ECLI:NL:RBMNE:2020:3968

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
UTR 20/702
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot afwijzing WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.E. Roberts-Hafkamp, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. E. Witte. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd na zich op 22 augustus 2017 ziek te hebben gemeld. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, met als argument dat eiseres per 20 augustus 2019 geen recht had op een uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheidspercentage op 0% was vastgesteld. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

De rechtbank overwoog dat verweerder zijn besluiten mocht baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig tot stand waren gekomen. Eiseres had geen gronden aangevoerd die de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek in twijfel trokken. Tijdens de zitting voerde eiseres aan dat haar beperkingen door de verzekeringsartsen waren onderschat, specifiek met betrekking tot de noodzaak om regelmatig te kunnen vertreden tijdens zittend werk. De rechtbank oordeelde echter dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) al voldoende rekening hield met deze noodzaak.

De rechtbank concludeerde dat de functies die aan eiseres waren geduid, niet in strijd waren met de vastgestelde beperkingen en dat er geen aanleiding was voor een aanvullende beoordeling door een arbeidsdeskundige. Aangezien het arbeidskundig onderzoek aantoonde dat eiseres 0% arbeidsongeschikt was, werd de afwijzing van de WIA-uitkering door verweerder terecht geacht. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/702
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.E. Roberts-Hafkamp),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Procesverloop

In een besluit van 4 juli 2019 heeft verweerder beslist dat eiseres per 20 augustus 2019 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). In een beslissing op bezwaar van 2 januari 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen dat besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 2 januari 2020. Het beroep is behandeld op de zitting van 10 september 2020. Eiseres nam telefonisch deel aan de zitting. De gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder waren aanwezig bij de zitting.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres heeft gewerkt als kassière. Zij heeft zich op 22 augustus 2017 ziekgemeld. Eiseres heeft een WIA-uitkering aangevraagd per einde van de wachttijd, 20 augustus 2019.
3. Verweerder heeft aan de hand van medische en arbeidskundige rapporten het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres vastgesteld op 0%. Op grond daarvan heeft verweerder de besluiten genomen die onder Procesverloop staan vermeld.
4. Bij haar beoordeling van het beroep stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, als die op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Eiseres heeft geen gronden over de zorgvuldigheid aangevoerd en het is de rechtbank ook niet gebleken dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest.
5. Eiseres voert aan dat haar beperkingen door de verzekeringsartsen van verweerder zijn onderschat. Op de zitting is deze beroepsgrond beperkt tot punt 5.2 van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML): zitten tijdens werk. Eiseres heeft haar standpunt onderbouwd met een rapport van verzekeringsarts Klein Obbink. Klein Obbink vindt dat eiseres bij het uitvoeren van een zittende functie regelmatig even moet kunnen vertreden, of het werk ook afwisselend staand moet kunnen uitvoeren.
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gereageerd op het rapport van Klein Obbink. Hij stelt zich op het standpunt dat in de FML al voldoende rekening is gehouden met de noodzaak om te kunnen vertreden. In de FML zijn al beperkingen opgenomen voor zitten en zitten tijdens werk, lopen en lopen tijdens werk, staan en staan tijdens werk. In item 5.1 is bijvoorbeeld als beperking opgenomen dat eiseres niet langer dan één uur achtereen kan zitten.
7. De rechtbank volgt het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn oordeel dat in de FML al rekening is gehouden met de mogelijkheid om te vertreden. Met de beperking dat eiseres niet langer dan één uur achtereen kan zitten wordt al onderkend dat een zekere mate van afwisseling of vertreding nodig is. Daarmee is al tegemoetgekomen aan de behoefte aan vertreden of afwisselend staand werken, zoals Klein Obbink die heeft aangekaart. Er is geen aanleiding om een aanvullende beperking ten aanzien van zitten tijdens werk aan te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiseres heeft op de zitting aangevoerd dat de functies wikkelaar en machinaal metaalbewerker niet geschikt zijn, omdat uit de omschrijving van die functies niet blijkt dat er daadwerkelijk mogelijkheden zijn om regelmatig te vertreden. Eiseres vindt dat daar nog een keer naar gekeken moet worden door een arbeidsdeskundige.
9. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting toegelicht dat de werknemer in beide functies de machines waarmee gewerkt wordt zelf aan en uit kan zetten. Als eiseres moet vertreden, kan zij zelf beslissen de machine uit te zetten. In beide functies wordt de belastbaarheid uit de FML niet overschreden, daarom hoeft er ook geen aanvullende motivering van een arbeidsdeskundige te komen.
10. Zoals de rechtbank heeft geoordeeld blijft de FML die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is opgesteld in stand. De functies zijn geduid aan de hand van die FML en overschrijden de aangenomen beperkingen niet. Dat is toereikend gemotiveerd door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres de werkzaamheden die horen bij de geduide functies niet zou kunnen doen. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres 0% is. Dat is minder dan de vereiste 35%. Verweerder heeft daarom terecht geen WIA-uitkering toegekend aan eiseres.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
13. Partijen zijn op de zitting gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep. Onder aan dit proces-verbaal staat omschreven hoe partijen hoger beroep kunnen instellen.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2020 door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier.
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.