ECLI:NL:RBMNE:2020:3940

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
16-065480-20; 16-659372-17 (TUL)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van gewapende overval op tankstation met toepassing van jeugdstrafrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 september 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 maart 2020 samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op een tankstation in de gemeente De Ronde Venen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die ten tijde van het delict 20 jaar oud was, het ten laste gelegde feit heeft bekend. De officier van justitie heeft gevorderd om het jeugdstrafrecht toe te passen, wat de rechtbank heeft gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 270 dagen, waarvan 92 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding van de reclassering, het verkrijgen en behouden van een dagbesteding, en een contactverbod met de medeverdachte.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overval op klaarlichte dag heeft plaatsgevonden en dat de verdachte en zijn medeverdachte een mes hebben gebruikt om de medewerkster van het tankstation te bedreigen. Dit heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de psychologische rapporten en adviezen van de reclassering in overweging genomen, die hebben gesuggereerd dat het jeugdstrafrecht van toepassing is vanwege de jonge leeftijd van de verdachte en zijn impulsieve gedrag.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, die materiële schade heeft geleden door de overval, toegewezen tot een bedrag van € 1.043,77, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor deze schade. De voorlopige hechtenis van de verdachte is opgeheven, aangezien het onvoorwaardelijke gedeelte van de jeugddetentie gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-065480-20; 16-659372-17 (TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1999] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[woonplaats] , [adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 25 juni 2020 en 4 september 2020.
De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op 4 september 2020 plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen verdachte en mr. M. van Keulen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 10 maart 2020 in [vestigingsplaats] , samen met een ander een overval op het tankstation [tankstation] heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft het ten laste gelegde bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen [1] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 september 2020;
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , pagina 77 tot en met 79 van het procesdossier met nummer PL0900-2020073017;
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , pagina 72 tot en met 74 van het procesdossier met nummer PL0900-2020073017.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 10 maart 2020 te [vestigingsplaats] , gemeente De Ronde Venen, uit tankstation [tankstation] , tezamen en in vereniging met een ander, 7 pakjes Marlboro en een geldbedrag van in totaal 789,56 euro, toebehorende aan voornoemd tankstation [tankstation] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- het tankstation binnen te gaan en te zeggen: “dit is een overval” en “kassa open” en
- zichtbaar een mes bij zich te dragen en
- het mes dreigend in de richting van voornoemde [slachtoffer] te tonen en daarbij met het mes over de balie te komen en
- geld uit de kassalade te pakken en
- pakjes Marlboro uit het schap achter de balie te pakken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd;
- een leerstraf van 20 uren, bestaande uit Tools4U, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 10 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd het jeugdstrafrecht toe te passen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, gelet op de adviezen van de psychloog en de Raad voor de Kinderbescherming, het jeugdstrafrecht toe te passen.
De verdediging heeft bepleit om, gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk overleg Vakinhoud van de rechtspraak (LOVS), verdachte een jeugddetentie van 5 maanden op te leggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daarbij een voorwaardelijke jeugddetentie met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals deze door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd. Voorts is verzocht om verdachte de leerstraf Tools4U op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte op klaarlichte dag een tankstation overvallen omdat zij snel aan geld wilden komen. Zij hebben tevoren samen de overval gepland en daarvoor een mes en, om herkenning te voorkomen, zwarte kleding aangetrokken en skimutsen meegenomen. Verder was er een kennelijke rolverdeling waarbij de medeverdachte de medewerkster van het tankstation met het mes bedreigde terwijl verdachte het geld en de sigaretten wegpakte. Na de overal hebben zij zich ontdaan van het mes, hun jassen, skimutsen en de tas waarin zij het geld en de sigaretten hadden gestopt.
Dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij. Het is algemeen bekend dat dit soort feiten een grote impact op de slachtoffers kunnen hebben en dat zij nog lange tijd de gevolgen hiervan kunnen ondervinden, zowel in hun privéleven als in hun werksituatie. Dit volgt ook uit het dossier, waaruit blijkt dat het slachtoffer enige tijd haar werkzaamheden niet heeft kunnen uitvoeren en ook privé hiervan de gevolgen heeft ondervonden. Verdachte heeft hier op geen enkel moment bij stilgestaan en enkel gehandeld vanuit zijn eigen financiële gewin. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan. Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voor wat betreft de persoon van verdachte ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 31 juli 2020;
- een psychologisch rapport van 25 juli 2020, uitgebracht door A. Witvliet, GZ-psycholoog;
- een reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 28 juli 2020, uitgebracht door M. van Norde, reclasseringswerker.
Uit het psychologisch rapport volgt dat er bij verdachte geen sprake is van psychische stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Het tenlastegelegde kan volledig aan verdachte worden toegerekend.
Geadviseerd wordt om verdachte te berechten volgens het jeugdstrafrecht nu er duidelijke indicaties bestaan om af te wijken van het commune strafrecht. Verdachte schat de risico’s van het eigen handelen slecht in, heeft moeite met het adequaat organiseren van zijn
eigen gedrag, handelt geregeld impulsief en oogt beïnvloedbaar. Verder neemt hij actief deel aan zijn gezin, is hij ontvankelijk voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning en wordt een continuering van de schoolgang noodzakelijk geacht.
Hoewel er niet direct gronden zijn om een advies voor begeleiding of behandeling in een strafrechtelijk kader uit te brengen, zou een reclasseringscontact, gekoppeld aan een (deels) voorwaardelijke straf, zinvol kunnen zijn om verdachte te structureren en begeleiden in zijn dagelijks leven en in het aanpakken van zijn schulden.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat verdachte de overval heeft gepleegd vanwege zijn financiële problemen. De medeverdachte komt uit zijn sociale netwerk en het is niet bekend of/ hoe zij elkaar beïnvloed hebben. Verdachte handelde ten tijde van het delict impulsief en dacht niet na over de gevolgen voor anderen. Het realiseren van zinvolle dagbesteding is in algemene zin recidive verlagend. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
De reclassering adviseert, gelijk aan het advies van A. Witvliet, het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering adviseert verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding en stabiele financiële situatie, inzage in zijn activiteiten en de resultaten die hij boekt en - indien geïndiceerd - meewerken aan schuldhulpverlening.
Ten behoeve van het verbeteren van zijn (sociale) vaardigheden zou verdachte baat kunnen hebben bij een leerstraf, Tools4U.
De verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde feit 20 jaar oud.
De rechtbank ziet aanleiding om recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdige personen (overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht). Daarbij is gelet op de persoon van de verdachte en op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit is begaan, zoals hierboven is uiteengezet.
De oriëntatiepunten van het LOVS voor minderjarigen gaan voor een overval op een winkel uit van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 4 maanden. Iedere strafverzwarende omstandigheid telt daarbij in beginsel voor 60 uur taakstraf, dan wel 1 maand jeugddetentie.
Strafverzwarende omstandigheden in deze zaak zijn: het medeplegen, de bedreiging met een wapen en het georganiseerde karakter van de overval, zoals hiervoor besproken. Voorts was verdachte eerder veroordeeld voor een geweldsdelict en liep hij hiervan ten tijde van het plegen van de overval nog in een proeftijd.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat verdachte op enig moment bij de politie openheid van zaken heeft gegeven en oprecht spijt lijkt te hebben van de overval en mee wil werken aan een mediation-traject.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 270 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passen en geboden is. De rechtbank zal een deel daarvan, te weten 92 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaar en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank zal verdachte daarnaast een contactverbod met zijn medeverdachte opleggen.
Voorlopige hechtenis
Aangezien het onvoorwaardelijke gedeelte van de detentie gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, heft de rechtbank de voorlopige hechtenis op per datum van de uitspraak. Hiervan is een apart bevel opgemaakt.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.136,98 bestaande uit materiele schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft geconstateerd dat de vordering een kennelijke reken-/telfout bevat en dat het totale bedrag van de vordering € 1.136,97 bedraagt.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De schadepost ten aanzien van de sigaretten dient beperkt te worden tot de twee door de verdachten geopende pakjes sigaretten, ter waarde van in totaal € 22,00.
Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard nu op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden hoeveel pakjes sigaretten daadwerkelijk zijn weggenomen en de bij de verdachten aangetroffen pakje sigaretten terug zijn gegeven aan de benadeelde partij.
Het gevorderde ten aanzien van het geldbedrag kan tot een bedrag van € 10,64 worden toegewezen, uit het dossier volgt dat het overige geld is teruggevonden en teruggegeven aan de benadeelde partij.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten contant geld (€ 10,55) en het ziekteverzuim van de werkneemster (€ 1.011,22) ter hoogte van in totaal € 1.021,77 komt voor vergoeding in aanmerking.
De schadepost sigaretten (€ 115,20) zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 22,00.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld hoeveel pakjes sigaretten daadwerkelijk zijn weggenomen. Onder verdachte en zijn medeverdachte zijn in totaal 7 pakjes sigaretten aangetroffen, waaronder twee geopende pakjes. Deze 7 pakjes zijn teruggegeven aan de benadeelde partij. De rechtbank is derhalve van oordeel dat enkel de 2 geopende, en niet meer voor verkoop geschikte, pakjes sigaretten voor toewijzing in aanmerking komen.
De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en zal daarom de vordering tot het bedrag van € 1.043,77 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 1043,77, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal omdat het jeugdstrafrecht van toepassing is geen vervangende gijzeling opleggen.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de gehele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de proeftijd met één jaar te verlengen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 30 augustus 2019 is verdachte een jeugddetentie van 1 maand voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.
De rechtbank acht het gelet op de tijd die verdachte ten behoeve van de strafzaak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht onwenselijk dat verdachte opnieuw gedetineerd komt te zitten. De rechtbank acht, gelet op zijn persoon, begeleiding van verdachte door de reclassering noodzakelijk.
De rechtbank zal daarom in plaats daarvan een taakstraf gelasten, bestaande uit:
* een werkstraf, voor de duur van 80 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen jeugddetentie;
* een leerstraf, te weten de interventie Tools4U regulier (20 uur), indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 10 dagen jeugddetentie.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 270 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht ;
- bepaalt dat van de jeugddetentie
een gedeelte van 92 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd,tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3524 SJ Utrecht (telefoon: 088-8041101). Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich in zet voor het verkrijgen/behouden van zinvolle dagbesteding en een stabiele financiële situatie. Verdachte geeft de reclassering inzage in de activiteiten die hij onderneemt en de resultaten die hij boekt. Indien geïndiceerd door de toezichthouder verleent hij hulp aan derden, zoals schuldhulpverlening;
* gedurende de proeftijd op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal zoeken en/of hebben met de medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [2002] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 1.043,77, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [benadeelde] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
-veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 1.043,77 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-659372-17
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in deze rechtbank bij vonnis van 30 augustus 2019 opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf toe;
- gelast in plaats van de vrijheidsstraf het verrichten van een taakstraf, bestaande uit:
* een werkstraf, voor de duur van 80 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen jeugddetentie;
* een leerstraf, te weten de interventie Tools4U regulier (20 uur);
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet of niet naar behoren verricht de leerstraf wordt vervangen door 10 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en
J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 september 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 maart 2020 te [vestigingsplaats] , gemeente De Ronde Venen, althans in het arrondissement Midden-Nederland (uit tankstation [tankstation] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ongeveer achttien pakjes Marlboro, althans een hoeveelheid sigaretten en/of een geldbedrag van in totaal ongeveer 789,56 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] en/of voornoemd tankstation [tankstation] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- het tankstation binnen te gaan en te zeggen: “dit is een overval” en/of “kassa open” en/of woorden van gelijke aard of strekking en/of
- zichtbaar een mes bij zich te dragen en/of
- het mes dreigend in de richting van voornoemde [slachtoffer] te tonen en/of (daarbij) met het mes over de balie te komen en/of
- geld uit de kassalade te pakken en/of
- te zeggen: “ook sloffen sigaretten” en/of woorden van gelijke aard of strekking en/of
- pakjes Marlboro, althans sigaretten, uit het schap achter de balie te pakken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal in het onderzoek 09TANK, genummerd 2020073017, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 241. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.