ECLI:NL:RBMNE:2020:399

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
6 februari 2020
Zaaknummer
C/16/495826 / FA RK 20-612
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op grond van de Wet zorg en dwang

Op 24 januari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op grond van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betrof cliënte, geboren in 1936, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie. De advocaat van cliënte, mr. M. Veldman, heeft tijdens de mondelinge behandeling op 24 januari 2020 naar voren gebracht dat cliënte thuis wil blijven wonen, maar de aanwezige zorgprofessionals hebben verklaard dat cliënte niet in staat is om voor zichzelf te zorgen en dat haar situatie zorgelijk is. De wijkverpleegkundige heeft aangegeven dat cliënte meermaals een lage bloedsuikerspiegel heeft gehad en dat er risico's zijn op vervuiling, maatschappelijke teloorgang en andere gevaren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Ondanks het verzet van cliënte tegen opname, heeft de rechtbank geoordeeld dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 24 juli 2020. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. S. Lanshage, met D.B.T. Koster als griffier. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/495826 / FA RK 20-612
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 24 januari 2020naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënte] ,
geboren op [geboortedatum] 1936 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: cliënte,
advocaat: mr. M. Veldman.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 21 januari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 4 november 2019;
- de aanvraag van 10 januari 2020;
- de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [A] , [functie van A] , van 6 januari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 januari 2020 op het woonadres van cliënte.
1.3.
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank gehoord:
- cliënte,
- mr. M. Veldman,
- mevrouw [B] , [functie van B] ,
- mevrouw [C] , wijkverpleegkundige,
- de zoon van cliënte,
- de schoondochter van cliënte.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van cliënte en aan de vertegenwoordiger van de instelling verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
De advocaat van cliënte heeft naar voren gebracht dat cliënte thuis wil blijven wonen. De [functie van B] heeft verklaard dat cliënte vergeet wat zij vergeet. Haar ziekte-inzicht is zorgelijk en het steunsysteem is overbelast. De wijkverpleegkundige heeft aangevuld dat cliënte meermaals een lage bloedsuikerspiegel had, dat de wijkverpleegkundige vervolgens een afspraak bij de huisartsenpost heeft moeten maken maar dat cliënte dat allemaal niet nodig vond.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënte lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie
.Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit verminderde zelfzorg, met risico op vervuiling en maatschappelijke teloorgang, onvoldoende eten en drinken, risico op lage bloedsuikers, risico op inbraak, risico op vallen en overbelasting van de mantelzorgers (zoon en schoondochter).
2.3.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.4.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Gebleken is dat cliënte zich verzet tegen de opname en het verblijf.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt dus tot en met 24 juli 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [cliënte] , geboren op [geboortedatum] 1936 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 24 juli 2020.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2020 door mr. S. Lanshage, rechter, in bijzijn van D.B.T. Koster als griffier en is schriftelijk uitgewerkt op 3 februari 2020.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.