ECLI:NL:RBMNE:2020:3985

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
16/659419-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorhanden hebben van wapens en munitie met vrijspraak voor andere wapens

Op 22 september 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van verschillende soorten wapens en munitie. De verdachte werd vrijgesproken van de verdenking dat zij ook wapens die in haar huis en loods waren aangetroffen voorhanden had, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij hiervan op de hoogte was. De rechtbank oordeelde dat de wapens die in de tuin van de verdachte waren begraven, wel degelijk aan haar konden worden toegerekend. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, waarbij rekening werd gehouden met het feit dat de wapens niet van haar waren en de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat het risico op herhaling laag was, mits zij niet opnieuw in contact kwam met haar ex-vriend. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde, maar dat de persoonlijke omstandigheden en de overschrijding van de redelijke termijn een lichtere straf rechtvaardigden. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk een voorwaardelijke straf opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659419-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 september 2020
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] in [geboorteplaats] ,
wonende op het adres: [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op 8 september 2020. Bij de behandeling van de zaak waren verdachte zelf, haar advocaat, mr. J.P.W. Nijboer, en de officier van justitie, mr. H.J. Lambers, aanwezig. Omdat verdachte bij de zitting aanwezig was, is sprake van een vonnis op tegenspraak.

2.TENLASTELEGGING

De volledige tenlastelegging is in de bijlage bij dit vonnis opgenomen. De officier van justitie verdenkt verdachte er samengevat weergegeven van dat zij:
in de periode van 10 april 2017 tot en met 20 april 2017 in Loenen aan de Vecht en Breukelen samen met iemand anders wapens en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
in de periode van 10 april 2017 tot en met 17 april 2017 in Loenen aan de Vecht samen met iemand anders wapens van categorie II en categorie III voorhanden heeft gehad;
in de periode van 10 april 2017 tot en met 17 april 2017 in Loenen aan de Vecht samen met iemand anders wapens van categorie I voorhanden heeft gehad;
op 10 april 2017 in Loenen aan de Vecht samen met iemand anders een lawinepijl voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in deze zaak, moet zij kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mocht verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan worden bewezen dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van alle in de tenlastelegging genoemde wapens en munitie en ook feitelijke beschikkingsmacht over deze goederen had. De officier van justitie heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft aangevoerd dat de wapens niet van verdachte, maar van haar ex-vriend waren. Op grond van het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte wist dat deze wapens in haar woning, tuin en loods lagen. Het enkele feit dat zij een vermoeden had dat er wel eens wapens in de kist in de tuin verborgen zouden kunnen zijn, is volgens de advocaat onvoldoende om concrete wetenschap van deze goederen aan te nemen. Daarnaast kan uit het dossier worden afgeleid dat verdachte - indien zij al wetenschap van de goederen zou hebben gehad - geen enkele beschikkingsmacht over de goederen had. De advocaat heeft daarom verzocht verdachte van alle feiten vrij te spreken. Ten aanzien van feit 4 heeft de advocaat aanvullend opgemerkt dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat sprake is van verboden vuurwerk. Ook om die reden zou verdachte volgens hem van feit 4 moeten worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van de op 10 en 20 april 2017 aangetroffen goederen
Op 10 en 20 april 2017 hebben er doorzoekingen plaatsgevonden in de woning van verdachte en in een door haar gehuurde loods. Bij deze doorzoekingen zijn wapens, munitie en een lawinepijl aangetroffen. Hoewel er vraagtekens te plaatsen zijn bij de verklaring van verdachte dat zij in het geheel niet op de hoogte was van de aanwezigheid van deze goederen, is de rechtbank van oordeel dat de wetenschap van de aanwezigheid van deze goederen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit het dossier blijkt namelijk niet waar en onder welke omstandigheden deze goederen precies zijn aangetroffen. Zo bevat het dossier bijvoorbeeld geen foto’s van de plekken waarop de goederen in de woning zijn aangetroffen en kan niet worden vastgesteld of en hoe zichtbaar de gevonden goederen voor verdachte waren. Hierdoor kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat het niet anders kan dan dat verdachte op de hoogte moest zijn geweest van de aanwezigheid van de goederen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de verdenking dat zij de op 10 en 20 april 2017 aangetroffen goederen voorhanden heeft gehad.
Bewijsoverweging ten aanzien van de op 19 april 2017 aangetroffen goederen
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de op 19 april 2017 aangetroffen goederen samen met haar ex-partner voorhanden heeft gehad. Zij leidt uit de hierna te noemen bewijsmiddelen namelijk af dat verdachte wetenschap had van deze goederen. Dat verdachte niet meer dan een vermoeden zou hebben gehad van de goederen die zich in de kist bevonden, acht de rechtbank niet aannemelijk. Zij wijst daarbij op de specifieke bewoordingen (“die mitrailleurs en zo”) die verdachte in het tapgesprek van 17 april 2017 heeft gebruikt. De rechtbank is daarnaast ook van oordeel dat verdachte beschikkingsmacht over de aangetroffen goederen had. De goederen hebben namelijk in ieder geval enkele dagen in de tuin van verdachte gelegen, waardoor verdachte bij machte was iets met deze goederen te doen. Dat zij niet de eigenaar of houder van deze goederen was, doet hier niet aan af.
Bewijsmiddelen [1]
Op woensdag 19 april 2017 hebben verbalisanten de tuin behorende bij het perceel [adres] te [woonplaats] betreden. [2] In een border lag een vuilniszak begraven. In deze vuilniszak bleek een militaire munitiekist te zitten. In de kist lagen een op een Skorpion gelijkend automatisch vuurwapen, een op een baby Uzi gelijkend automatisch vuurwapen, een grote hoeveelheid scherpe munitie van divers kaliber en meerdere boksbeugels. [3]
Onderstaande goederen (begraven in de border) zijn aangetroffen tijdens de zoeking in de tuin aan de [adres] te [woonplaats] :
-
Object: vuurwapen (pistoolmitrailleur)
Spoor identificatienummer: AAJV5858NL [4]
-
Object: vuurwapen (imitatie)
Spoor identificatienummer: AAJV5820NL
-
Object: boksbeugel
Spoor identificatienummer: AAJV5819NL
Bijzonderheden: zak met boksbeugels en munitie
-
Object: munitie (patroon)
Spoor identificatienummer: AAJV5821NL
Bijzonderheden: zak met meerdere 9 mm patronen [5]
Er is een onderzoek aan de aangetroffen voorwerpen ingesteld, waarbij het volgende is bevonden:
-
SIN: AAJV5858NL
Wapen: automatisch vuurwapen, pistoolmitrailleur
Categorie: II sub 2 / II sub 3
Dit voorwerp is van het merk CZ, model 61, type Skorpion, kaliber 7.65, voorzien van het wapennummer [wapennummer] . [6]
-
SIN: AAJV5820NL
Wapen: nabootsing vuurwapen, veerdrukpistoolmitrailleur
Categorie: I sub 7
Wat betreft vorm en afmeting vertoont dit voorwerp een sprekende gelijkenis met een echt bestaand vuurwapen, namelijk een pistoolmitrailleur (merk KSG, model IMI Micro UZI, kaliber 6mm BB, voorzien van nummer [nummer] ).
-
SIN: AAJV5819NL
Wapen: 8 boksbeugels
Categorie: I sub 3 [7]
-
SIN: AAJV5819NL
Wapen: onderdeel pistool (loop)
Categorie: III sub 1 [8]
-
SIN: AAJV5819NL
Munitie: 24 scherpe patronen
Categorie: III
a. 20 scherpe patronen, kaliber .22lr, merk REM(ington)
b. 1 scherp patroon, kaliber 6.35 mm, merk PMP
c. 2 scherpe patronen, kaliber .44 Rem Mag, merk FC
d. 1 scherp gaspatroon, kaliber 8mm CS, merk PTS [9]
-
SIN: AAJV5821NL
Munitie: 350 scherpe patronen
Categorie: III
Kaliber: 9mm Luger
Merk: S&B (Sellier & Bellot) [10]
Op 17 april 2017 vindt er een telefoongesprek plaats tussen [telefoonnummer] ( [verdachte] ) en [telefoonnummer] ( [A] ).
[verdachte] zegt: (…) ze hebben (…) meerdere wapens (…) maar ik heb nog een heleboel in mijn tuin begraven liggen.
[A] zegt: O ja?
[verdachte] zegt: Ja, die mitrailleurs en zo. [11]
Verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen goederen van haar ex-vriend waren. Zij wist dat haar ex-vriend goederen in de tuin had begraven. Zij heeft het hierboven weergegeven telefoongesprek gevoerd. [12]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 17 april 2017 tot en met 20 april 2017 te Loenen aan de Vecht, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad, te weten:
- 350 scherpe patronen, merk Sellier & Bellot, kaliber 9mm Luger en
- een onderdeel van een pistool, te weten een loop, kaliber .22 en
- 24 scherpe patronen (bestaande uit: 20 scherpe patronen, merk REM(ington), kaliber .22lr, en 1 scherp patroon, merk PMP, kaliber 6.35mm, en 2 scherpe patronen, merk FC, kaliber .44 Rem Mag, en 1 scherp gaspatroon, merk PTS, kaliber 8mm CS);

2.

op 17 april 2017 te Loenen aan de Vecht, tezamen en in vereniging met een ander, een vuurwapen van categorie II voorhanden heeft gehad, te weten:
- een pistoolmitrailleur, merk CZ, model 61, type Skorpion, kaliber 7.65, voorzien van wapennummer [wapennummer] ;
3.
op 17 april 2017 te Loenen aan de Vecht, tezamen en in vereniging met een ander, wapens van categorie I voorhanden heeft gehad, te weten:
- een nabootsing van een vuurwapen, dat door zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een pistoolmitrailleur, merk KSG, model IMI Micro UZI, kaliber 6mm BB, voorzien van nummer [nummer] en
- acht boksbeugels.
Verdachte zal worden vrijgesproken van alles wat meer in de tenlastelegging is opgenomen dan wat hierboven is bewezen verklaard. De rechtbank heeft spel- en typfouten in de tenlastelegging aangepast, maar dat is niet in het nadeel van verdachte gebeurd.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Er is niet gebleken dat er zo'n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. Deze feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:

1. medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;

2. medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;

3. medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de verdediging
In het geval van een veroordeling heeft de raadsman een beroep gedaan op psychische overmacht. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte de aanwezigheid van de wapens en munitie wel moest dulden, aangezien zij zich in een minderwaardige positie ten opzichte van haar ex-vriend bevond en bang was voor haar eigen veiligheid en dat van haar zoons. De raadsman heeft daarom verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Indien psychische overmacht niet wordt aangenomen, heeft de raadsman verzocht een deskundigenrapportage door een psycholoog op te maken.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het beroep op psychische overmacht te verwerpen. Hij heeft aangevoerd dat nergens uit is gebleken dat verdachte geen andere keuze had.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het beroep op psychische overmacht verwerpen. Naast het feit dat verdachte het tenlastegelegde ontkent, biedt het dossier ook onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat sprake was een zodanige van buiten komende drang waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon of hoefde te bieden. Verdachte is dus strafbaar.
De rechtbank wijst het voorwaardelijk verzoek tot het laten opmaken van een deskundigenrapport af, aangezien zij daar niet de noodzaak toe ziet.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het opleggen van een (onvoorwaardelijke) straf in deze zaak geen redelijk doel dient. Hij heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheden dat deze zaak zwaar op verdachte heeft gedrukt, dat verdachte een moeilijke periode achter de rug heeft en dat de redelijke termijn ernstig is overschreden. Hij heeft daarom verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De feiten
Verdachte heeft verschillende wapens en munitie, waaronder een pistoolmitrailleur en een nabootsing van een pistoolmitrailleur, in haar tuin verborgen gehouden. Het ongecontroleerde bezit van zulke gevaarlijke wapens leidt tot grote risico’s en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Er staan daarom zware straffen op het voorhanden hebben van dergelijke wapens. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht schrijven bijvoorbeeld voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen alleen al een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden voor.
De rechtbank zal bij het bepalen van de op te leggen straf in strafmatigende zin rekening houden met het feit dat de wapens niet van verdachte waren. Zij rekent verdachte de aanwezigheid van deze wapens in haar tuin, waar ook haar kinderen kwamen, echter wel zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden
Uit de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van verdachte van 28 juli 2020 blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Verdachte heeft gesproken met de reclassering. Reclassering Nederland heeft naar aanleiding hiervan op 10 maart 2020 een rapport uitgebracht. Uit dit rapport volgt dat de reclassering het risico op herhaling laag inschat, mits verdachte niet opnieuw in contact komt met haar ex-vriend. De reclassering vindt interventies of toezicht niet nodig en adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Tijdsverloop
Als uitgangspunt geldt dat een strafzaak binnen 24 maanden na aanvang van de redelijke termijn met een eindvonnis dient te zijn afgerond. De rechtbank constateert echter dat er 41 maanden zijn verstreken tussen de aanhouding en inverzekeringstelling van verdachte op 19 april 2017 en het uitspreken van het vonnis op 22 september 2020. De redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is dus overschreden. De rechtbank zal hier bij het bepalen van de op te leggen straf rekening mee houden. Zij houdt ook rekening met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Strafoplegging
De rechtbank overweegt dat de ernst van de feiten een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Wanneer deze zaak zonder vertraging op zitting had gestaan, zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden naar het oordeel van de rechtbank passend zijn geweest. Gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt zij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op dit moment echter niet meer passend. Alles afwegend acht zij een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf voor de duur van 120 uur, met aftrek van het voorarrest (te weten: 2 uur taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag) passend en geboden. Een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de verdediging is verzocht, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten.
De op te leggen straf komt een stuk lager uit dan eis dan de officier van justitie. Dit komt onder meer doordat de rechtbank in tegenstelling tot de officier van justitie niet bewezen acht dat verdachte alle in de tenlastelegging genoemde wapens voorhanden heeft gehad.

9.BESLAG

Op de beslaglijst staan twee wapens (te weten: een antitank .50 en een revolver) vermeld. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht deze goederen te onttrekken aan het verkeer. De raadsman heeft hier geen verweer tegen gevoerd. Omdat het ongecontroleerde bezit van deze wapens in strijd is met de wet, zal de rechtbank deze goederen onttrekken aan het verkeer.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De rechtbank heeft de volgende artikelen toegepast, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 4 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder de feiten 1 tot en met 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaar vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, op de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Beslag
- verklaart de op de beslag lijst vermelde voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • wapen: antitank .50;
  • wapen: revolver.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter,
mrs. A.G. Bakker en J.G. van Ommeren, rechters,
bijgestaan door mr. M.Z. Schoppink, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 september 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2017 tot en met 20 april 2017 te Loenen aan de Vecht en/of Breukelen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer (vuur)wapens en/of munitie van categorie III voorhanden heeft gehad, te weten
(op of omstreeks 10 april 2017)
- een vuurwapen, te weten een revolver, fabrieksnaam Mayer & Söhne, merk Perfecta, model 4T, kaliber 4mm, voorzien van wapennummer [wapennummer] en/of
(op of omstreeks 17 april 2017)
- munitie, te weten 350 scherpe patronen, merk Sellier & Bellot, kaliber 9mm Luger en/of
- een onderdeel van een pistool, te weten een loop, kaliber .22 en/of
- munitie, te weten 24 scherpe patronen (bestaande uit: 20 scherpe patronen, merk REM(ington), kaliber .22lr en/of 1 scherp patroon, merk PMP, kaliber 6.35mm en/of 2 scherpe patronen, merk FC, kaliber .44 Rem Mag en/of 1 scherp gaspatroon, merk PTS, kaliber 8mm CS) en/of
(op of omstreeks 20 april 2017)
- een vuurwapen, te weten een enkelloops kogelgeweer/machinegeweer, merk CZ VZ 58V, kaliber 7,62 x 39mm, voorzien van wapennummer [wapennummer] en/of
- een vuurwapen, te weten een enkelloops kogelgeweer/machinegeweer, merk PPS-43, kaliber 7,62 x 25mm Tokarev, voorzien van nummer [nummer] ;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2017 tot en met 17 april 2017 te Loenen aan de Vecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer (vuur)wapens van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad, te weten
(op of omstreeks 10 april 2017)
- een vuurwapen, te weten een zware (grond)mitrailleur, model 54, kaliber 12.7x 108mm, voorzien van wapennummer [wapennummer] en/of
- een wapen, te weten pepperspray, merk Walther, model Pro Secur, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) en/of soortgelijke stof(fen) en/of
(op of omstreeks 17 april 2017)
- een vuurwapen, te weten een pistoolmitrailleur, merk CZ, model 61, type Skorpion, kaliber 7.65, voorzien van wapennummer [wapennummer] ;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2017 tot en met 17 april 2017, te Loenen aan de Vecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer wapens van categorie I voorhanden heeft gehad, te weten
(op of omstreeks 10 april 2017)
- vier/vijf boksbeugels (dossierpagina 129) en/of
- drie vilmessen (dossierpagina 129) en/of
- vier stilleto's (dossierpagina 131) en/of
- een boksbeugel (dossierpagina 128) en/of
- een vlindermes (dossierpagina 128) en/of
- een nabootsing van een vuurwapen, dat door zijn vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een pistool, merk Smith & Wesson, model 945 (dossierpagina 130) en/of
(op of omstreeks 17 april 2017)
- een nabootsing van een vuurwapen, dat door zijn vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een pistoolmitrailleur, merk KSG, model IMI Micro UZI, kaliber 6mm BB, voorzien van nummer [nummer] (dossierpagina 170) en/of
- acht boksbeugels (dossierpagina 170).
De in deze telastelegging onder de feiten 1, 2 en 3 gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
zij op of omstreeks 10 april 2017 te Loenen aan de Vecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- een vuurpijl, zijnde een lawinepijl, merk Zink, Signalrakete 901,
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
art 1.2.2 lid 1 en art 5.3.5 lid 2 van het Vuurwerkbesluit jo. art 9.2.2.1 van
de Wet milieubeheer jo. art 1a sub 1 en art 2 lid 1 en art 6 lid 1 van de Wet
op de economische delicten
art 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 december 2017, genummerd PL0900-2016360404 (onderzoek 09Ark), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 263. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming in tuin, p. 66.
3.Proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming in tuin, p. 67.
4.Kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL0900-2016360404-50 (ongenummerd, blad 1).
5.Kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL0900-2016360404-50 (ongenummerd, blad 2).
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 169.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 170.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 171.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 172.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 173.
11.Bijlage 3 bij proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 38.
12.Proces-verbaal ter terechtzitting van 8 september 2020.