II. De last onder dwangsom voor de dam met duiker en beschoeiing (UTR 19/1108)
5. De rechtbank beoordeelt eerst of er sprake is van een overtreding, omdat dat de grondslag is voor de handhaving door het college. De centrale vraag daarbij is: was voor de dam met duiker en beschoeiing een vergunning nodig?
6. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, b, en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. a) het bouwen van een bouwwerk en/of
b) het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan is bepaald en/of
c) uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo is het verboden een bouwwerk of een deel daarvan dat is gebouwd zonder omgevingsvergunning in stand te laten.
7. Het begrip bouwwerk is in de Wabo niet omschreven. Volgens vaste rechtspraakkan voor de uitleg van het begrip aansluiting worden gezocht bij de omschrijving van dit begrip in de modelbouwverordening. Deze luidt: "elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren". Er moet dus sprake zijn van 1) een constructie, 2) van enige omvang en 3) plaatsgebondenheid. Indien hieraan is voldaan, is sprake van een bouwwerk.
8. De rechtbank is van oordeel dat de dam met duiker en beschoeiing aan de noord- en zuidzijde aan de drie criteria voldoet. Gelet op de stukken bestaat de beschoeiing zowel aan de noord- als aan de zuidzijde van de dam uit een raamwerk van palen en planken, die onderling verbonden zijn en zijn verankerd in de grond. De palen en deels ook de planken steken boven het water uit. Verder is op de foto’s te zien dat de beschoeiingen zijn aangebracht rond de duiker en op die manier samen met de dam bedoeld zijn om het gedempte gedeelte van de sloot op zijn plaats en de duiker vrij te houden. Daarmee vormt dit samenstel een constructie van enige omvang die plaatsgebonden is, zodat sprake is van een bouwwerk waarvoor op grond van artikel 2.1 van de Wabo een vergunning nodig is. Of, zoals [eisers] stelt, door het afbreken van een deel van dat bouwwerk een vergunningvrij bouwwerk kan worden gerealiseerd, speelt bij deze beoordeling geen rol. Dat afzonderlijke delen van het bouwwerk wellicht wel vergunningvrij zijn, maakt immers niet dat het gehele bouwwerk ook vergunningvrij is.
9. [eisers] wijst op de vergunningen en ontheffingen die het college en Waternet in het verleden hebben verleend. Uit de door haar overgelegde stukken blijkt dat het college op 17 juli 2008 een bouwvergunning heeft verleend voor het gedeeltelijk veranderen van de boerenhofstede en een aanlegvergunning voor het afgraven van sloten, het realiseren van een waterpartij, het planten van bomen en het aanleggen van een inlaat. Dat het college een vergunning heeft verleend voor het bouwen van een dam met duiker inclusief beschoeiing kan de rechtbank echter niet uit deze stukken opmaken. De door Waternet verleende ontheffingen kunnen evenmin worden aangemerkt als toestemming om te mogen bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo.
10. Voor het bouwwerk is dus geen omgevingsvergunning verleend. Dat betekent dat sprake is van een overtreding. Het college is dan ook bevoegd om handhavend op te treden tegen het bouwen van het bouwwerk zonder een omgevingsvergunning.
11. [eisers] voert vervolgens aan dat niet zij, maar het waterschap de dam met duiker heeft aangelegd. Zij vindt het daarom niet terecht dat zij als overtreder wordt aangemerkt.
12. De rechtbank stelt vast dat het college de last heeft gebaseerd op artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. Voor de vraag of [eisers] overtreder is van dat verbod, is bepalend of zij de dam met duiker en beschoeiing heeft gebouwd. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, vormt het samenstel van dam, duiker en beschoeiing een bouwwerk. Niet in geschil is dat [eisers] - in ieder geval - de beschoeiing heeft gerealiseerd. Dat maakt dat zij is aan te merken als overtreder. De vraag wie een eventuele aanvraag om een omgevingsvergunning zou moeten indienen - [eisers] of Waternet - is daarbij niet relevant. Deze beroepsgrond slaagt niet.
13. Er is sprake van een overtreding en [eisers] kan worden aangemerkt als overtreder.
14. Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving zal, volgens vaste rechtspraak, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om handhavend op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordien als concreet zicht op legalisering bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Bijzondere omstandigheden
15. [eisers] heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het college had moeten afzien van handhaving. Het college heeft dus kunnen besluiten tot handhavend optreden.
Conclusie over de last onder dwangsom voor de dam met duiker en beschoeiing
16. Het beroep van [eisers] is ongegrond en voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.