ECLI:NL:RBMNE:2020:3980

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
C/16/507701 FA RK 20-4820
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 4 september 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 19 augustus 2020 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging ten aanzien van een betrokkene, geboren in 1977, die verblijft in een revalidatiecentrum. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde dag als de uitspraak gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de betrokkene en haar advocaat, zijn gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, maar dat de symptomen op dat moment niet zichtbaar waren. De casemanager en andere zorgverleners hebben verklaard dat er zorgen zijn over de toekomst van de betrokkene, vooral gezien haar kwetsbare situatie en het risico op maatschappelijke teloorgang. De advocaat van de betrokkene heeft het verzoek om de zorgmachtiging afgewezen, stellende dat er geen ernstig nadeel meer is en dat de zorg vrijwillig kan worden verleend.

Na beoordeling van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling heeft de rechtbank geconcludeerd dat er voldoende redenen zijn om de zorgmachtiging te verlenen. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 4 maart 2021, en heeft daarbij enkel de verplichte zorg onder h toegewezen, wat inhoudt dat de betrokkene moet toestaan dat behandelaren haar bezoeken. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de verplichte zorg noodzakelijk is om de geestelijke en fysieke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/507701 / FA RK 20-4820
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 4 september 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1977, te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende te revalidatiecentrum [naam revalidatiecentrum] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.D. van der Heijden.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 19 augustus 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 28 juli 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ;
- politiegegevens en justitiële documentatie.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 september 2020 in het revalidatiecentrum [naam revalidatiecentrum] in [plaatsnaam] .
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene,
- de heer mr. J.D. van der Heijden, de advocaat,
- de heer [A] , begeleider van betrokkene,
- mevrouw [B] , zaalarts,
- mevrouw [C] , vervangend casemanager van [naam instelling] ,
- mevrouw [D] , logopedist, ter ondersteuning van de communicatie met betrokkene.
De advocaat van betrokkene bevond zich vanwege gezondheidsredenen in een andere ruimte en is telefonisch gehoord.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak per beveiligde e-mail aan de advocaat van betrokkene, aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder en aan de officier van justitie verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
Toelichting: voorschrijven van medicatie omdat vermoed wordt dat patiënte zonder medicatie snel decompenseert. Medicatie gebruiken volgens voorschrift behandelaars.
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
Toelichting: in geval van opname.
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
Toelichting: Ambulant het komen op afspraak met behandelaars dan wel toelaten van huisbezoeken.
j. opnemen in een accommodatie.
Toelichting: Als patiënte manisch ontregelt en dit op een of andere manier toch tot uiting komt in haar gedrag, gezien haar NAH.
2.2.
De casemanager stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden toegewezen. Zij licht toe dat de psychische stoornis van betrokkene momenteel niet te zien is. De stoornis van betrokkene is meestal zichtbaar door verbale uitingen. Doordat betrokkene vanwege haar beroerte lastig kan praten, kan het zijn dat dit niet tot uitdrukking komt. De casemanager licht verder toe dat het depot van betrokkene is afgebouwd en dat medicatieontrouw in het verleden ervoor heeft gezorgd dat betrokkene een terugval kreeg. Dat lijkt nu niet zo te zijn, maar uit ervaring weet zij dat het gevolg van het afbouwen van medicatie soms pas maanden later te zien kan zijn. De casemanager verklaart dat [naam instelling] vanwege de toestand van betrokkene op dit moment niet kan inschatten hoe de psychische situatie van betrokkene is. Gelet op het verleden acht zij het wel noodzakelijk dat de zorgmachtiging wordt verleend, zodat er verplichte zorg kan worden toegepast mocht dat nodig zijn in de toekomst.
2.3.
De zaalarts licht toe dat zij betrokkene te kort kent om een standpunt in te nemen ten aanzien van het verzoek. Zij weet ook niet op welke termijn betrokkene klaar is met revalideren. Momenteel is men bezig met het zoeken naar een plek voor begeleid wonen. Betrokkene heeft immers 24-uurs zorg nodig. De aanvraag moet echter nog worden gedaan. De zaalarts weet dus ook niet hoe lang het zal duren voordat er een plekje vrij komt. Dit is mede afhankelijk van allerlei factoren.
2.4.
De logopedist vertelt dat zij betrokkene dagelijks ziet en dat zij in de tijd dat zij betrokkene kent geen gedragsproblemen heeft gezien bij betrokkene. Zij licht toe dat er in het revalidatiecentrum veel zorg en structuur wordt geboden.
2.5.
De begeleider van betrokkene verklaart dat hij betrokkene regelmatig ziet en dat het met betrokkene alleen maar beter gaat nu zij geen medicatie meer gebruikt. Hij vraagt dan ook om de verplichte vorm van zorg ‘toedienen van medicatie’ af te wijzen. Hij vertelt dat als hij zou merken dat het minder goed gaat met betrokkene dat hij dat dan zal melden.
2.6.
Betrokkene licht toe dat zij verdrietig is over wat zich in het verleden heeft afgespeeld bij [naam instelling] . Ook vertelt zij dat zij geen medicatie meer wil innemen. De beroerte die zij heeft gehad komt volgens haar door de medicatie die zij moest slikken. Voor de beroerte had zij al vaker aangegeven dat zij klachten had van de medicatie, maar hier werd niks mee gedaan. De advocaat voegt hier aan toe dat er onderzoek is gedaan naar de oorzaak van de beroerte. De arts kon echter niet uitsluiten of bevestigen dat de beroerte het gevolg was van de medicatie. Hier wordt nog nader onderzoek naar gedaan.
Ten aanzien van het verzoek stelt de advocaat dat hij betrokkene al 15 jaar kent en dat de situatie die [naam instelling] schetst herkenbaar is uit het verleden, maar dat dit nu niet meer aan de orde is. De aanvraag van de zorgmachtiging is volgens hem ook afgestemd op de situatie van het verleden. De advocaat van betrokkene vraagt daarom primair om het verzoek af te wijzen omdat er geen sprake meer is van ernstig nadeel. Betrokkene krijgt sinds medio juli geen medicatie meer. Het klopt dat betrokkene in het verleden ontregelde op momenten van medicatieontrouw. Dit gebeurde dan echter al na twee à drie weken. Betrokkene krijgt nu al veel langer geen medicatie meer en zij is niet ontregeld. Bovendien bestond er een wisselwerking tussen het gebruik van cannabis en de psychische stoornis. Betrokkene gebruikt echter ook geen cannabis meer. Gelet op het voorgaande verwacht de advocaat dus ook niet dat betrokkene zal decompenseren. Ten tweede krijgt betrokkene in het revalidatiecentrum en later ook op de begeleid wonen plek 24-uurs zorg. Door de begeleiding en de structuur die betrokkene krijgt is er ook geen sprake meer van een risico op maatschappelijke teloorgang. Bovendien merkt de advocaat op dat hij gezien de huidige situatie ook niet snapt waarom in het verzoek staat opgenomen dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is door het gedrag van betrokkene. Subsidiair vraagt de advocaat om het verzoek af te wijzen omdat er voldoende basis is om de nodige zorg vrijwillig te verlenen.
2.7.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en middel gerelateerde en verslavingsstoornissen. Op dit moment zijn de symptomen van deze psychische stoornis niet direct zichtbaar.
2.8.
Indien de symptomen zichtbaar worden leidt dat tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op: maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Het enkele feit dat betrokkene met zorg zal gaan wonen geeft nog onvoldoende zekerheid dat daardoor het ernstig nadeel zal zijn afgewend.
2.9.
Om het ernstig nadeel af te wenden, om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en dusdanig te herstellen zodat betrokkene haar autonomie zoveel mogelijk herwint en om de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.10.
Gelet op het voorgaande verleent de rechtbank de zorgmachtiging, waarbij enkel de verplichte zorg onder
hwordt toegewezen. Onder deze vorm van zorg moet worden verstaan ‘
het toelaten van bezoeken van behandelaren’. De rechtbank is van mening dat er in tegenstelling tot wat de advocaat stelt, wel een risico bestaat op maatschappelijke teloorgang. Betrokkene krijgt in het revalidatiecentrum veel zorg en structuur wat een beschermende factor is. Het is echter nog niet duidelijk op welke plek betrokkene terecht komt bij een begeleid wonen plek en hoe de structuur daar is. De toekomst is wat dat betreft dus onzeker en betrokkene is erg kwetsbaar. Het is dus van belang dat betrokkene de bezoeken van de behandelaren van [naam instelling] toe laat, zodat [naam instelling] betrokkene in de gaten kan houden en tijdig kan ingrijpen indien het mis zou dreigen te gaan. Zonder een zorgmachtiging kan er pas worden ingegrepen op het moment dat er sprake is van een crisissituatie en het is niet wenselijk om het tot dat punt te laten komen. Op deze manier kan [naam instelling] de situatie in de gaten houden.
2.11.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.12.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.13.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 4 maart 2021.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1977, te [geboorteplaats] , voor de volgende vorm van verplichte zorg:
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder in deze situatie moet worden verstaan: het toelaten van bezoeken van behandelaren, te weten:
-
het toelaten van bezoeken van behandelaren;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 4 maart 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 4 september 2020 mondeling gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 11 september 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.