiviteit, maar ook aan de ernstige verslavingsdynamiek waar hij al jaren mee bekend is. Verdachte heeft onvoldoende copingvaardigheden, zelfcontrole en overzicht om zijn problemen actief op te lossen. De psychologen adviseren daarom het strafbare feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De problematiek van verdachte is blijkens het rapport complex en bestaat langdurig. Verandering is alleen mogelijk met behulp van een intensieve behandeling, in eerste instantie in een klinische context. Eerdere klinische opnames waren vooral gericht op zijn verslavingsproblematiek. Behandeling dient gericht te zijn op het geheel van zijn problematiek, aangezien juist de combinatie een hoog recidiverisico veroorzaakt. Verdachte is intrinsiek gemotiveerd voor behandeling. Desondanks is behandeling in een verplicht kader wenselijk, omdat de verwachting is dat verdachte zich op de middellange termijn niet aan behandelafspraken zal houden. Hij heeft meerdere keren onder toezicht gestaan en afspraken met de reclassering geschonden. De reclassering heeft hem eerder ambulante behandeling opgelegd die hij uiteindelijk vroegtijdig beëindigde nadat hij vond dat het weer beter ging. Klinische behandeling heeft hij vrijwillig gevolgd, maar tevens meermalen voortijdig beëindigd en/of afspraken geschonden. De psychologen adviseren daarom een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden een klinische behandeling gevolgd door opname in een beschermde woonvorm.
De rechtbank heeft verder gelet op het reclasseringsrapport van Inforsa van 2 september 2020, waaruit blijkt dat de reclassering zich aansluit bij de adviezen van de psychologen. Het risico op herhaling wordt als hoog ingeschat. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole. Daarbij adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wil meewerken aan de geadviseerde voorwaarden, met uitzondering van de opname in een zorginstelling voor klinische behandeling. Verdachte stelt dat hij al vaker klinisch is opgenomen, waarbij hij veel verschillende medicijnen heeft geprobeerd voor zijn ADHD. Hij kan zich haast niet voorstellen dat er een medicijn is dat wel werkt. Bovendien is verdachte bang om zijn werk weer kwijt te raken als hij klinisch wordt opgenomen.
Gelet op de rapportages van de deskundigen is de rechtbank – anders dan verdachte – van oordeel dat klinische opname noodzakelijk is om de kans op herhaling te verlagen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte in het verleden een aantal keer vrijwillig klinisch is behandeld, maar deze behandelingen meermalen door hem voortijdig zijn beëindigd. Ook de ambulante behandeling die verdachte in het kader van een eerder reclasseringstoezicht heeft opgelegd gekregen, heeft verdachte voortijdig beëindigd. Anders dan verdachte stelt, zal de geadviseerde klinische behandeling bovendien niet alleen gericht zijn op medicatie voor zijn ADHD, maar op het geheel van zijn problematiek, aangezien juist de combinatie voor een hoog recidiverisico zorgt.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De rechtbank houdt er in strafverminderende zin rekening mee dat het in dit geval een poging betreft en dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar wordt beschouwd. In strafverzwarende zin wordt meegewogen dat het hier gaat om huiselijk geweld tegen een 76-jarige vader waarbij verdachte, blijkens zijn strafblad, vaker geweld tegen zijn ouders heeft gebruikt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform voorarrest (de rechtbank telt 62 dagen voorarrest) en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden is. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zullen de (bijzondere) voorwaarden worden gekoppeld die door de reclassering zijn geadviseerd, waaronder de klinische behandeling. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient er mede toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op de problematiek van verdachte en het risico op herhaling, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal zij de bijzondere voorwaarden die aan verdachte worden opgelegd en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 118 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk deel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld die zijn geadviseerd door de reclassering. Zoals hiervoor overwogen, zal de rechtbank bevelen dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.