ECLI:NL:RBMNE:2020:4055

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
UTR 20/3042
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor tijdelijke lokalen

Op 24 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers, vertegenwoordigd door mr. J.T.A.M. van Mierlo, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 24 juni 2020 is verleend aan een middelbare school voor het tijdelijk plaatsen van extra lokalen. Op 2 september 2020 hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de vergunning al was uitgevoerd, aangezien de lokalen op 31 augustus 2020 waren geplaatst. Verzoekers stelden dat er sprake was van spoedeisend belang vanwege parkeeroverlast door leerlingen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit belang niet voldoende was, omdat het leerlingenaantal aan het begin van het schooljaar vaststaat en de vergunning niet leidt tot een toename van het aantal leerlingen.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is en dat de omgevingsvergunning niet evident onrechtmatig is. Daarom is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3042

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 september 2020 in de zaak tussen

[verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [verzoeker 3], te [woonplaats] , verzoekers
(gemachtigde: mr. J.T.A.M. van Mierlo),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[middelbare school], te [woonplaats] .

Inleiding

1. Bij besluit van 24 juni 2020 heeft verweerder aan [middelbare school] een omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk plaatsen van extra lokalen op het adres [adres] in [woonplaats] .
2. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning en daarnaast hebben ze op 2 september 2020 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Oordeel van de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om gebruik te maken van de bevoegdheid om uitspraak te doen zonder dat partijen worden uitgenodigd voor een zitting, omdat het verzoek kennelijk ongegrond is. Het verzoek om een voorziening te treffen wijst de voorzieningenrechter daarom af en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De voorzieningenrechter legt dit oordeel onder het kopje “overwegingen” verder uit.

Overwegingen

4. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Tot het treffen van een voorlopige voorziening bestaat in het algemeen slechts aanleiding als het bestreden besluit in de bezwaarprocedure naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen stand zal kunnen houden, terwijl daarnaast voldoende spoedeisend belang aanwezig is. Het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter bindt de rechtbank in een eventuele latere beroepsprocedure niet.
5. [middelbare school] heeft op 3 september 2020 in een e-mail onder andere toegelicht dat de vergunning reeds ten uitvoer is gebracht: de lokalen zijn op 31 augustus 2020 geplaatst.
6. Verzoekers hebben vervolgens toegelicht dat dit volgens hen niet afdoet aan het spoedeisend belang. Het voornaamste bezwaar van verzoekers is dat zij parkeeroverlast ervaren van leerlingen die door hun ouders met de auto naar school worden gebracht. Deze ouders parkeren veelal op het terrein van verzoekers. Door het gebruik van de noodlokalen ontstaat er volgens verzoekers meer parkeeroverlast, omdat [middelbare school] nu meer leerlingen kan huisvesten.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het spoedeisend belang ontbreekt, omdat het niet de bedoeling is om meer leerlingen te kunnen huisvesten met deze vergunning. Het leerlingenaantal staat aan het begin van het jaar vast. Als het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen, zal het aantal leerlingen niet minder worden.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen spoedeisend belang is. De noodlokalen waren vóór het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening al geplaatst, zodat verzoekers met hun verzoek dit niet meer kunnen voorkomen. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van verzoekers dat er meer leerlingen zullen komen door het gebruik van de noodlokalen ook niet. Zoals verweerder ook benoemt, is het gebruikelijk dat het leerlingenaantal aan het begin van het schooljaar vaststaat. De voorzieningenrechter acht het niet aannemelijk dat [middelbare school] bij een eventuele toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening een bepaald aantal leerlingen van school zal zetten, met als gevolg dat verzoekers minder overlast zullen ervaren. Met andere woorden: ook bij toewijzing van het verzoek zullen verzoekers geconfronteerd worden met de parkeerproblematiek. Wat verzoekers beogen te bereiken, kan met dit verzoek niet worden bereikt. Er is daarom geen spoedeisend belang.
9. Verzoekers hebben geen inhoudelijke gronden aangevoerd tegen de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter ziet daarom ook geen aanleiding deze onrechtmatig te achten of te verwachten dat de vergunning in bezwaar geen stand zal houden.
10. Uit het voorgaande volgt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang en dat de omgevingsvergunning ook niet evident onrechtmatig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangen van verzoekers zwaarder te laten weten dat de belangen van [middelbare school] .
11. Het verzoek is kennelijk ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Dalen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 september 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.