Op 18 september 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van een minderjarige. De zaak kwam voor de rechtbank na een terechtzitting op 4 september 2020, waar de officier van justitie, mr. M. Kamper, de verdachte beschuldigde van het seksueel binnendringen van de minderjarige aangeefster, geboren in 1999, op 29 november 2015 te Zeewolde. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. N.C.E.C. Luns, pleitte voor vrijspraak van de verdachte.
De rechtbank heeft de verklaringen van de getuige, de partner van de verdachte en tante van de aangeefster, in overweging genomen. Deze getuige verklaarde dat zij de verdachte naakt op de aangeefster zag liggen, terwijl de aangeefster sliep. De aangeefster zelf had echter geen concrete herinneringen aan de gebeurtenis. De verdachte ontkende de beschuldigingen en verklaarde dat hij in de slaapkamer was om de deken van de aangeefster recht te leggen, maar dat hij was uitgegleden.
Forensisch onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) toonde aan dat er DNA-sporen waren gevonden die in verband konden worden gebracht met zowel de verdachte als de aangeefster. De rechtbank concludeerde echter dat de resultaten van het forensisch onderzoek vragen opriepen en niet voldoende bewijs boden voor de beschuldigingen. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verklaring van de getuige onvoldoende was voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd integraal vrijgesproken van alle beschuldigingen.
De rechtbank verklaarde de benadeelde partij, de aangeefster, niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De rechtbank hief ook het bevel tot voorlopige hechtenis op.