4.3Het oordeel van de rechtbank
De verklaringen van de medeverdachten
De rechtbank stelt vast dat de verdediging de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als getuigen heeft willen ondervragen bij de rechter-commissaris maar dat beiden zich op hun verschoningsrecht hebben beroepen. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging deze medeverdachten niet effectief heeft kunnen ondervragen en daarmee het ondervragingsrecht van de verdediging is geschonden. De rechtbank zal de verklaringen van deze medeverdachten daar waar zij belastend over verdachte verklaren, dan ook niet gebruiken voor het bewijs. Om dezelfde reden zal de rechtbank de uitgewerkte tapgesprekken waarin de medeverdachte(n) over mogelijke betrokkenheid van verdachte spreken niet voor het bewijs gebruiken.
Voor zover de rechtbank de verklaringen van de medeverdachten over hun eigen rol wel voor het bewijs heeft gebruikt, overweegt de rechtbank dat deze verklaringen voldoende ondersteund worden door de overige bewijsmiddelen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank evenwel van oordeel dat ook zonder gebruikmaking van de belastende verklaringen van de medeverdachten voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte een van de mededaders van de tenlastegelegde overval is geweest.
De rechtbank gaat op grond van de hierna opgenomen wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Aangifte en camerabeelden
Aangeefster [slachtoffer 1] verklaarde als volgt:
Ik doe aangifte van diefstal met geweld. Ik ben eigenaresse van [kapsalon] te [vestigingsplaats] . Op 7 maart 2020 was ik werkzaam in mijn zaak. Omstreeks 16.45 uur stond ik in de deuropening van de deur die naar de keuken leidt. Ik hoorde een mannenstem. Ik keek vervolgens naar de ingang en zag 1 man binnen staan.Ik zag dat kort daarna twee andere mannen naar binnen kwamen. Er was nog een vierde man die buiten voor de deur bleef staan. Ik zag dat de eerste man een groot vleesmes in zijn hand droeg. Ik zag dat eentje een soort schroevendraaier vast had en een ander een soort metalen staaf. Ik zag dat mijn zusje [slachtoffer 2] naar buiten rende. Ik zag dat een van de mannen achter haar aanrende. Ik zag dat de man en mijn zusje weer terug naar binnen kwamen lopen. Ik zag dat er een man bij mijn zusje in de buurt bleef staan. Ik hoorde dat alle drie de mannen aan het schreeuwen waren. Ik hoorde dat ze het volgende riepen: “geld, geld we hebben messen, we hebben wapens”. Achter de balie heb ik de kassa geopend en het geld eruit gepakt. Ik heb het geld op de balie gegooid. Ze bleven schreeuwen dat ze geld wilden hebben. Ik zag dat een van hen het geld van de balie pakte en het in zijn zakken stak. Nadat hij het geld had gepakt, zag ik de vierde persoon binnenkomen en roepen: “snel, snel”. Ik zag vervolgens dat ze allemaal wegrenden in de richting van een zwarte auto.
Aangeefster verklaarde ongeveer 1200 euro uit de kassa te missen. Ze zei dat het om precies 1250 euro ging.
Op 9 maart 2020 zijn de veiliggestelde camerabeelden van de kapsalon bekeken. Verbalisant relateert aan de hand van de in het dossier opgenomen printscreens onder meer als volgt:
Te zien is dat een gemaskerd persoon de kapsalon binnen komt. Ik zal hem verder in dit proces verbaal als verdachte 1 benoemen.
Te zien is dat er nog een persoon de salon binnen komt. Te zien is dat hij in zijn
rechterhand een mes heeft. Ik zal hem verder in dit proces verbaal als verdachte 2 benoemen.
(…)
Te zien is dat verdachte 2 geld van de toonbank af pakt. Te zien is dat verdachte 1 er ook bij komt staan. En dat verdachte 2 nog steeds geld van de toonbank pakt.
Te zien is dat verdachte 1 een greep doet achter de toonbank.
Aan de hand van de beelden omschrijft verbalisant verdachte 1 onder meer als volgt:
- droeg donkerkleurig regenpak met zilveren doorlopende band ter hoogte van borst en enkels.
Op 7 maart 2020 werden camerabeelden van de overval ontvangen van een getuige. Verbalisant zag dat er drie bestanden gedateerd waren op 7 maart 2020. Verbalisant heeft deze beelden bekeken en relateert als volgt:
Om 16:42:53 uur zag ik een zwart voertuig geparkeerd op de 1e kruising stil staan met de
alarmverlichting aan. Ik zag dat om 16:44:20 uur 3 personen uitstapten. Eén uit het linker
achterportier, één uit het rechter achterportier en één uit het rechter voorportier. Deze verdachten liepen rechts af de straat in.
Om 16:45:37 uur zag ik 3 personen aan komen lopen rechts het beeld in. Ik zag dat zij onderin het beeld uit het zicht verdwenen. Ik zag dat zij om 16:46:21 uur alle 3 weer in beeld kwamen en vervolgens de kapsalon inliepen. Om 16:46:37 uur liep de eerste de deur door en kort daarop de tweede. De derde liep omstreeks 16:46:51 uur de voordeur binnen.
Om 16:47:20 uur zag ik dezelfde 3 personen al rennend terug komen bij het voertuig. Ik zag dat de personen bij hetzelfde portier instapten als waar zij in eerste instantie uitkwamen. Om 16:47:24 uur zag ik dat het voertuig wegreed terwijl de portieren nog half geopend waren. Het voertuig reed rechtdoor de kruisingen over en verdween uit het zicht.Het voertuig bleek een Opel Karl te zijn.
De getuige [getuige 1] verklaarde als volgt:
Op 7 maart 2020, om ongeveer 16:50 uur zag ik dat er een auto met hoge snelheid het parkeervak inreed welke voor mijn woning ligt. Ik zag dat drie portieren opengingen en er drie personen uit de auto stapten. Ik zag dat de bestuurder bleef zitten. Ik zag dat de drie personen die uitstapten glimmende regenkleding droegen en wegrenden in de richting van de steeg die schuin rechts voor de auto was. Ik zag dat de auto een zwarte Opel betrof welke voorzien was van het kenteken [kenteken] .Ik zag dat er drie mannen terug kwamen lopen uit de steeg waar eerder de mannen met regenjassen in gerend waren. Ik zag dat alle drie de personen geen regenkleding droegen. Toen iedereen in de auto zat, zag ik dat de Opel achteruit het parkeervak uitreed en richting de [straat] reed.
Naar aanleiding van deze verklaring zijn de camerabeelden toezicht en handhaving Maarssen locaties Johannes Vermeerstraat/Jan Steenstraat, P. de Hooghstraat/Jan Steenstraat uitgekeken. Verbalisant relateert als volgt:
Om 16:48:32 uur is te zien dat een zwarte Opel in de straat rijdt. Op 16:55:17 uur is op de camerabeelden te zien dat iemand in de zwarte auto zit.
Om 16:56:00 uur is te zien op de camerabeelden dat 3 personen richting de auto lopenen om 16:56:06 uur achterin de zwarte auto stappen.Om 16:56:06 uur stapt een persoon uit en loopt richting de achterkant van het voertuig. Om 16:56:30 uur is te zien dat de persoon nu aan de voorzijde van het voertuig instapt.Om 16:57:08 uur is te zien dat de auto achteruit rijdt. Hierdoor is duidelijk het kenteken ( [kenteken] ) te zien.
Uit politieonderzoek is gebleken dat de door de getuige [getuige 1] genoemde steeg uitkwam aan de achterzijde van de woning van de [adres] in [woonplaats] , zijnde de woning waar later de medeverdachte [medeverdachte 3] werd aangehouden.
Op 21 maart 2020 zijn de camerabeelden van winkelcentrum [winkelcentrum] bekeken. Verbalisant relateert als volgt:
Op de beelden stond de datum 2020-03-07.
17:19:32 uur: een zwarte auto stopt. Ik zag dat het voertuig op de doorgaande weg parkeerde.
17:19:38 uur: één jongen stapt uit. Ik zag dat hij achter de bestuurderszijde uitstapte en vervolgens overstak richting het winkelcentrum.
17:19:45 uur: stappen 2 jongens uit de auto. Ik zag dat dit aan de passagierszijde was. Ik zag dat de jongens naar de bestuurderszijde van de auto liepen en daar nog even bleven staan.
17:20:49 uur: de auto rijdt weg.
Aanhouding Opel Karl en verklaring bestuurder
Op 7 maart 2020 omstreeks 18:00 uur werd de bestuurder van de Opel Karl met kenteken [kenteken] aangehouden. De bestuurder bleek te zijn [medeverdachte 1] , geboren op [1999] .De medeverdachte [medeverdachte 1] verklaarde dat hij de bestuurder was van deze auto. In totaal zaten er vier man in de auto.
Telefoongegevens
Uit politieonderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer] aan verdachte toebehoorde. In het proces-verbaal met betrekking tot de historische gegevens van dit telefoonnummer is het volgende gerelateerd:
Ik zag dat er op 7 maart 2020 om 16:56:47 uur verbinding werd gemaakt met een zendmast, gevestigd op de [adres] te [woonplaats] . Ik zag dat hiervan twee registraties waren. Ik heb vervolgens de locaties van de plaats van de overval, de plaats waar de verdachten van de overval zich hebben omgekleed en van de zendmast waarmee het telefoonnummer verbinding maakte verwerkt in een plattegrond. Ik zag hierbij dat de
zendmast en de plaats van de overval ongeveer 180 meter elkaar liggen.
Naar aanleiding van onderzoek naar de inbeslaggenomen telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 4] , is het volgende gerelateerd:
Ik zag dat de naam " [bijnaam] " in de contactenlijst naar voren kwam. Ik zag dat deze naam gekoppeld stond aan telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik zag dat er aan dit telefoonnummer ook de naam " [bijnaam] " gekoppeld stond.
Omkleedlocatie schuur aan de [adres] te [woonplaats]
De medeverdachte [medeverdachte 3] verklaarde op 8 maart 2020 als volgt:
Er werd gisteren een bericht gestuurd naar mij door een jongen of hij zich kon omkleden voor 5 minuten in mijn schuur. Hij vroeg mijn nummer en die stuurde ik hem en toen belde hij me en toen zei hij dat ik het hek open moest doen. Er liepen 3 jongens naar binnen. Ze zaten in mijn schuur. Ik ging naar binnen in mijn huis. Op een gegeven moment belde hij weer. Een kwartier later ofzo. Ze waren weggeweest. Ik was in de schuur gaan kijken en toen zaten ze er niet. Ze hadden kleding in tassen en die namen ze mee. Andere kleding lag nog in de schuur. Daarna heb ik ze niet meer gesproken. Er lagen misschien 2 paar schoenen in de schuur en een ding die je over je hoofd kan doen, Een kapje ofzo.
Ik kreeg het bericht van [medeverdachte 3] of zoiets. Ik ken hem niet zo goed.
Ze waren bij mij na tweeën.Ze kwamen eerst met normale kleding. Toen deden ze andere kleding aan. Die kleding lieten ze daar. Ze waren ongeveer 20 minuten weg. Toen ze weer terug kwamen kleedden ze zich weer in de kleding die ze de eerste keer aan hadden.
In de tuin bij deze woning troffen verbalisanten troffen verbalisanten in de grijze afvalcontainer 1 plasticzak aan met daarin regenkleding en een ammoniakfles.
Verklaringen medeverdachten met betrekking tot eigen aandeel
De medeverdachte [medeverdachte 4] verklaarde dat hij op 7 maart 2020 betrokken is geweest bij de overval. [medeverdachte 4] verklaarde verder dat ze met z’n drieën de kapsalon in zijn gerend en dat hij, [medeverdachte 4] , een mes in zijn hand had.Na afloop is verdachte uitgestapt bij winkelcentrum [winkelcentrum] .
De medeverdachte [medeverdachte 2] verklaarde dat hij betrokken was bij de overval en dat zij zich voor de overval nog hadden omgekleed in een schuur.Met betrekking tot de overval verklaarde [medeverdachte 2] dat er twee naar binnen liepen. [medeverdachte 2] deed toen de deur van de kapsalon open en zei dat ze moesten komen. Toen gingen ze in de schuur omkleden en naar winkelcentrum [winkelcentrum] .In [winkelcentrum] zijn zij uit de auto gestapt.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij wel “ [bijnaam] ” wordt genoemd. Verdachte heeft ook verklaard dat hij op 7 maart 2020 kleding, waaronder een regenpak heeft uitgeleend aan medeverdachte [medeverdachte 1] . Het regende die dag niet. Hij heeft die dag verder met de medeverdachten in de auto gezeten. Ook heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij een van de jongens is die is vastgelegd op de camerabeelden van winkelcentrum [winkelcentrum] .
Bewijsoverwegingen
Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte op 7 maart 2020 in de door de medeverdachte [medeverdachte 1] bestuurde auto heeft gezeten voorafgaand aan de overval. Vast staat dat de daders van de overval op kapsalon [kapsalon] met deze auto zijn gekomen en rond 16.47 uur een overval hebben gepleegd. Ook staat vast dat deze overval is gepleegd door een drietal personen en dat de bestuurder in de auto is blijven zitten. Nadien zijn zij gezamenlijk met deze auto vertrokken en tot 16.57 uur hebben zij zich in Maarssen omgekleed in de schuur van medeverdachte [medeverdachte 3] .
Voorts staat vast dat verdachte om 17:19 uur door de medeverdachte [medeverdachte 1] is afgezet bij winkelcentrum [winkelcentrum] te Utrecht en dat de twee andere inzittenden van die auto, de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] , daar ook zijn uitgestapt.
De rechtbank stelt tot slot vast dat de telefoon van verdachte ten tijde van de overval aanstraalde in de directe omgeving van de kapsalon [kapsalon] .
Verdachte zat dus zowel korte tijd voor de overval als korte tijd na de overval in dezelfde auto als drie van de overvallers en ten tijde van de overval straalde zijn telefoon de zendmast aan vlakbij de overvallen kapsalon. Tijdens de overval droeg één van de daders een regenpak, terwijl verdachte een regenpak aan de medeverdachte [medeverdachte 1] had uitgeleend.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet bij de overval betrokken is geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte 1] is tegengekomen, hem een regenpak heeft uitgeleend, iets later in een auto is ingestapt bij (onder andere) medeverdachte [medeverdachte 1] . Op een gegeven moment is hij door hen afgezet hebben en heeft hij hen zijn telefoon gegeven. Hij heeft zijn neef ontmoet. Een half uur à drie kwartier later werd verdachte weer met de auto opgehaald door [medeverdachte 1] en de jongens en kreeg hij ook zijn telefoon weer terug. Om ongeveer kwart over vier werd verdachte weer afgezet bij winkelcentrum [winkelcentrum] , waar hij ook te zien is op de camerabeelden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte een alternatief scenario heeft geschetst. Als de verklaring van verdachte zou kloppen, zou dat betekenen dat verdachte in de auto zou zijn gestapt bij de medeverdachten, hij ergens in Utrecht zou zijn afgezet en zonder goede reden zijn telefoon aan de medeverdachten hebben gegeven. Na 30-45 minuten zou verdachte weer zijn opgepikt. In de tussentijd zouden de drie medeverdachten naar Maarssen moeten zijn gereden, ergens een vierde (onbekend gebleven) overvaller moeten hebben opgepikt, de overval moeten hebben gepleegd, zich hebben omgekleed, de vierde (onbekend gebleven) jongen weer moeten hebben afgezet om daarna verdachte vervolgens weer op te pikken en af te zetten bij winkelcentrum [winkelcentrum] . Dit scenario acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig, nog daargelaten dat zich in het dossier geen aanknopingspunten bevinden waaruit afgeleid kan worden dat een onbekend gebleven vierde overvaller bij de overval zou zijn betrokken en onderweg zou zijn opgehaald en na de overval zou zijn afgezet.
De rechtbank overweegt tot slot dat zij de verklaring van de neef van verdachte, [getuige 2] , ook ongeloofwaardig acht. Uit het dossier volgt dat de neef niet de waarheid heeft gesproken op de vraag of hij contact met verdachte heeft gehad na zijn aanhouding, en ook inhoudelijk wijkt de verklaring van de neef op meerdere punten af van de verklaring van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de getuigenverklaring van de neef van verdachte onbetrouwbaar is en deze verklaring verdachte dus ook geen geldig alibi verschaft.
Wel plaatsen daarentegen de histo-gegevens van de telefoon van verdachte hem op de locatie waar de overval heeft plaatsgevonden. Daarnaast bevond verdachte zich zowel voor als na de overval in het gezelschap van de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] , die allen voor zich hebben verklaard dat zij betrokken zijn geweest bij deze overval. Deze medeverdachten reppen met geen enkel woord over een wisseling van personen, waarbij verdachte dan zou zijn uitgestapt, een ander persoon zou zijn ingestapt waarna die andere persoon, na de overval, weer zou zijn uitgestapt en verdachte weer zou zijn ingestapt. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte dan ook ongeloofwaardig. Dit geldt eveneens voor de lezing van verdachte met betrekking tot het uitlenen van zijn regenpak aan de bestuurder van de auto en het die dag uitlenen van zijn mobiele telefoon. Blijkens de camerabeelden van de auto gedurende de overval stapten drie personen uit de auto: Eén uit het linker achterportier, één uit het rechter achterportier en één uit het rechter voorportier. De rechtbank stelt vast: de bestuurder van de auto stapte op dat moment niet uit. De overige drie personen liepen vervolgens de kapsalon binnen, waarbij één van de overvallers een regenpak droeg.
Op basis van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 7 maart 2020 heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal met bedreiging met geweld.