ECLI:NL:RBMNE:2020:4

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 januari 2020
Publicatiedatum
2 januari 2020
Zaaknummer
NL19.6694
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en zorgplicht van de verzekeringsadviseur in relatie tot een rechtsbijstandverzekering

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, hebben eisers, een besloten vennootschap en haar bestuurder, een vordering ingesteld tegen de Coöperatieve Rabobank U.A. De eisers stelden dat de Rabobank tekortgeschoten was in haar zorgplicht als verzekeringsadviseur, omdat zij een ongeschikte verzekering had geadviseerd voor de risico's van de eisers. De zaak draait om een rechtsbijstandverzekering die was afgesloten bij Interpolis, waarbij de dekking werd geweigerd toen de eisers een beroep deden op de verzekering. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de advisering door de Rabobank onderzocht, inclusief de informatie die door de eisers was verstrekt tijdens het adviesgesprek. De rechtbank concludeerde dat de Rabobank niet tekortgeschoten was in haar verplichtingen, omdat de verzekering die was geadviseerd passend was voor de activiteiten van de eisers. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten van de Rabobank, die op € 10.228,00 werden begroot. Dit vonnis is uitgesproken op 2 januari 2020.

Uitspraak

vonnis
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: NL19.6694
Vonnis van 2 januari 2020
in de zaak van

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[eiseres sub 1] B.V.,gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna te noemen [eiseres sub 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonend in [woonplaats] ,
hierna te noemen [eiser sub 2] ,
eisers,
advocaat mr. H. Kaiser in Utrecht,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd in Amsterdam en kantoorhoudend in Utrecht,
hierna te noemen: Rabobank,
verweerster,
advocaat mr. E.H.C. Verstraaten in Utrecht.

1.Inleiding

1.1.
[eiser sub 2] is bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam 1] B.V., die bestuurder en enig aandeelhouder is van [eiseres sub 1] . [eiser sub 2] heeft in de jaren rond 2010 contact gehad met de Rabobank [plaatsnaam 1] - [plaatsnaam 2] over een financiering. In februari 2012 heeft hij, na bemiddeling door die Rabobank, voor [eiseres sub 1] bedrijfsaansprakelijkheid en rechtsbijstand verzekerd met een ZekervanjeZaak-polis bij Interpolis. Kort daarna moest hij een beroep doen op de rechtsbijstandverzekering, maar Interpolis weigerde dekking.
1.2.
Als gevolg van een juridische fusie zijn de rechten en verplichtingen van de Rabobank [plaatsnaam 1] - [plaatsnaam 2] in 2016 overgegaan op de Coöperatieve Rabobank U.A., die verweerder is in deze zaak. In dit vonnis zullen beide zonder onderscheid Rabobank genoemd worden.
1.3.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] vorderen een verklaring voor recht dat Rabobank toerekenbaar is tekortgeschoten (en/of onrechtmatig heeft gehandeld) en daarom tegenover hen schadeplichtig is. Verder vorderen zij betaling van een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met rente en kosten.
1.4.
De zaak is mondeling behandeld op de zitting van 21 november 2019.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] is gebaseerd op artikel 6:74 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW):
Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
De verbintenis is dan de verplichting van Rabobank om [eiseres sub 1] een geschikte polis te adviseren voor de risico’s die [eiseres sub 1] liep. Voor de tekortkoming formuleren [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] vier verwijten:
(i) Rabobank heeft een fout gemaakt bij de aanvraag door niet alle statutaire doelstellingen van [eiseres sub 1] bij de aanvraag te vermelden maar alleen de hoofddoelstelling.
(ii) Rabobank heeft een verkeerde verzekering geadviseerd.
(iii) Rabobank heeft onvoldoende gewaarschuwd voor onderverzekering.
(iv) Rabobank heeft een klacht van [eiser sub 2] onzorgvuldig behandeld.
2.2.
Schade wordt gewoonlijk niet veroorzaakt door de manier waarop een klacht wordt behandeld. Dat wordt hier ook niet uitgelegd. De klachtbehandeling kan dus buiten beschouwing blijven. Dat geldt ook voor onderverzekering. Het is probleem is niet dat bepaalde risico’s voor een te laag bedrag verzekerd waren, maar dat ze niet verzekerd waren. De resterende verwijten hangen met elkaar samen. Het komt erop neer dat Rabobank [eiseres sub 1] een polis heeft verkocht die niet paste bij haar behoeften, zonder haar te waarschuwen voor ongedekte risico’s.
2.3.
De risico’s van [eiseres sub 1] hingen samen met het ‘ [bedrijfsnaam 2] -project’, de overname van een privékliniek in [plaatsnaam 3] , Duitsland. Dat was volgens [eiser sub 2] de enige commerciële activiteit van [eiseres sub 1] . Voor die overname moest een Duitse vennootschap worden opgericht, [bedrijfsnaam 2] GmbH. Wanneer dat precies is gebeurd, of zou gebeuren, is niet helemaal duidelijk. De overname is niet doorgegaan, doordat de eigenaar de kliniek kort voor de overdracht, in het voorjaar van 2012, verkocht aan een ander. [eiser sub 2] wilde daarover een procedure beginnen, die volgens hem zeer kansrijk was. Hij deed daarvoor een beroep op de rechtsbijstandverzekering in zijn ZekervanjeZaak-polis, maar Interpolis weigerde dekking. De reden die daarvoor werd opgegeven was, dat de verzekering was afgesloten voor [eiseres sub 1] , dat een economisch adviesbureau exploiteerde. Dan valt een geschil voor het starten van een ziekenhuis of privékliniek niet onder de dekking.
2.4.
De ZekervanjeZaak-polis is – volgens Rabobank – een vrij eenvoudige polis, geschikt voor het midden- en kleinbedrijf. Daarop wijst ook de uitsluiting van geschillen over fusies en bedrijfsovernames in de polis. In elk geval is het een polis die geen dekking bood voor de procedure die [eiser sub 2] wilde beginnen. Overigens is ook niet duidelijk geworden wat voor soort procedure dat was. Volgens een mail van Rabobank van 2 juli 2012 ging het om een huurcontract, dat op naam stond van [bedrijfsnaam 2] . Dan is het op het eerste gezicht niet vreemd dat Interpolis dekking weigerde voor een procedure van [bedrijfsnaam 2] . [eiseres sub 1] en Rabobank lijken er ook beiden van uit te gaan dat die weigering terecht was.
2.5.
[eiseres sub 1] had dus een polis die geen dekking bood voor de situatie die zich heeft voorgedaan. Daaruit volgt nog niet dat Rabobank een onjuist advies gegeven heeft. De maatstaf in zo’n geval is niet dat het advies achteraf gezien juist moest zijn. Het advies wordt beoordeeld naar het moment dat het gegeven werd, met de informatie die toen beschikbaar was.
2.6.
Partijen hebben verschil van mening over welke informatie destijds beschikbaar was. Volgens [eiseres sub 1] had Rabobank alle informatie die er was; in ieder geval was [A] van de bankafdeling van Rabobank volledig op de hoogte van alle details en alle risico’s van het [bedrijfsnaam 2] -project. Dan was dus Rabobank op de hoogte: zij kan zich er volgens [eiseres sub 1] niet op beroepen dat relevante gegevens alleen bij de bankafdeling bekend waren. En als de verzekeringsadviseur relevante gegevens kent, dan moet hij de verzekeringnemer opmerkzaam maakt op de gevolgen die de feiten die hij kent kunnen hebben voor de dekking van de verzekeringen in zijn portefeuille. Daarvoor beroept [eiseres sub 1] zich op een uitspraak van de Hoge Raad van 9 januari 1998 (ECLI:NL:HR:1998:ZC2537; NJ 1998/586). Concreet komt de redenering van [eiseres sub 1] erop neer dat de verzekeringsafdeling van Rabobank het dossier van de bankafdeling moest kennen en hem op basis daarvan moest adviseren.
2.7.
Die redenering gaat niet op. In de zaak uit 1998 ging het om een lopende verzekering, waar mensen doorgaans niet meer op letten. Bovendien was het probleem daar dat de verzekeringnemer was overleden. In zo’n geval weten de erfgenamen vaak niet meteen welke verzekeringen er zijn, en mogelijk ook niet dat het overlijden (waardoor een huis kwam leeg te staan) gevolgen had voor de dekking. De norm geldt dus voor situaties waar de verzekeringsadviseur beter dan de verzekerden in staat is om de relevantie van bepaalde feiten te zien. De norm heeft ook betekenis in adviesgesprekken: de adviseur moet doorvragen naar mogelijk relevante feiten, en hij moet de klant attenderen op risico’s die daaraan verbonden kunnen zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de adviseur om datgene te doen wat de klant minder goed zelf kan, waaronder het signaleren van minder voor de hand liggende risico’s. Hij neemt geen verantwoordelijkheid van de klant over die deze goed zelf kan dragen.
2.8.
De zorgplicht houdt dus niet in dat de verzekeringsadviseur van Rabobank dossiers van [eiseres sub 1] bij de bankafdeling moest bestuderen, of dat hij de accountmanager daar moest raadplegen. Hij mocht afgaan op wat [eiser sub 2] hem vertelde. Het komt dus op aan wat [eiser sub 2] zelf in het adviesgesprek verteld heeft, en welke informatie hij daar verstrekt heeft.
2.9.
Volgens de procesinleiding heeft [eiser sub 2] in het gesprek verteld dat het [bedrijfsnaam 2] -project de enige activiteit was van [eiseres sub 1] , dat het een langlopende activiteit was die bekend was bij Rabobank en dat er een deelfinanciering was bij Rabobank. Ook heeft hij verteld dat alle (Duitse) contracten en vergunningen van de (over te nemen) kliniek op naam van [bedrijfsnaam 2] GmbH gezet zouden worden, vanwege plaatselijke regelgeving en eisen vanuit de overheid. [eiseres sub 1] zou aanvankelijk de kosten dragen; [bedrijfsnaam 2] GmbH zou die later terugbetalen.
2.10.
Daarbij is veel onduidelijk gebleven, met name over de verhouding tussen [eiseres sub 1] en [bedrijfsnaam 2] . Ook op de zitting is dat maar gedeeltelijk opgehelderd. Wat wel vaststaat, is dat [eiser sub 2] een verzekering wilde voor [eiseres sub 1] . Volgens Rabobank is gesproken over de andere vennootschappen, en wilde [eiser sub 2] expliciet alleen voor [eiseres sub 1] een verzekering. [eiseres sub 1] betwist dat niet, en heeft niet concreet onderbouwd dat zij ook voor [bedrijfsnaam 2] een verzekering wilde. Het ging dus om de eigen activiteiten van [eiseres sub 1] , en niet om die van [bedrijfsnaam 2] .
2.11.
Het risico waarvoor Rabobank een verzekering moest adviseren was dus dat van de eigen activiteiten van [eiseres sub 1] . Dat was niet het risico van procedures in Duitsland tegen de Duitse verkoper of tegen andere Duitse betrokkenen: daarin zou [bedrijfsnaam 2] partij zijn. Dat [eiseres sub 1] daarin feitelijk een rol zou spelen, bijvoorbeeld door procedures van [bedrijfsnaam 2] te financieren, is een andere zaak. Een rechtsbijstandverzekering uitsluitend voor [eiseres sub 1] hoeft geen dekking te bieden voor procedures van een andere partij, hoe nauw die ook bij [eiseres sub 1] betrokken is. Als [eiser sub 2] dat gewild had, had hij de verzekeringsadviseur moeten vragen om een verzekering ook daarvoor. Dat hij dat gedaan heeft, blijkt niet uit zijn stellingen en Rabobank ontkent het uitdrukkelijk.
2.12.
[eiseres sub 1] had dus een rechtsbijstandverzekering voor haar eigen activiteiten. Haar enige activiteit was het [bedrijfsnaam 2] -project in welk kader zij ten behoeve van [bedrijfsnaam 2] GmbH (advies)werkzaamheden en investeringen deed en waarvoor [bedrijfsnaam 2] haar op enig moment bedragen zou gaan betalen. Rechtsbijstand zou dan kunnen zien op procedures tegen [bedrijfsnaam 2] (incasso, beroepsaansprakelijkheid). Daarvoor kan een MKB-polis best geschikt zijn, en dan is vermelding van de hoofdactiviteit van [eiseres sub 1] (advisering voor management en bedrijfsvoering; economisch adviesbureau) adequaat.
2.13.
Uit de stellingen van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] kan dus niet worden afgeleid dat het advies van een ZekervanjeZaak-polis niet passend was bij de verzekeringsvraag zoals [eiser sub 2] die in het adviesgesprek geformuleerd heeft. Er zijn ook geen aanknopingspunten te vinden voor een conclusie dat Rabobank verder had moeten doorvragen of zelf het dossier van de bankafdeling had moeten raadplegen. Alles bij elkaar kan de rechtbank niet komen tot de conclusie dat Rabobank is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen, zodat de vordering zal worden afgewezen.
2.14.
Omdat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ongelijk krijgen, worden zij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de kant van Rabobank worden begroot op:
- griffierecht 4.030,00
- salaris advocaat
6.198,00(2,0 punten × tarief € 3.099,00)
totaal € 10.228,00.
Als Rabobank verdere kosten moet maken voor het incasseren daarvan, zal [eiseres sub 1] ook die moeten vergoeden. Dat vloeit voort uit de wet; een afzonderlijke veroordeling is niet nodig.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [eiseres sub 1] in de proceskosten, aan de kant van Rabobank tot vandaag begroot op € 10.228,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2020.