ECLI:NL:RBMNE:2020:4111

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
770861 UC EXPL 19-5222
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming in nakoming koopovereenkomst en aansprakelijkheid bouwkundige inspectie

In deze zaak vorderden [eiser sub 1] c.s. een verklaring voor recht dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst, alsook dat [gedaagde sub 2] tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht. De zaak betreft een geschil over de conformiteit van een woning die door [eiser sub 1] c.s. is gekocht van [gedaagde sub 1]. Na de koop viel het verlaagde plafond in de woonkamer naar beneden, wat leidde tot schade aan de woning en inboedel van [eiser sub 1] c.s. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst, omdat de woning niet voldeed aan de verwachtingen van [eiser sub 1] c.s. inzake normaal gebruik. De kantonrechter wees de vordering tot schadevergoeding van € 5.257,25 toe, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen tegen [gedaagde sub 2] werden afgewezen, omdat deze niet aansprakelijk was voor de gebreken die niet zichtbaar waren tijdens de visuele inspectie. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7770861 UC EXPL 19-5222 CdJ/43959
Vonnis van 22 april 2020
inzake

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1]
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen: [eiser sub 1] c.s.,
eisende partijen,
gemachtigde: mr. J.C. Daniëls,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 1] ,
gedaagde partij
gemachtigde: mr. W. Vahl,
2. de besloten vennootschap
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: dhr. [.] G.T. Poolman .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1] ;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] ;
- het tussenvonnis van 27 november 2019 waarbij een comparitie van partijen werd gelast;
- de akte houdende wijziging van eis en overlegging producties van [eiser sub 1] c.s. van 11 februari 2020;
- de akte houdende bezwaar tegen de wijziging van eis van [gedaagde sub 2] van 25 februari 2020;
- de akte overlegging producties van [eiser sub 1] c.s. van 28 februari 2020;
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie d.d. 5 maart 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] c.s. hebben op 14 april 2017 de woning aan de [adres] te [woonplaats 1] van [gedaagde sub 1] gekocht. [eiser sub 1] c.s. werden niet bijgestaan door een makelaar.
2.2.
Voorafgaand aan de koop, op 7 april 2017, hadden [eiser sub 1] c.s. een bouwtechnische keuring van de woning laten verrichten door [gedaagde sub 2] . Het van deze inspectie opgemaakte rapport van 11 april 2017 vermeldt, voor zover thans van belang, het volgende:
“Deze bouwkundige opname is een visuele inspectie en een momentopname. De non-destructieve wijze van deze opname heeft zijn beperkingen. Voor gebreken die niet waarneembaar waren op het moment van het onderzoek is [gedaagde sub 2] B.V. niet aansprakelijk (…)
Niet zichtbare en/of door de eigenaar/verkoper niet benoemde onderdelen en risicofactoren vallen buiten de verantwoordelijkheid van [gedaagde sub 2] B.V. (…)
Er zijn m.b.t. de plafonds geen ontbrekende onderdelen of gebreken aan de bevestiging of aan de montage.
Plafond: afwijking door calamiteit
Aan de plafonds en de afwerklaag c.q. de afwerking zijn geen gebreken waarneembaar.
Bij dergelijke plafonds is altijd een risico aanwezig op optredende scheurvorming,
met name in de hoeken bij de overgang naar de wanden of de naden in de plafonds. Vaak heeft dit te maken met de thermische werking van de materialen. Met name in droge en natte, koude en warme periodes zou dit kunnen optreden.”
2.3.
Artikel 3.1 van de algemene voorwaarden van [gedaagde sub 2] bepaalt:
“De bouwtechnische keuring bestaat uit een globale, non-destructieve, visuele inspectie, gerelateerd aan het bouwjaar van het Object en is een momentopname, waarbij uitsluitend gesignaleerde zichtbare gebreken of tekortkomingen worden gerapporteerd. De aard van het onderzoek brengt met zich mee dat er gebruik zal worden gemaakt van steekproeven, zodat niet kan worden gegarandeerd dat alle visueel waarneembare gebreken of tekortkomingen worden geconstateerd en in het rapport worden vermeld.”
2.4.
Het tweede lid van dat artikel bepaalt vervolgens:
“Onder de bouwtechnische keuring valt in ieder geval niet (een):
(…)
verwijderen, verschuiven of anderszins wegnemen van afwerkingen, waaronder vloerbedekking, of onderdelen, teneinde achterliggende installaties en/of constructies te beoordelen.”
2.5.
Partijen hebben op 14 april 2017 de koopakte met betrekking tot de woning getekend. Deze koopakte bepaalt in artikel 6 (“Staat van de onroerende zaak. Gebruik”) onder meer het navolgende:
“6.1. De onroerende zaak zal aan de koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze koopovereenkomst bevindt met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, zichtbare en onzichtbare gebreken, heersende erfdienstbaarheden en kwalitatieve rechten, en vrij van hypotheken, beslagen en inschrijvingen daarvan (…)
6.3.
De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als:woonhuis(…) Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn. Verkoper staat ook niet in voor de afwezigheid van gebreken die dat normale gebruik belemmeren en die aan koper bekend zijn of kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst.”
2.6.
De woning is op 10 juli 2017 aan [eiser sub 1] c.s. geleverd.
2.7.
In de nacht van 8 op 9 mei 2018 is het, door [gedaagde sub 1] zelf aangebrachte, verlaagde plafond in de woonkamer van [eiser sub 1] c.s naar beneden gestort waarbij schade is ontstaan aan de woning en inboedel van [eiser sub 1] c.s.
2.8.
In mei 2018 heeft de deskundige van de schadeverzekeraar van [eiser sub 1] c.s. de schade opgenomen. Bij e-mail van 25 mei 2018 heeft deze aan [eiser sub 1] c.s. bericht:
“Na aanleiding van uw verzoek wat we hebben geconstateerd met de opname het volgende:
Uw verzekeraar geeft geen dekking aangezien de achter constructie welke gemonteerd zit tegen het beton plafond is gemaakt van spaanplaat klosjes. Deze klossen zijn onderling gemonteerd middels nagels of nieten. Dit is ook nog eens gedaan in de kopzijden van deze klossen. Dit spaanplaat en het gebruik van de nieten voldoet technisch niet voor dit constructieve werk. De nieten bieden geen houvast in het spaanplaat waardoor het eigen gewicht van de gipsplaten ea losgetrokken is.
Daarbij zijn de achter constructie punten ook te weinig vandaar dat het plafond begon te “golven” (…)”
2.9.
De gemachtigde van [eiser sub 1] c.s. heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bij brieven van 15 juni 2018 aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het neerkomen van het plafond. Tevens is [gedaagde sub 1] bij deze brief uitgenodigd voor de inspectie door een door [eiser sub 1] c.s. benaderde deskundige op een nader te bepalen tijdstip.
2.10.
Op 14 augustus 2018 heeft een deskundige, verbonden aan het [bedrijfsnaam] , een onderzoek verricht naar het verlaagde plafond. Het daarvan opgemaakte “briefrapport” van 3 oktober 2018 vermeldt onder het kopje “Waarnemingen” onder meer:
“2. De bevestiging van het verlaagde plafond heeft bestaan uit klosjes van mdf/spaanplaat, welke tegen het oorspronkelijke betonnen plafond zijn bevestigd middels schroeven (…) Tegen de klosjes zijn verticaal geplaatste mdf-klossen/delen geplaatst. Tegen deze klossen waren de regels aangebracht, waartegen de plafondplaten waren bevestigd.
3. De verbinding tussen de verticaal geplaatste klos en de klos tegen het oorspronkelijke plafond is voorzien van nieten (…)
7. Ook de entreehal, aansluitend op de woonkamer is voorzien van een verlaagd plafond, welke laatste nog aanwezig is (…)
9. Zichtbaar is dat de bevestiging van de plafonddelen overeenkomt met hetgeen in de woonkamer en keuken waar te nemen is. Dit betekent dus ook hier klossen, welke onderling met nieten zijn bevestigd.
2.11.
Onder het kopje “Vraagbeantwoording” vermeldt het rapport:
“Indien sprake is van het herstellen van het verlaagde plafond in alle ruimten dan dient na het verwijderen van het huidige verlaagde plafond en hierbij aanwezige bevestigingen, het plafond te worden voorzien van nieuwe bevestigingsmiddelen om hiermee het nieuwe verlaagde plafond aan te brengen. Hierbij wordt uitgegaan van een systeem van metalen profielen die worden afgehangen aan het bovenliggende bouwkundige plafond. Tegen het oorspronkelijke plafond (…) een hoofddrager aanbrengen, welke conform de voorschriften van de leverancier in afdoende mate tegen de onderconstructie wordt bevestigd.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser sub 1] c.s. vorderen – na wijziging van eis – dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. voor recht wordt verklaard dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar te kort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst tussen hem en eisers, althans dat [gedaagde sub 1] jegens eisers onrechtmatig heeft gehandeld, in verband met de geconstateerde gebreken en de in de dagvaarding omschreven schadeposten;
II. voor recht wordt verklaard dat [gedaagde sub 2] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van opdracht tussen haar en eisers, althans dat [gedaagde sub 2] jegens eisers onrechtmatig heeft gehandeld, in verband met de geconstateerde gebreken en de in de dagvaarding omschreven schadeposten;
III. gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld om aan eisers te voldoen binnen vijf dagen na het te wijzen vonnis het bedrag van € 10.291,00, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 7 januari 2019, althans vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, althans een door de kantonrechter in redelijkheid te bepalen datum tot aan de dag der voldoening;
IV. gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van het geding.
3.2.
[eiser sub 1] c.s. had in zijn akte van 5 maart 2020 ook nog een bedrag van € 1.406,00 gevorderd van [gedaagde sub 1] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser sub 1] c.s. die vorderingen weer ingetrokken, zodat de kantonrechter daar verder niet op in zal gaan.
3.3.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser sub 1] c.s. in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ten aanzien van de vordering op [gedaagde sub 1]

4.1.
[eiser sub 1] c.s. stellen ter onderbouwing van hun vorderingen op [gedaagde sub 1] dat [gedaagde sub 1] jegens hen toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst. De gekochte woning beantwoordt volgens [eiser sub 1] c.s. niet aan de overeenkomst omdat er sprake is van een ernstig gebrek aan het verlaagde plafond dat naar beneden is gevallen. De woning is niet voor normaal gebruik geschikt, aldus [eiser sub 1] c.s. [gedaagde sub 1] heeft volgens [eiser sub 1] c.s. nagelaten hen te informeren, laat staan te waarschuwen dat het plafond gebrekkig was. [eiser sub 1] c.s. stellen als gevolg van deze tekortkoming schade te hebben geleden. Subsidiair stellen [eiser sub 1] c.s. dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld.
4.2.
[gedaagde sub 1] voert primair aan dat [eiser sub 1] c.s. niet aan hun stelplicht hebben voldaan omdat in de dagvaarding iedere objectieve en duidelijke onderbouwing ontbreekt. Subsidiair betwist [gedaagde sub 1] dat hij toerekenbaar tekort is geschoten en dat er sprake is van non-conformiteit. Daarbij wijst [gedaagde sub 1] op het bepaalde in artikel 6.1 van de koopovereenkomst. [gedaagde sub 1] voert voorts aan dat van een verborgen gebrek geen sprake is. [gedaagde sub 1] voert daartoe aan dat hij jarenlang met zijn gezin in de woning heeft verbleven zonder dat zich problemen met het plafond hebben voorgedaan. [gedaagde sub 1] wist niet dat het plafond mogelijk gebrekkig was. Voorts voert [gedaagde sub 1] aan dat [eiser sub 1] c.s. wellicht na de koop van de woning zelf veranderingen aan het plafond hebben aangebracht waardoor het plafond is gevallen. [gedaagde sub 1] voert voorts aan dat [eiser sub 1] c.s. niet voldoende onderzoek hebben gedaan naar het bestaan van eventuele gebreken in de woning. Als er al van een gebrek sprake is, zo voert [gedaagde sub 1] aan, dan is dit (nu het gaat om een sierplafond) geen gebrek dat aan het normaal gebruik van de woning in de weg staat. [gedaagde sub 1] betwist voorts de door [eiser sub 1] c.s. gestelde onrechtmatigheid en de schade.
4.3.
Het primaire verweer van [gedaagde sub 1] , dat [eiser sub 1] c.s. niet aan hun stelplicht hebben voldaan, wordt gepasseerd. [eiser sub 1] c.s. hebben hun vordering in ieder geval verder in de procedure voldoende onderbouwd en toegelicht en [gedaagde sub 1] is voldoende in de gelegenheid geweest om daartegen verweer te voeren. [gedaagde sub 1] is dan ook niet in zijn procesbelang geschaad.
4.4.
Bij de beoordeling van de vorderingen geldt het navolgende als uitgangspunt. Ingevolge artikel 7:17 lid 1 BW dient de afgeleverde zaak aan de overeenkomst te beantwoorden. Het tweede lid van dit wetsartikel bepaalt dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. De beantwoording van de vraag wat de koper mocht verwachten is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval.
4.5.
Behalve bij de (hier niet aan de orde zijnde) consumentenkoop staat het partijen vrij van deze wettelijke regeling bij overeenkomst af te wijken. In het onderhavige geval is een standaard NVM-koopcontract opgemaakt. De artikelen 6.1 en 6.3 komen erop neer dat partijen zijn overeengekomen dat het verkochte de feitelijke eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik van het verkochte als woonhuis nodig zijn (behoudens voor zover het gaat om gebreken die aan koper kenbaar waren) en dat de verkoper niet in staat voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn.
4.6.
In een zaak waarin het ging om de uitleg van het begrip “normaal gebruik” in artikel 6.3 van de NVM-koopakte heeft de Hoge Raad beslist dat bij de uitleg hiervan overeenkomstig de zogenoemde Haviltexmaatstaf uitgangspunt dient te zijn wat daaronder naar gangbaar taalgebruik moet worden verstaan (Hoge Raad 23 december 2005, LJN AU2414). Naar het oordeel van de kantonrechter dient onder “normaal gebruik” naar gangbaar taalgebruik te worden verstaan dat in de woning gewoond moet kunnen worden op een voldoende veilige manier, met een redelijke mate van duurzaamheid en zonder dat het woongenot wezenlijk wordt aangetast.
4.7.
Voor zover het niet gaat om gebreken die niet aan [eiser sub 1] c.s. kenbaar waren ten tijde van de koop, staat [gedaagde sub 1] op grond van artikel 6.3 van de koopovereenkomst in voor eigenschappen die nodig zijn voor het normale gebruik van de woning als hiervoor bedoeld. Artikel 6.3 is dus een, van artikel 6.1 afwijkende, garantie die inhoudt dat [gedaagde sub 1] aansprakelijk is voor gebreken die aan het normale gebruik in de weg staan, ook wanneer hem daarvan geen verwijt kan worden gemaakt (bijvoorbeeld indien hij van die gebreken niets afwist en ook niet behoefde te weten).
4.8.
Tussen partijen staat vast dat het plafond in de woonkamer in de woning van [eiser sub 1] c.s. naar beneden is gevallen. Uit de overgelegde rapporten blijkt dat het plafond door middel van nieten en nagels was bevestigd. Door het eigen gewicht van het plafond heeft dit zichzelf kunnen “lostrekken” uit de spaanplaten waaraan het was bevestigd. Naar het oordeel van de kantonrechter staat met dat feit vast dat aan de maatstaf van het hiervoor onder 4.6 bedoelde “normaal gebruik” niet is voldaan. Door de gekozen constructie kon de woning immers niet voldoende veilig en duurzaam worden bewoond. Het naar beneden storten van het plafond, ook al gaat het “slechts” om een sierplafond zoals door [gedaagde sub 1] betoogd, had ernstige consequenties kunnen hebben voor [eiser sub 1] c.s. en zijn gezin. Ook staat vast dat er daardoor materiële schade aan de woonkamer is ontstaan, waarover hierna meer.
4.9.
De kantonrechter volgt [gedaagde sub 1] niet in zijn stelling dat [eiser sub 1] c.s. geen of onvoldoende onderzoek hebben gedaan naar eventuele gebreken in de woning. In dit kader vindt de kantonrechter het van belang dat [gedaagde sub 1] zelf ook niet op de hoogte was van het gebrek, terwijl hij in het huis gewoond heeft. Hij heeft hier daarom ook niet voor gewaarschuwd. Ook de deskundige die de woning heeft onderzocht heeft dit probleem niet gezien. Het valt dan ook niet in te zien waarom [eiser sub 1] c.s. dit dan wel had moeten ontdekken. Dit wordt niet anders door het feit dat er al sprake was van een zichtbaar esthetisch probleem aan het plafond (het zogenaamde “golven”). Ook [gedaagde sub 1] zelf en de deskundige hebben niet gezien dat dit mogelijk een bouwkundig gevaarlijk gebrek kon opleveren. Daarom valt ook niet in te zien waarom [eiser sub 1] c.s. dit wel had moeten zien. Voor zover [gedaagde sub 1] betoogt dat de door [eiser sub 1] c.s. zelf aangebrachte veranderingen de oorzaak zijn geweest van het neerstorten van het plafond, heeft [gedaagde sub 1] niet aangetoond dat [eiser sub 1] c.s. zelf veranderingen heeft aangebracht. [eiser sub 1] c.s. heeft dit namelijk ontkend, en [gedaagde sub 1] heeft zijn stelling verder niet onderbouwd. Ook dit verweer wordt derhalve verworpen. Ten slotte maakt het ook niet uit dat [gedaagde sub 1] [eiser sub 1] c.s. heeft gewaarschuwd dat hij geen lamp of zwaar stucwerk op het plafond moest aanbrengen. Nog daargelaten dat (zoals hiervoor al is overwogen) niet is gebleken dat hij dat desondanks gedaan heeft, had [eiser sub 1] c.s. uit deze opmerking niet hoeven begrijpen dat de kans bestond dat het plafond op termijn naar beneden zou komen, en hij dit dus aan een nader onderzoek moest onderwerpen.
4.10.
De slotsom is dan ook dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst tussen partijen. De gevraagde verklaring voor recht van die strekking zal daarom worden toegewezen. Het debat van partijen met betrekking tot de onrechtmatige daad behoeft daarmee geen bespreking meer.
4.11.
Vervolgens rijst de vraag naar de (omvang van de) schade. [eiser sub 1] c.s. hebben vergoeding gevorderd van de navolgende schadeposten:
( a) € 400,00 als vergoeding voor kosten, schoonmaak en opruiming van de woning;
( b) € 4.369,00 voor schade aan de inboedel;
( c) € 265,00 aan schilderwerk;
( d) € 3.322,25 aan kosten voor het verlagen van het plafond in de keuken en de hal;
( e) € 845,00 voor het sauzen van het plafond en de wanden van de woonkamer;
( f) € 1.090,00 aan kosten voor pleisterwerk in de woonkamer.
De vordering tot betaling van schadevergoeding terzake de riolering, dakreparatie en gasservice, in totaal bedragende € 1.406,00, is door [eiser sub 1] c.s. ter zitting ingetrokken.
De schadeposten (a) en (b)
4.12.
[eiser sub 1] c.s. hebben vergoeding gevorderd van kosten die zij hebben gemaakt in verband met de schoonmaak en het opruimen van hun huis. [gedaagde sub 1] heeft betwist dat zij die kosten hebben gemaakt. [eiser sub 1] c.s. heeft daarna niet nader onderbouwd welke kosten hij gemaakt zou hebben. Deze schadepost is dan ook onvoldoend onderbouwd, zodat deze zal worden afgewezen.
4.13.
Hetzelfde geldt voor de door [eiser sub 1] c.s. gestelde schade aan de inboedel. Ook deze schade is namelijk betwist, en vervolgens niet nader onderbouwd. Niet gebleken is dat (en welke) schade er aan de inboedel is ontstaan. Overigens is ook niet duidelijk geworden wat de waarde van de inboedel was. Ook deze schadepost zal daarom worden afgewezen.
Schadepost (c)
4.14.
[eiser sub 1] c.s. heeft gesteld dat hij de woning (voor het plafond naar beneden viel) heeft laten schilderen voor een bedrag van € 2.650,00. [eiser sub 1] c.s. schat in dat 10% hiervan betrekking heeft op de schilderwerkzaamheden aan de kamer/het plafond. Hij vordert daarom een bedrag van € 265,00 voor deze schilderwerkzaamheden. De kantonrechter zal deze schadepost afwijzen. [eiser sub 1] c.s. heeft namelijk ook de herstelkosten gevorderd, die hierna zullen worden besproken en toegewezen. Als de schade is hersteld, is [eiser sub 1] c.s. gebracht in de toestand waarin hij ook zonder het neerstorten van het plafond zou hebben verkeerd. Er is dan ook geen aanleiding om daarbovenop het bedrag van € 265,00 toe te wijzen.
De schadeposten (d), (e) en (f)
4.15.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde sub 1] de schadeposten onder d, e en f niet (voldoende) heeft betwist, terwijl deze schade door [eiser sub 1] c.s. deugdelijk is onderbouwd. Verder is het gelet op de aard van de schade voldoende aannemelijk dat deze schade een direct gevolg is van het instorten van het plafond. Deze drie schadeposten van in totaal € 5.257,25 zullen daarom worden toegewezen. [gedaagde sub 1] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente, zodat die zal worden toegewezen.
4.16.
Ten slotte zal [gedaagde sub 1] als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 486,00
- explootkosten € 99,01
- salaris advocaat € 600,00punten x tarief € 300,00)
Totaal: € 1.185,01
Ten aanzien van de vorderingen op [gedaagde sub 2]
4.17.
Ten aanzien van de vorderingen op [gedaagde sub 2] hebben [eiser sub 1] c.s. gesteld dat [gedaagde sub 2] als bouwkundige opdrachtnemer de zorg van een goed opdrachtnemer (ex artikel 7:401 BW) in acht had moeten nemen. [gedaagde sub 2] had het feit dat het plafond “golfde” kunnen en behoren op te merken. [gedaagde sub 2] is, aldus [eiser sub 1] c.s., toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht, althans heeft zij jegens [eiser sub 1] c.s. onrechtmatig gehandeld.
4.18.
[gedaagde sub 2] voert tot haar verweer aan dat er slechts sprake is geweest van een visuele- en non-destructieve inspectie waarbij derhalve slechts visueel waarneembare bouwtechnische gebreken konden worden ontdekt. De bouwtechnische gebrekkigheid van het plafond viel ten tijde van de inspectie evenwel niet vast te stellen. Enerzijds omdat het plafond niet golfde of in stroken was opgedeeld en anderzijds omdat het enkele feit dat het plafond doorhing niet duidt op bouwkundige gebrekkigheid. Als er al sprake is van een toerekenbare tekortkoming betwist [gedaagde sub 2] het oorzakelijk verband tussen de schade en de haar verweten toerekenbare tekortkoming.
4.19.
De kantonrechter oordeelt omtrent deze vordering als volgt. Vooropgesteld wordt dat [gedaagde sub 2] , als opdrachtneemster, op grond van artikel 7:401 BW de zorg van een goed opdrachtnemer in acht dient te nemen. Zij dient daarbij te handelen met een mate van zorgvuldigheid en deskundigheid die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam bouwkundige geëist mag worden.
4.20.
Op grond van de tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde sub 2] gesloten overeenkomst van opdracht hebben [eiser sub 1] c.s. gekozen voor een visuele, non-destructieve inspectie die tevens gold als momentopname. De scope van het door [gedaagde sub 2] te verrichten onderzoek was in die zin beperkt. Daarbij komt dat [gedaagde sub 2] in het rapport uitdrukkelijk heeft aangegeven niet verantwoordelijk te zijn voor gebreken die die, zonder destructief onderzoek, niet zichtbaar waren. Ter zitting heeft [gedaagde sub 2] voldoende aangetoond dat het gebrek zonder destructief onderzoek niet kon worden waargenomen. [gedaagde sub 2] heeft namelijk verklaard dat de constructie waarop het plafond was aangebracht zonder destructief onderzoek niet kon worden geïnspecteerd. Daarvoor zou immers tussen de muur en het plafond moeten worden gekeken. [eiser sub 1] c.s. hebben de verklaringen van [gedaagde sub 2] daarover ter zitting niet voldoende weersproken.
4.21.
Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat [gedaagde sub 2] redelijkerwijze had kunnen of moeten voorzien dat het plafond zou neerkomen. [gedaagde sub 2] heeft dan ook niet gehandeld in strijd met de onder 4.19 omschreven maatstaf.
4.22.
Overigens is ook onvoldoende aannemelijk dat [eiser sub 1] c.s. schade heeft geleden door het handelen van [gedaagde sub 2] , zelfs als [gedaagde sub 2] wel aansprakelijk zou zijn jegens [eiser sub 1] c.s. In dat geval had namelijk de situatie zoals die zich heeft voorgedaan moeten worden vergeleken met de situatie waarin [gedaagde sub 2] wel aan haar verplichtingen had voldaan. In dat geval zou [gedaagde sub 2] tijdig ontdekt hebben dat er een gebrek aan het plafond was. [gedaagde sub 2] zou in dat geval niet aansprakelijk zijn geweest voor dat gebrek, maar [eiser sub 1] c.s. zou dan het gebrek ter sprake hebben kunnen brengen bij [gedaagde sub 1] . Volgens [eiser sub 1] c.s. zou hij dan een gunstiger onderhandelingspositie ten opzichte van [gedaagde sub 1] hebben gehad, maar daarin volgt de kantonrechter [eiser sub 1] c.s. niet. Naar [gedaagde sub 2] heeft gesteld (en [eiser sub 1] c.s. heeft dat niet weersproken) waren er namelijk nog zeven andere gegadigden die geïnteresseerd waren in het huis van [gedaagde sub 1] . Het huis stond bovendien pas net te koop. Het was te koop gezet tegen een marktconforme prijs, en er is uiteindelijk overboden. En hoewel er in het bouwkundig rapport van [gedaagde sub 2] wel wat kosten waren geraamd voor herstelwerkzaamheden, is er niet heronderhandeld over de prijs van het huis. Gezien al deze omstandigheden ligt het niet in de rede om aan te nemen dat [eiser sub 1] c.s. een lagere prijs voor het huis had kunnen bedingen, als [gedaagde sub 2] het gebrek wel had ontdekt.
4.23.
De vorderingen op [gedaagde sub 2] worden dan ook als ongegrond afgewezen. Het bezwaar van [gedaagde sub 2] tegen de eiswijziging van [eiser sub 1] c.s. is daarom verder niet van belang.
4.24.
[eiser sub 1] c.s. zullen als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] worden begroot op € 600,00 aan salaris van haar gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
ten aanzien van de vorderingen op [gedaagde sub 1] :
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst tussen hem en [eiser sub 1] c.s. in verband met het geconstateerde gebrek dat in de dagvaarding is omschreven;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser sub 1] c.s. te betalen € 5.257,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 7 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser sub 1] c.s., tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.185,01, waarin begrepen € 600,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser sub 1] c.s. volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
ten aanzien van de vorderingen op [gedaagde sub 2] :
5.7.
wijst de vorderingen af;
5.8.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.9.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s., onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde sub 2] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.10.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordelingen onder 5.8 en 5.9 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 april 2020.