ECLI:NL:RBMNE:2020:4042
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een woning en de toestandsdatum
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. Eiser, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van € 1.000.000,-- voor het belastingjaar 2019, die was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2018. De heffingsambtenaar van de gemeente had deze waarde vastgesteld in een beschikking van 31 januari 2019, waarbij ook aanslagen onroerendezaakbelastingen en rioolheffing waren opgelegd. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en voerde aan dat de verbouwingen die hij had uitgevoerd niet tot een significante waardevermeerdering hadden geleid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning moet worden bepaald op basis van de toestandsdatum, die in dit geval 1 januari 2019 was. Eiser had de woning in december 2017 gekocht voor € 952.500,- en na de aankoop voor € 100.000,- verbouwd. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, en dat de door eiser voorgestelde waardevermeerdering van slechts 17,5% niet reëel was. De rechtbank volgde de taxateur in zijn standpunt dat verbouwingen doorgaans tot een waardevermeerdering van 60% van de verbouwingskosten leiden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.