ECLI:NL:RBMNE:2020:4050

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
16/146731-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een 98-jarige vrouw in Lelystad door een 35-jarige man uit Frankrijk

Op 25 september 2020 heeft de rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een 35-jarige man uit Frankrijk, die beschuldigd werd van het verkrachten van een 98-jarige vrouw in haar aanleunwoning in Lelystad. De feiten vonden plaats in de nacht van 27 op 28 mei 2020. De verdachte heeft de vrouw, die fysiek kwetsbaar was door haar hoge leeftijd en gezondheidsproblemen, gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vrouw zonder haar toestemming heeft binnengedrongen en haar meermalen heeft verkracht. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als consistent en gedetailleerd gekarakteriseerd, en heeft de verdediging van de verdachte verworpen, die stelde dat de vrouw vrijwillig had meegewerkt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar en heeft een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd, gezien de kans op herhaling. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 10.000 aan de benadeelde partij, de vrouw, ter compensatie van immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer zwaar meegewogen in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/146731-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1985] te [geboorteplaats] (Frankrijk),
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Alphen aan de Rijn te Alphen aan de Rijn,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.E. Martinez Linnemann, advocaat te Almere, alsmede [aangever] namens de benadeelde partij en mr. C.H. Dijkstra, advocaat van de benadeelde partij, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
in de periode van 27 mei 2020 tot en met 28 mei 2020 in Lelystad [slachtoffer] (geboren op [1922] ) meermalen heeft verkracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft haar standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegd schriftelijk requisitoir. De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft haar standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegde pleitnota. De raadsvrouw heeft – zakelijk weergegeven – verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde feit. Zij heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster hebben plaatsgevonden dan wel dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster hebben plaatsgevonden. Verdachte kan daarnaast niet verweten worden dat hij zich dit had moeten realiseren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De heer [aangever] heeft op 3 juni 2020 namens het slachtoffer mevrouw [slachtoffer] bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan
opgemaakte proces-verbaal van aangifte,onder meer het volgende verklaard:
“Pleegdatum: tussen 27 mei 2020 en 28 mei 2020 [2]
V: Namens wie kom je aangifte doen?
A: Namens mijn moeder [slachtoffer] , geboren op [1922] .
(…)
V: Hoe is haar gezondheid in het algemeen?
A Ze heeft hartproblemen, ze heeft een pacemaker (…) Ze heeft artrose en is daardoor slecht mobiel. Haar knieën zijn versleten. [3]
(…)
V: Waar wil je aangifte van doen?
A:Indringen bij mijn moeder in huis en verkrachting van mijn moeder.
(…)
V: Waar heeft dat feit plaatsgevonden?
A: Bij haar in huis (…) in Lelystad. [4]
V: Heel specifiek, welke details heb je hierna nog van je moeder gehoord?
A: (…) Dat op het moment dat de deur op een kier stond hij haar een douw heeft gegeven en zelf naar binnen is gelopen. Dat hij in eerst instantie vroeg: "ik wil geld hebben, ik moet geld hebben." [5]
Mevrouw [slachtoffer] is op 29 mei 2020 bij de politie gehoord en heeft, zoals blijkt uit het daarvan
opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige,onder meer het volgende verklaard:
“A: Ik heb geroepen om hulp maar niemand hoorde het. (…)
Ineens staat er iemand voor de deur en die drukt je, het was een dikke, hij had stevige armen. Dan sta je daar, ga je op een stoel zitten omdat je moe bent en dan trekt hij je goed naar beneden en ook bij hemzelf en dan weet je het wel. [6] (…) Hij deed het twee keer achter elkaar en hij lachte er gemeen bij. Het was een soort bouwvakker. Hij was stevig.
V: Wat bedoelt u met stevig?
A: Groot, hij was zwaar ook, je kon hem haast niet opzij krijgen. (…)
Ik deed de deur open en ik werd opzij geduwd. Hij deed toen de deur dicht.
(…)
A: Ja de eerste keer in de kamer en toen de tweede keer in de slaapkamer toen had hij me op bed gegooid.(…)
A: Broek naar beneden, hand in mij broek stoppen en toen zo verder. Hij deed zijn broek open en dan weet je wat er uit komt. (…)
V: Wat deed hij met zijn piemel?
A: D'r in stoppen. [7]
(…)
A: Hij wou geld hebben.
(…)
V: De eerste was op de bank en toen?
A: En toen op het bed. Hij trok me uit de stoel en naar het bed geduwd en alles naar beneden
gedaan en hij ook en ik dacht, oh nee toch en ik kon niets doen. Hij was jonger en sterker, je
verliest het. Het gaat gewoon niet. (…)
A: Hij kwam er bovenop. Hij grinnikte en was sterker dan ik maar ik deed niets meer want ik was moe. Hij ging weer naar binnen toe. [8]
(…)
A: Ik heb overal blauwe plekken. Dat komt van het vechten, hij heeft me vastgehouden. [9]
(…)
V: Maar u heeft niet op uw alarmknop gedrukt?
A: Nee, ik kon er niet op drukken want hij had hem afgedaan. (…)
A: Hij had steeds mijn arm vast en kneep.
(…)
A: Ik was aan het schreeuwen en het slaan. [10]
(…)
V: Wanneer heeft de man op uw pacemaker geslagen?
A: In de tijd dat hij me op bed gegooid had. (…)
V: Dat slaan hoe deed hij dat?
O: Ze maakt een slabeweging op haar borst met vlakke hand.
A: Hij gaf een flinke klap.” [11]
[getuige 3] is op 28 mei 2020
als getuige gehoorden heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard (zoals blijkt uit het van het verhoor opgemaakte
proces-verbaal):
“Ze riep me. Ze zei: ja kom alsjeblieft. Ze zat op het toilet, lijkbleek en ze leek in paniek. Ze zei tegen me: wat ik nu meegemaakt heb. Ze zei er is vannacht een insluiper geweest, die heeft me geslagen en die heeft me verkracht.
A: Ik keek verder en toen zag ik dat ze overal bloed had, op haar nachtjapon op de voorkant, op de onderkant en op de zoom van haar nachtjapon. Ik zag ook bloed op haar linker onderbeen. [12] Ik ben naar haar slaapkamer gelopen en daar zag ik bloed op het onderlaken en op haar kussen. Toen ben ik naar de woonkamer gelopen en zag ik dat er op de bank ook bloed lag. [13]
V: Hoe laat was het vanmorgen dat u voor de deur stond in haar kamer?
A: Rond 10 over 8 denk ik. Ik vroeg nog hoe laat is hij weg gegaan. Zij zei toen 8 uur.
A: Hij heeft heel hard geknepen zei ze, als ze tegenstribbelde. Ze wees op haar bovenarmen. Daar heeft ze nogal bloeduitstortingen. Ze zei ik heb gegild en getrapt. Hij bleef knijpen en pijn doen.” [14]
[getuige 1] is op 5 juni 2020
als getuige gehoorden heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard (zoals blijkt uit het van het verhoor opgemaakte
proces-verbaal):
“A: Volgens mij zat bij haar pacemaker ook een blauwe plek als ik het goed heb. Toen zei ze "hier heeft hij ook op zitten stompen". Er zat een klein blauw plekje bovenop.” [15]
Op 28 mei 2020 is [getuige 2]
als getuige gehoorden heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard (zoals blijkt uit het van het verhoor opgemaakte
proces-verbaal):
“Op 28 mei 2020 bevond ik mij op mijn werk te Lelystad. Ik hoorde dat mevrouw [slachtoffer] ons vertelde: "Ik heb vannacht de hele nacht lopen gillen. Ik ben tot tweemaal toe aangerand door een man. Hij kneep in mijn benen en duwde mijn knieën opzij. Daardoor heb ik die wond en zijn mijn benen blauw.” [16]
In de
geneeskundige verklaring over [slachtoffer]is door GGD Flevoland op 28 mei 2020 – zakelijk weergegeven – onder meer geschreven:
Letselgenitaliën,soort letsel: Slijmvlies letsel
BeschrijvingBij de ingang van de vagina van 6 tot 1 uur (in rugligging waarbij de kant van de plasbuis 12 uur is) met de klok mee, zijn meerdere nog bloedende slijmvliesbeschadigingen zichtbaar. Bij de ingang van de vagina op 6 uur zijn petechiën (puntvormige bloeduitstortingen) zichtbaar.
Letsellinker armsoort letsel: bloeduitstorting
Beschrijvingop de linker hand en linker onderarm zijn rondom meerdere scherp begrensde
roodpaarse huidverkleuringen zichtbaar. Het zijn onderhuidse bloeduitstortingen. [17]
letsellinker been,soort letselhuidbeschadiging
BeschrijvingOp het linker scheenbeen zijn enkele scherp begrensde paarsrode huidverkleuring zichtbaar met daarbij twee ontvellingen. Het zijn onderhuidse bloeduitstortingen met huidbeschadigingen.” [18]
Rapporteur L.H.J. Aarts heeft op 2 juni 2020 in
een rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoekonder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
“Naar aanleiding van een aangifte van een zedendelict gepleegd in Lelystad op 28 mei 2020. Tevens is verzocht referentiemateriaal van slachtoffer [slachtoffer] te onderwerpen aan een
DNA-onderzoek.
ZAAD1532NL#01: bemonstering buitenste schaamlippen nat
ZAAD1532NL#03: bemonstering diep vaginaal
SIN: ZAAD1532NL#01
DNA kan afkomstig zijn van: onbekende man A (sperma)
Matchkans: kleiner dan één op één miljard
SIN: ZAAD1532NL#03
DNA kan afkomstig zijn van: onbekende man A (sperma)”
In het
proces-verbaal van verdenkingis door [verbalisant] op 3 juni 2020 onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
“Op 2 juni 2020 ontving het onderzoeksteam het bericht van het NFI dat het DNA van de onbekende man welk was veilig gesteld bij het eerder beschreven onderzoek(de rechtbank begrijpt: het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van 2 juni 2020 door rapporteur L.H.J. Aarts)
een Prüm match/hit opleverde met de DNA databank van Frankrijk. Door het Team Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) is naar de Franse autoriteiten het verzoek gedaan om informatie over deze match/hit te verstrekken. Uit dit informatieverzoek bleek dat het DNA wat in de Nederlandse DNA-databank was opgenomen afkomstig was van de volgende persoon:
[verdachte]
Geboren op [1985] te [geboorteplaats] te Frankrijk.”
Bewijsoverweging
De beschuldiging houdt – voor zover op deze plaats van belang – in de kern in, dat:
- verdachte ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) handelingen heeft verricht die (mede) hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam;
- terwijl verdachte het slachtoffer daartoe heeft gedwongen.
Verdachte heeft het seksueel binnendringen bekend. [19]
Verdachte heeft ontkend het slachtoffer hiertoe gedwongen te hebben. Volgens verdachte
heeft het slachtoffer vrijwillig zijn handelingen ondergaan. Verdachte heeft het slachtoffer
weliswaar geen toestemming voor zijn handelen gevraagd, maar hij zag en voelde dat zij
positief op zijn avances reageerde.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen blijkt van de volgende feiten en omstandigheden.
- Verdachte was destijds 34 jaar.
- Het slachtoffer was destijds 98 jaar. Het slachtoffer heeft hartproblemen en is slecht ter been.
- Verdachte en het slachtoffer waren onbekenden van elkaar.
- Verdachte is in de nacht van 27 mei 2020 op 28 mei 2020 in Lelystad in de woning van het slachtoffer geweest.
- Tussen verdachte en het slachtoffer heeft die nacht meermalen geslachtsgemeenschap plaatsgevonden.
- Getuige [getuige 3] treft het slachtoffer in de ochtend van 28 mei 2020 lijkbleek en in paniek in haar woning aan.
- Er zit bloed op de nachtjapon van het slachtoffer, op haar linker onderbeen, op het bed in de slaapkamer en op de bank in de woonkamer.
- Aangeefster zit onder de blauwe plekken en heeft een flinke huidbeschadiging op haar onderbeen.
Gezien de aangifte en de overige bovengenoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat het slachtoffer uit vrije wil seksueel contact heeft gehad met een haar onbekende man, niet aannemelijk. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Het slachtoffer heeft vrijwel direct na het incident tegen verschillende betrokkenen consistent over het incident verklaard. De verklaringen van aangeefster worden door de rechtbank dan ook gekenschetst als gedetailleerd, consistent en boven alle twijfel verheven. Dat de verklaringen van het slachtoffer een enkele keer op detailniveau van elkaar verschillen, zoals door de verdediging aangevoerd, acht de rechtbank, gelet op de leeftijd van het slachtoffer, niet ongewoon. De verklaring van het slachtoffer vindt daarnaast steun in de getuigenverklaring van getuige [getuige 3] , die terstond na het incident in de woning aanwezig was en heeft verklaard dat zij het slachtoffer lijkbleek en in paniek heeft aangetroffen. De rechtbank volgt de aangifte van het slachtoffer dan ook in zijn geheel.
Verdachte heeft het slachtoffer 's-nachts verrast in haar woning. Hoewel hem duidelijk was dat zij veel ouder was dan hij, heeft hij als volstrekt onbekende van het slachtoffer, vrijwel direct na binnenkomst meermalen geslachtsgemeenschap met haar gehad. Hij heeft haar geen expliciete toestemming gevraagd voor zijn handelingen. Gezien de aangifte voelde het slachtoffer zich niet in staat zich te verzetten.
Door het slachtoffer onder andere onverhoeds en zonder woorden van haar kleding te ontdoen, op bed te gooien, haar benen te spreiden en haar te penetreren, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank, door zijn aan leeftijd gebonden fysiek en geestelijk overwicht, druk uitgeoefend en een zodanig bedreigende situatie veroorzaakt, dat het voor het slachtoffer zo moeilijk was om zich aan zijn handelingen te onttrekken, dat zij zich gedwongen heeft gezien deze handelingen te ondergaan. De rechtbank neemt hierbij mede in beschouwing de geringe weerbaarheid van dit door haar leeftijd en fysieke beperkingen kwetsbare slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, zelfs als hij het uitblijven van verzet voor vrijwilligheid heeft aangezien, door zich er niet uitdrukkelijk van te vergewissen dat het slachtoffer hetzelfde doel voor ogen had als hij (zij waren immers vreemden voor elkaar), de aanzienlijke kans heeft aanvaard dat zij zijn handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Het uitblijven van kenbaar verzet bij het slachtoffer is immers geen indicatie dat geen sprake is geweest van dwang; doorslaggevend in dit geval is de onverhoedsheid, het fysieke overwicht en het ontbreken van haar toestemming.
De verwijzingen van verdachte naar de door hem zelf ervaren sfeer en de wijze waarop het slachtoffer keek en haar lichaamstaal, zijn ongeloofwaardig en overigens in de omstandigheden waaronder dit is gedaan ontoereikend.
In het licht van de bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] heeft verkracht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 27 mei 2020 tot en met 28 mei 2020 te Lelystad door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer] (geboren op [1922] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte meermalen zijn penis in de vagina gebracht en heen en weer bewogen en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte:- de woning van die [slachtoffer] onverhoeds en zonder toestemming van die [slachtoffer] is binnengedrongen;- die [slachtoffer] heeft geduwd;- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: 'ik moet geld hebben’;- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en die [slachtoffer] op het bed heeft gegooid;
- de kleding en onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken;- eenmaal met kracht op de pacemaker van die [slachtoffer] heeft geslagen;- het lichaam van die [slachtoffer] heeft vastgehouden;- in de armen van die [slachtoffer] heeft geknepen;- aan het lichaam van die [slachtoffer] heeft getrokken;- boven op die [slachtoffer] is gaan liggen;- de knieën van die [slachtoffer] opzij heeft geduwd;- de alarmknop van die [slachtoffer] heeft afgedaan en heeft belet dat die [slachtoffer] hulp kon inschakelen;- een fysiek overwicht heeft gehad op die [slachtoffer] ;- misbruik heeft gemaakt van de lichamelijke gezondheid en gesteldheid van die [slachtoffer] ;- terwijl die [slachtoffer] onder meer schreeuwde en om hulp riep en sloeg, voorbij is gegaan aan de non-verbale en verbale signalen van verzet van die [slachtoffer] en- aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan zij zich niet kon onttrekken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
verkrachting, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft haar standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegd schriftelijk requisitoir. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 5 jaar, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: GBV-maatregel) op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft haar standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegde pleitnota. De raadsvrouw heeft – zakelijk weergegeven – de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat verdachte zowel in Frankrijk als in Nederland nooit eerder voor een soortgelijk feit met politie en justitie in aanraking is gekomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte, destijds 34 jaar oud, heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen verkrachten van een bejaarde vrouw van 98. Hij is in de nacht van 27 mei 2020 op 28 mei 2020 onder invloed van alcohol en cannabis de aanleunwoning van een verzorgingstehuis binnengedrongen Verdachte is vervolgens urenlang zonder toestemming van het slachtoffer in de woning gebleven. In dit urenlange tijdsbestek heeft hij het slachtoffer onder andere op bed gegooid, op haar pacemaker geslagen, in haar armen geknepen en uiteindelijk meermalen verkracht. Het slachtoffer heeft zich gedwongen gezien de verkrachting te ondergaan.
Een verkrachting maakt ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het lijdt geen twijfel dat slachtoffers van een verkrachting geestelijk zeer lange tijd lijden onder de psychische klap die zij als gevolg hiervan hebben ondervonden. Verdachte heeft het slachtoffer in haar eigen aanleunwoning verrast, de omgeving waarin zij zich bij uitstek veilig behoorde te kunnen voelen. Daar komt bij dat het slachtoffer in verband met haar hoge leeftijd en fysieke beperkingen als bijzonder kwetsbaar kan worden beschouwd. Verdachte heeft op lafhartige wijze misbruik gemaakt van zijn lichamelijk overwicht en het grote leeftijdsverschil tussen hem zelf en het slachtoffer.
Verdachte heeft door zijn ernstig grensoverschrijdend gedrag het slachtoffer angst aangejaagd en haar voor de rest van haar leven gevoelens van onveiligheid bezorgd. Uit de slachtofferverklaring die is voorgelezen door de zoon van het slachtoffer en de vordering tot schadevergoeding die is ingediend, komt naar voren dat het slachtoffer na het incident wekenlang voor zich uit heeft zitten staren, haar geheugen haar steeds meer in de steek laat en zij angstig is op het moment dat de deurbel gaat. Door de casemanager bij het Centrum Seksueel Geweld wordt gesteld dat bij het slachtoffer stressklachten worden waargenomen die zouden kunnen passen bij PTSS. Een fijne oude dag is hiermee voor haar verloren gegaan. Daarnaast heeft ook de familie van het slachtoffer veel verdriet gehad van hetgeen hun (schoon)moeder en oma is aangedaan. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit het Nederlands Justitieel Documentatieregister van 10 augustus 2020, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft eveneens kennis genomen van een uittreksel uit het Frans Justitieel Documentatieregister van 16 juni 2020 waaruit blijkt dat hij meermalen in aanraking is gekomen met politie en justitie voor onder andere huiselijk geweld en huiselijke bedreiging.
Uit de Pro Justitia rapportage van 5 augustus 2020, opgesteld door psycholoog Van der Weijden, blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken in combinatie met een stoornis in cannabisgebruik. Deze stoornissen waren ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit aanwezig. Verdachte beschikt hierdoor over een beperkt vermogen zich in de ander te verplaatsen en voelt zich niet verantwoordelijk om met anderen rekening te houden in zijn handelen. Hij externaliseert hierin zijn verantwoordelijkheid en denkt beperkt na over de gevolgen van zijn gedrag. Er is sprake van een opportunistische levensinstelling en er zijn aanwijzingen voor beperkingen in de gewetensfunctie. De psycholoog concludeert dat, hoewel het gedrag van verdachte deels kan worden verklaard vanuit zijn persoonlijkheidspathologie, onvoldoende contra-indicaties naar voren zijn gekomen waardoor geconcludeerd kan worden dat het bewuste keuzeproces van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde is beïnvloed. De intelligentie van verdachte wordt voldoende geacht om de wederrechtelijkheid van zijn handelen in te schatten en er zijn geen ernstige beperkingen in het voorstellingsvermogen gevonden die maakten dat verdachte zich niet heeft kunnen verplaatsen in de positie van het slachtoffer.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 31 augustus 2020. Bij een veroordeling adviseert de reclassering geen bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat zij op dit moment geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht eventuele risico's te beperken of het gedrag te veranderen. De reclassering adviseert bij een veroordeling tot een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf een GBV-maatregel op te leggen.
Op te leggen straf
De rechtbank stelt vast dat de in de organisatie van de Rechtspraak door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht vastgestelde oriëntatiepunten voor het verkrachten van een persoon een gevangenisstraf van 24 maanden als uitgangspunt vermeldt. Hierbij kan sprake zijn van omstandigheden, die tot een zwaardere straf nopen.
De rechtbank houdt bij de duur van de gevangenisstraf rekening met de volgende strafverzwarende feiten en omstandigheden:
- de onverhoedsheid van het feit;
- de hoge leeftijd en fysieke beperkingen van het slachtoffer;
- het niet eenmaal, maar meerdere malen verkrachten van het slachtoffer;
- de omstandigheid dat dit heeft plaatsgevonden in haar eigen aanleunwoning;
- gedurende een aantal uur;
- in de nacht; en
- met geweld.
De rechtbank acht het schokkend dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij van plan was nogmaals bij het slachtoffer langs te gaan en hiertoe, zo blijkt uit het procesdossier, ook daadwerkelijk stappen had ondernomen. De rechtbank houdt tevens rekening met het feit dat verdachte ter terechtzitting van 11 september 2020 – ook achteraf – geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedragingen die nacht.
Gelet op alle feiten en omstandigheden van het geval, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Dit is een gevangenisstraf van langere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank doet een gevangenisstraf van deze duur – gelet op straffen die in vergelijkbare gevallen zijn opgelegd en de specifieke omstandigheden van dit geval – meer recht aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit door verdachte is begaan.
GBV-maatregel
De rechtbank leidt uit het Pro Justitia rapport van 5 augustus 2020 en het reclasseringsadvies van 31 augustus 2020 af dat de kans op herhaling van het plegen van soortgelijke feiten aanzienlijk tot hoog is. Bij verdachte is sprake van complexe pathologie, een opportunistische levenshouding en een instabiel leven. Er zijn weinig beschermende factoren aanwezig waar verdachte op kan bouwen of die hem kunnen ondersteunen. Op het moment dat er niets aan de hiervoor genoemde factoren wordt gedaan, zal verdachte snel terugvallen in delictgedrag, aldus de deskundigen.
Mede gelet op de inschatting van de deskundigen, is de rechtbank van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte, ook na de voorwaardelijke invrijheidsstelling, langdurig onder toezicht te stellen noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst terug te kunnen dringen, dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden. De rechtbank stelt verder vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GBV-maatregel is voldaan.
De rechtbank zal daarom aan verdachte tevens een GBV-maatregel opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat de GBV-maatregel pas kan worden tenuitvoergelegd na een daartoe strekkende vordering van het openbaar ministerie bij beëindiging van de voorwaardelijke invrijheidsstelling en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 20.000,00 bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft haar standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegde pleitnota. De raadsvrouw heeft – zakelijk weergegeven – primair verzocht de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk te verklaren, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw de vordering van de benadeelde partij sterk te matigen nu de verwijzingen naar vergelijkbare zaken sterk afwijken van de onderhavige zaak en het gebruik van dwang en geweld niet te vergelijken is.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt aan dat de gebeurtenissen in de nacht van 27 mei 2020 op 28 mei 2020 zodanig heftig zijn geweest voor het slachtoffer dat er – naast lichamelijk letsel – sprake is van geestelijk letsel. De advocaat van de benadeelde partij heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting aangevoerd dat het strafbare feit relatief kort geleden heeft plaatsgevonden. Hierdoor is het slachtoffer nog volop onder psychische begeleiding bij het Centrum Seksueel Geweld. Zij is pas recent begonnen met het verwerken van hetgeen haar is overkomen. Het is dan ook te vroeg om vast te kunnen stellen dat sprake is van een posttraumatische stresstoornis (PTSS). Door haar casemanager bij het Centrum Seksueel Geweld wordt wel gesteld dat bij het slachtoffer stressklachten worden waargenomen die, als ze langer blijven bestaan, zouden kunnen passen bij een PTSS. Indien noodzakelijk zal zij dan een traumabehandeling moeten ondergaan. Het is voor de advocaat van de benadeelde partij om die reden niet mogelijk thans een nadere onderbouwing van de geleden immateriële schade te geven. De rechtbank overweegt daarom dat er nog onvoldoende duidelijkheid bestaat over de vraag wat de uiteindelijke immateriële gevolgen van het strafbare feit voor het slachtoffer zullen zijn. De rechtbank stelt echter vast dat reeds nu al duidelijk is geworden dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden en schat deze immateriële schade reeds nu op ten minste € 10.000,00 euro. De rechtbank zal daarom de vordering met betrekking tot de immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 10.000,00, maar sluit niet uit dat in de toekomst de volledige impact van het geestelijk letsel aangetoond kan worden en dat de schade hoger zal uitvallen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de rest van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren, zodat de benadeelde partij de mogelijkheid heeft het overige deel bij de burgerlijke rechter aan te brengen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 10.000,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 mei 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 85 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38z, 57, 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 (zes) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging maatregel
-legt aan verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag van € 10.000,00, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2020 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering zoals omschreven in rubriek 9 en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 10.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 85 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. Oosterling - van der Maarel, voorzitter, mr. A.W.M. van Hoof en mr. A.M. Loots, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M.M. Weyers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 september 2020.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2020 tot en met 28 mei 2020 te Lelystad door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] (geboren op [1922] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte meermalen, in elk geval eenmaal
- zijn penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen en/of en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- de woning van die [slachtoffer] (onverhoeds) (zonder toestemming van die [slachtoffer] ) is binnengedrongen/binnengetreden en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) heeft geduwd en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: ‘ik wil geld hebben' en/of 'ik moet geld hebben’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] op de bank en/of op het bed heeft gegooid/geduwd en/of gelegd en/of
- de kleding en/of onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken/uitgedaan en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, (met kracht) op/tegen de pacemaker en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt en/of
- de armen en/of benen, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- (met kracht) in de armen en/of benen, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geknepen en/of
- aan het lichaam van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- boven op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- de knieën van die [slachtoffer] opzij heeft geduwd en/of
- de alarmknop van die [slachtoffer] heeft afgenomen/afgedaan en/of heeft belet dat die [slachtoffer] hulp kon inschakelen en/of
- een fysiek overwicht heeft gehad op die [slachtoffer] en/of
- misbruik heeft gemaakt van de lichamelijke gezondheid/gesteldheid van die [slachtoffer] en/of
- (terwijl die [slachtoffer] onder meer schreeuwde en/of om hulp riep en/of sloeg en/of trapte en/of verdachte wegduwde) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende en/of intimiderende situatie heeft doen ontstaan (waaraan zij zich niet kon onttrekken).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van augustus 2020, proces-verbaalnummer 2020165701 (03Hermelyn), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 362. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 15.
3.Pagina 16.
4.Pagina 17.
5.Pagina 18.
6.Pagina 25.
7.Pagina 26.
8.Pagina 27.
9.Pagina 28.
10.Pagina 29.
11.Pagina 32.
12.Pagina 44.
13.Pagina 45.
14.Pagina 46.
15.Pagina 204.
16.Pagina 62.
17.Pagina 251.
18.Pagina 252.
19.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2020.