In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning door de heffingsambtenaar van de gemeente. De waarde was vastgesteld op € 395.000,-- voor het belastingjaar 2019, met een waardepeildatum van 1 januari 2018. Na bezwaar werd de waarde verlaagd naar € 382.000,-, maar eiseres was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. De zitting vond plaats op 27 augustus 2020 via Skype, waarbij zowel eiseres als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.
De rechtbank heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Eiseres voerde aan dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd was en dat de waarde te hoog was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de motivering van de heffingsambtenaar tekortschiet, maar dat eiseres niet in haar belangen was geschaad omdat zij voldoende gelegenheid had gehad om te reageren op de aanvullende motivering van verweerder. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, en dat de beroepsgronden van eiseres niet slaagden.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,- en het griffierecht van € 48,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson op 22 september 2020, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiseres kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.