ECLI:NL:RBMNE:2020:4040
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een woning in Utrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 september 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Utrecht. De eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking van de gemeenten, waarin de waarde van de woning voor het belastingjaar 2019 was vastgesteld op € 616.000,-. De waardepeildatum was 1 januari 2018. De heffingsambtenaar had het bezwaar van de eiser ongegrond verklaard, waarna de eiser in beroep ging.
Tijdens de zitting op 27 augustus 2020, die vanwege coronamaatregelen via Skype plaatsvond, heeft de eiser zijn standpunt toegelicht, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en taxateur. De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog is. Dit is onderbouwd met een taxatierapport waarin de woning is vergeleken met vier referentiewoningen in de omgeving. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning in overeenstemming is met de waarde in het economisch verkeer, en dat de beroepsgronden van de eiser niet slagen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.