Op 24 januari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op grond van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betrof cliënte, geboren in 1936, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie. De advocaat van cliënte, mr. M. Veldman, heeft tijdens de mondelinge behandeling op 24 januari 2020 naar voren gebracht dat cliënte thuis wil blijven wonen, maar de aanwezige zorgprofessionals hebben verklaard dat cliënte niet in staat is om voor zichzelf te zorgen en dat haar situatie zorgelijk is. De wijkverpleegkundige heeft aangegeven dat cliënte meermaals een lage bloedsuikerspiegel heeft gehad en dat er risico's zijn op vervuiling, maatschappelijke teloorgang en andere gevaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Ondanks het verzet van cliënte tegen opname, heeft de rechtbank geoordeeld dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 24 juli 2020. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. S. Lanshage, met D.B.T. Koster als griffier. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.