ECLI:NL:RBMNE:2020:4083
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit studiefinanciering en bijverdiengrens
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister, waarin een vordering van € 4.439,04 werd vastgesteld vanwege meerinkomen in het jaar 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bijverdiengrens in dat jaar € 13.856,11 bedroeg en dat de eiser met een inkomen van € 18.295,- deze grens heeft overschreden. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht een vordering heeft vastgesteld, aangezien de eiser niet kon aantonen dat een deel van zijn inkomen niet als meerinkomen kon worden gerekend.
De eiser voerde aan dat hij zich had laten adviseren door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn studiefinancieringstijdvak tot september 2015 liep. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet in staat was om de inhoud van het telefoongesprek met DUO aannemelijk te maken, waardoor zijn beroep op het vertrouwensbeginsel niet kon slagen. De rechtbank benadrukte dat hoge eisen worden gesteld aan een beroep op het vertrouwensbeginsel en dat de eiser had moeten weten dat de wet duidelijk was over de bijverdiengrens.
Daarnaast werd opgemerkt dat de minister buiten de beslistermijn had beslist, maar dat dit geen gevolgen had voor de uitkomst van de zaak. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. S. Westerhof, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.