ECLI:NL:RBMNE:2020:4075

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
19/3897
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige plaatsing van een paaltje zonder verkeersbesluit door de gemeente Wijdemeren

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die op een woonark woont, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren. Eiser had verzocht om de verwijdering van een paaltje dat door verweerder was geplaatst aan het begin van een onverhard pad, dat toegang biedt tot zijn woonark. Eiser stelde dat de plaatsing van het paaltje zonder een voorafgaand verkeersbesluit onrechtmatig was, omdat dit de toegang met zijn auto tot de woonark belemmerde.

De rechtbank oordeelde dat verweerder het paaltje niet had mogen plaatsen zonder een verkeersbesluit, aangezien dit een beperking van het aantal weggebruikers met zich meebracht. De rechtbank stelde vast dat het pad feitelijk door eiser en zijn vader met de auto werd gebruikt en dat de plaatsing van het paaltje dit gebruik verhinderde. Verweerder had geen verkeersbesluit genomen om het pad aan te wijzen als fietspad of voetpad, en de rechtbank oordeelde dat de stelling van verweerder dat het pad niet geschikt was voor motorvoertuigen niet volstond om de plaatsing van het paaltje te rechtvaardigen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen. Tevens werd verweerder verplicht om het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, maar niet op een openbare zitting vanwege coronamaatregelen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3897

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren, verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. Boender).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Waternet, te Amsterdam

(gemachtigde: mr. M. van Aken).

Procesverloop

Bij besluit van 21 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om een flexibele paal te verwijderen afgewezen. Verder heeft verweerder het verzoek om een verkeersbesluit te nemen afgewezen.
Bij besluit van 15 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de motivering aangevuld.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via Skype for Business op 1 september 2020. Eiser is verschenen, vergezeld van zijn broer [A] . Verweerder en derde-partij hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser woont op een woonark aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] [.] te [woonplaats] . De woonark van eiser is bereikbaar via de [straatnaam] , die 160 meter voor de woonark overgaat in een onverhard pad (het pad). Eiser kon over het pad met zijn auto bij de woonark komen, tot het moment dat verweerder een paaltje plaatste aan het begin van het pad (najaar 2018). Nadat verweerder het paaltje heeft laten plaatsen, heeft eiser verweerder verzocht om handhavend op te treden door het paaltje te verwijderen. Verder heeft eiser verweerder verzocht om een verkeersbesluit te nemen waarmee wordt bevestigd dat het onverharde deel van het pad wordt versmald en dat de status van onverplicht fietspad wordt gewijzigd in een doodlopende weg.
Besluitvorming verweerder
2. In het primaire besluit heeft verweerder beide verzoeken afgewezen en in het bestreden besluit is deze afwijzing in stand gebleven. Verweerder stelt dat het plaatsen van het paaltje zonder voorafgaand verkeersbesluit geen overtreding van artikel 5:1 van de Algemene wet bestuursrecht is. Voor het plaatsen van het paaltje is namelijk geen verkeersbesluit nodig, omdat het paaltje niet leidt tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van het pad gebruik kan maken. Hoewel er in het verleden nooit een verkeersbesluit is genomen over de status van het pad, is het feitelijk altijd als fietspad of voetpad gebruikt. Ook met het paaltje kan het pad door fietsers en voetgangers worden gebruikt. Verweerder heeft het paaltje geplaatst omdat het pad niet geschikt is om door motorvoertuigen te worden gebruikt. Zeker na de versmalling van het pad bij werkzaamheden aan de dijk in 2016 is het pad daarvoor te smal. Hiermee is sprake van een veranderde situatie ten opzichte van de situatie in 2013, aldus verweerder.
Standpunt eiser
3. Eiser wil met deze procedure tenminste bereiken dat hij met zijn auto over het pad naar zijn woonark kan rijden. Daarvoor is in de eerste plaats nodig dat het paaltje wordt verwijderd. Het verzoek om een verkeersbesluit te nemen waarbij de status van de weg wordt gewijzigd in ‘doodlopende weg’ heeft eiser gedaan omdat daarmee zou worden aangetoond dat aanwonenden wel degelijk gebruik mogen maken van het pad. Eiser heeft het pad altijd gebruikt om met de auto bij de woonark te komen. De vader van eiser deed dat ook, voordat eiser de woonark van hem overnam. Door de plaatsing van het paaltje wordt het aantal categorieën weggebruikers dus wel degelijk beperkt, zodat verweerder het paaltje niet zomaar mocht plaatsen. Eiser heeft erop gewezen dat eerder, in 2013, een paaltje is geplaatst omdat men geen voertuigen op het pad wilde toelaten. Dit paaltje is op verzoek van eiser destijds ook verwijderd, waarna hij de woonark weer met de auto kon bereiken.
Oordeel rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het paaltje niet had mogen plaatsen zonder een verkeersbesluit te nemen. De rechtbank is als volgt tot dit oordeel gekomen. Een maatregel die leidt tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken moet krachtens een verkeersbesluit geschieden. [1] Daarbij geldt dat een onverhard pad is aan te merken als een weg of weggedeelte. [2] Tussen partijen is niet in geschil dat het pad vanaf de plek waar nu het paaltje is geplaatst in ieder geval tot aan de woonark feitelijk is gebruikt om de woonark met de auto te bereiken. Voordat eiser de woonark bewoonde heeft eisers vader met zijn auto gebruik gemaakt van het pad en nadat eiser de woonark van zijn vader heeft overgenomen heeft eiser dat ook gedaan. Door de plaatsing van de paal is dat niet meer mogelijk. Hieruit volgt dat het aantal categorieën van weggebruikers dat van het pad gebruik kan maken wordt beperkt door de plaatsing van het paaltje.
5. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling dat het aantal categorieën van weggebruikers niet zou zijn beperkt omdat het pad feitelijk werd gebruikt door voetgangers en fietsers en het bovendien nooit de bedoeling is geweest dat eiser en zijn vader met hun auto over het pad reden. Verweerder heeft immers nooit een verkeersbesluit genomen om het pad aan te wijzen als fietspad of voetpad. Als verweerder vervolgens aan de hand van het feitelijk gebruik van het pad vaststelt welke categorieën van weggebruikers daarvan gebruik maken, dan moet verweerder daarbij ook in aanmerking nemen dat eiser met zijn auto feitelijk weggebruiker van het pad is.
6. De stelling van verweerder dat het gevaarlijk is om over het pad te rijden en dat het een te grote belasting is voor het in 2016 versmalde en kwetsbare dijklichaam, leidt niet tot een ander oordeel. Het is de rechtbank op basis van het dossier en de toelichting door partijen op zitting duidelijk geworden dat de situatie ter plaatste is gewijzigd door de vernieuwing, de verzwaring, van het dijklichaam. Het pad is feitelijk versmald en de zijkant van het pad aan de waterkant loopt steiler af. Niet gebleken is echter dat verweerder na de versmalling in 2016 heeft opgetreden tegen het gebruik van het pad door eiser of een verkeersbesluit heeft genomen om te voorkomen dat het pad op een onverantwoorde manier wordt gebruikt. Ook in de nieuwe situatie maakte de categorie motorvoertuigen feitelijk als weggebruiker gebruik van het pad.
7. Omdat verweerder een paaltje heeft geplaatst waarmee het aantal categorieën weggebruikers werd beperkt zonder daar aan voorafgaand een verkeersbesluit te nemen, heeft verweerder het handhavingsverzoek ten onrechte afgewezen. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder moet binnen zes weken na verzending van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar beslissen.
8. De rechtbank laat het verkeersbesluit dat verweerder in het bestreden besluit heeft aangekondigd en dat inmiddels is genomen onbesproken, omdat daar een aparte bezwaarprocedure tegen openstaat en eiser heeft aangegeven dat hij geen belang heeft om tegen dat verkeersbesluit op te komen.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor zover dat wordt vernietigd, in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de uitkomst nog teveel open ligt. Verweerder zal daarom een nieuw besluit op het bezwaar tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten zoals bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij is geweigerd handhavend op te treden tegen de plaatsing van het paaltje;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 24 september 2020 door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak alsnog, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 15, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
2.Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.