ECLI:NL:RBMNE:2020:3968
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Besluit tot afwijzing WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.E. Roberts-Hafkamp, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. E. Witte. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd na zich op 22 augustus 2017 ziek te hebben gemeld. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, met als argument dat eiseres per 20 augustus 2019 geen recht had op een uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheidspercentage op 0% was vastgesteld. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
De rechtbank overwoog dat verweerder zijn besluiten mocht baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig tot stand waren gekomen. Eiseres had geen gronden aangevoerd die de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek in twijfel trokken. Tijdens de zitting voerde eiseres aan dat haar beperkingen door de verzekeringsartsen waren onderschat, specifiek met betrekking tot de noodzaak om regelmatig te kunnen vertreden tijdens zittend werk. De rechtbank oordeelde echter dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) al voldoende rekening hield met deze noodzaak.
De rechtbank concludeerde dat de functies die aan eiseres waren geduid, niet in strijd waren met de vastgestelde beperkingen en dat er geen aanleiding was voor een aanvullende beoordeling door een arbeidsdeskundige. Aangezien het arbeidskundig onderzoek aantoonde dat eiseres 0% arbeidsongeschikt was, werd de afwijzing van de WIA-uitkering door verweerder terecht geacht. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep.