ECLI:NL:RBMNE:2020:3970

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
C/16/507853 / FA RK 20-4873
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging voor verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 september 2020 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor verplichte zorg, op verzoek van de officier van justitie. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van de geestelijke gezondheidsproblemen van de betrokkene, geboren in 1943, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een depressieve stemmingsstoornis, en dat er ernstige verwaarlozing en risico's voor de veiligheid van de betrokkene en zijn omgeving aanwezig zijn. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd met medische verklaringen en het zorgplan, en heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank verleent een zorgmachtiging voor de duur van maximaal twee maanden, tot 9 november 2020, met de mogelijkheid tot verlenging indien verdere diagnostiek dat vereist. De rechtbank heeft ook bepaald dat de zorg in een ambulante setting kan worden voortgezet indien opname niet meer noodzakelijk is. De beschikking is mondeling gegeven en later schriftelijk bevestigd, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/507853 / FA RK 20-4873
Betrokkene nummer: [betrokkene nummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 9 september 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1943, te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende te [naam instelling] , locatie [naam locatie] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.R. Jaarsma.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 21 augustus 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 18 augustus 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvgzz
.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
9 september 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen, heeft de mondelinge behandeling via Skype plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak via Skype gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat,
- de heer [A] , behandelaar.
De gehoorde personen waren in dezelfde ruimte. De rechter en de griffier bevonden zich in het gebouw van de rechtbank te Utrecht.
1.3.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en per e-mail een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
2.2.
De behandelaar heeft verklaard dat betrokkene bekend is met psychotische depressies en dat hij daarvoor eerder gedwongen opgenomen is geweest. Betrokkene is nu opgenomen met een crisismaatregel omdat het in de thuissituatie niet goed ging. Zo was er sprake van ernstige vervuiling van zijn huis en ook brandgevaar. Op de afdeling wordt gezien dat de stemming van betrokkene verbetert, maar ook dat er, naast de psychiatrische problematiek, cognitieve problemen spelen. Zo zijn er geheugenproblemen, woordvindstoornissen en herkent betrokkene mensen soms niet meer. De psychiater heeft deze problemen zelf geconstateerd, maar ook terug gehoord van bijvoorbeeld het verplegend personeel, de fysiotherapeut en de maatschappelijk werkster. Verdere diagnostiek, onder andere met behulp van een MRI-scan, is noodzakelijk om te kijken wat er precies met betrokkene aan de hand is en of hij terug kan keren naar huis. De psychiater vindt het daarom nodig dat betrokkene nog even opgenomen blijft. Hij verwacht dat wanneer betrokkene nu teruggaat naar huis, het ernstig nadeel zich zal herhalen. Het afronden van de diagnostiek zal nog één à twee maanden in beslag nemen.
2.3.
De betrokkene heeft verklaard dat het niet goed met hem gaat. Hij heeft het gevoel dat het verblijf in de instelling en de medicatie hem geen goed doen en dat zijn toestand daardoor is verslechterd. Hij erkent dat hij last heeft van angsten en zorgen over zijn huis, maar van depressiviteit en wanen is volgens hem geen sprake. De advocaat heeft dan ook namens hem gevraagd het verzoek af te wijzen. In de stukken wordt gesteld dat er bij betrokkene sprake is van een matig depressieve stoornis en dit is onvoldoende grond voor deze ingrijpende maatregel. Als er al cognitieve problemen zouden zijn, vraagt de advocaat zich af of deze niet veroorzaakt worden door de opname. Verder was er in de thuissituatie wellicht sprake van verwaarlozing, maar hier wordt inmiddels aan gewerkt en bovendien hebben derden daar geen last van. Betrokkene leidt een studentikoos leven en voelt zich hier prettig bij. Dat is zijn eigen keuze. Mocht het verzoek worden toegewezen vraagt de advocaat de opname te beperken tot één maand zodat er gelegenheid is hulpverlening in het ambulante kader op te zetten.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een depressieve stemmingsstoornis.
2.5.
De rechtbank is, anders dan de advocaat, van oordeel dat deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, bestaand uit ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en het risico dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank verleent daarom een zorgmachtiging voor de verzochte vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz.
2.8.
Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat er, naast de psychiatrische problematiek, mogelijk ook cognitieve problemen spelen bij betrokkene. Alhoewel betrokkene duidelijk heeft gemaakt dat hij dit betwijfelt, vindt de rechtbank het van belang dat verdere diagnostiek plaatsvindt. Opname is daarom vooralsnog noodzakelijk. Wel is de rechtbank met de advocaat van mening dat er op dit moment onvoldoende grond is voor een opname voor de duur van zes maanden. De rechtbank bepaalt daarom dat de verplichte zorg onder sub
b,
c,
den
jkan worden toegepast voor de duur van maximaal twee maanden, dus tot en met 9 november 2020. De verwachting is namelijk dat de diagnostiek dan is afgerond. Als de behandelaren naar aanleiding daarvan van mening zijn dat een langere opname geïndiceerd is, kunnen zij om een uitbreiding van de zorgmachtiging vragen ex artikel 8:12 Wvggz. Als blijkt dat opname niet meer nodig is, kan betrokkene worden behandeld in de ambulante setting. Dan kan en mag verplichte zorg in de vorm van
aen
hworden toegepast.
2.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.10.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.11.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 9 maart 2021.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1943, te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het
gebruik van communicatiemiddelen;
- nakomen van afspraken met de ambulante behandelaren;
- het innemen van medicatie volgens voorschrift.
j. opnemen in een accommodatie.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 9 maart 2021;
bepaalt dat de verplichte zorg onder
b,
c,
den
jslechts verleend mag worden voor de duur van twee maanden, dus tot en met 9 november 2020;
bepaalt dat de zorg onder
aen
hook mag worden toegepast in de ambulante setting;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 9 september 2020 mondeling gegeven door mr. V.M.M. van Amstel, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door H. Meerveld als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 21 september 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.