8.3Wat betreft de mate waarin bij het vaststellen van de schade rekening is gehouden met de bereikbaarheid en de parkeergelegenheid, overweegt de rechtbank als volgt. [naam vennootschap onder firma] heeft in haar rapport overwogen dat de wijziging van het gebruik van de percelen leidt tot een intensivering van het gebruik en daarmee tot een toename van het aantal verkeersbewegingen en een toename van de behoefte aan parkeergelegenheid. [naam vennootschap onder firma] heeft gemotiveerd toegelicht dat een goede verkeersdoorstroming gegarandeerd blijft gelet op de ontsluiting via de [straatnaam 2] . Wat betreft de parkeergelegenheid is in het bestemmingsplan bepaald dat de gronden bestemd als ‘Bedrijventerrein’ moeten voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Een relevante toename van de parkeerdruk is daarom niet te verwachten. Verweerder heeft daarbij nog gewezen op de omstandigheid dat de woningen aan de [straatnaam 1] beschikken over parkeergelegenheid op het eigen terrein. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze uitgangspunten voor onjuist te houden. Eisers hebben hun stellingen niet met een tegenrapport onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
De vaststelling van het schadebedrag
9. Eisers voeren aan dat verweerder het schadebedrag te laag heeft vastgesteld. Volgens hen komt dit door een onjuiste taxatie van hun woning, omdat [naam vennootschap onder firma] alleen is uitgegaan van de kleinere woningen midden in de woonwijk, in plaats van woningen aan de rand van de wijk zoals de woning van eisers. Eisers hebben gewezen op de vraagprijs van twee vergelijkbare woningen die via Funda te koop zijn aangeboden. De ene woning kijkt wel uit op het nieuw ontstane bedrijventerrein en de andere woning niet. Het verschil in vraagprijs is € 60.000,-. Dit is volgens eisers dan ook de waardevermindering van hun woning.
10. De rechtbank geeft eisers daarin geen gelijk. De rechtbank kan een taxatie slechts terughoudend toetsen. Daarbij is van belang dat de waardering van onroerende zaken niet slechts door het toepassen van een taxatiemethode plaatsvindt, maar daarbij ook de kennis, ervaring en intuïtie van de desbetreffende deskundige een rol spelen. De rechtbank wijst in dit verband op rechtsoverweging 8.11 van de overzichtsuitspraak van de ABRvS van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582. De referentiewoningen die door [naam vennootschap onder firma] zijn gebruikt voor de taxatie zijn weliswaar niet gelijk aan de woning van eisers, maar de woningen zijn wel vergelijkbaar wat betreft vloeroppervlak en de grootte van de kavels. Bij de taxatie is er bovendien rekening mee gehouden dat sommige van de gebruikte vergelijkingsobjecten midden in de woonwijk liggen, in plaats van aan de rand van de wijk zoals bij de woning van eisers het geval is. Dit verschil is immers tot uitdrukking gekomen in de voor eisers vastgestelde waardedaling van hun woning. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de taxatie van [naam vennootschap onder firma] . De verwijzing van eisers naar twee vergelijkbare woningen op Funda, maakt dat niet anders, alleen al omdat de transacties de vraagprijs in plaats van de uiteindelijke verkoopprijs vermelden. Eisers hebben bovendien geen eigen taxatierapport overgelegd om de juistheid van de door hen gestelde waardedaling van hun woning te onderbouwen. Eisers hebben dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de taxatie van [naam vennootschap onder firma] op dit punt niet kan worden gevolgd. De beroepsgrond slaagt niet. Het normale maatschappelijk risico
11. Eisers voeren aan dat verweerder het schadebedrag ten onrechte heeft verlaagd in verband met het normale maatschappelijk risico. Volgens eisers is er in hun geval aanleiding om het schadebedrag niet, of in ieder geval niet meer dan 2%, te verlagen wegens het normale maatschappelijk risico. Eisers betrekken daarbij dat de totstandkoming van het bestemmingsplan volgens hen niet zorgvuldig is verlopen. Het definitieve bestemmingsplan is voor de percelen aan de overzijde van hun woning gewijzigd ten opzichte van het plan dat ter inzage heeft gelegen, terwijl de toelichting bij het plan niet gewijzigd is en zij hierover ook anderszins niet adequaat zijn geïnformeerd. Hierdoor zijn eisers op het verkeerde been gezet en hebben zij uiteindelijk tegen het definitieve bestemmingsplan geen bezwaar gemaakt. Eisers hebben ter onderbouwing van hun stelling verder gewezen op de ruimtelijke structuur van de omgeving. Volgens eisers lag het niet in de lijn der verwachtingen dat er op de percelen voor hun woning bedrijfsruimte gecreëerd zou worden. Er is juist een tekort aan woningen en een overschot aan bedrijfsruimte. Bovendien is aan alle kanten sprake van een zachte overgang tussen het bedrijventerrein en de woonwijk, behalve op de percelen tegenover de woning van eisers.
12. Voor het bepalen van de omvang van het normale maatschappelijke risico is verweerder aangesloten bij het adviesrapport van [naam vennootschap onder firma] , die uitgaat van 3,5% van de waarde van de woning. Verweerder handhaaft dat standpunt in beroep.
13. Uit artikel 6.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) volgt dat de binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade voor rekening blijft van de aanvrager. Uit artikel 6.2, tweede lid, van de Wro volgt – voor zover van belang – dat bij schade in de vorm van vermindering van de waarde van een onroerende zaak in ieder geval voor rekening van de aanvrager blijft een gedeelte gelijk aan 2% van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor het ontstaan van de schade.
14. De vaststelling van de omvang van het normale maatschappelijke risico is in de eerste plaats aan verweerder, die daarbij beoordelingsruimte toekomt. Verweerder moet deze vaststelling naar behoren motiveren. De vraag of planschade tot het normale maatschappelijke risico behoort, moet worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. Van belang is onder meer of de planologische ontwikkeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd waarmee de aanvrager rekening had kunnen houden in die zin dat die ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag, ook al bestond geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop deze ontwikkeling zich zou voordoen. Bij de beoordeling van het normale maatschappelijke risico komt ook betekenis toe aan de mate waarin de ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en in een reeks van jaren gevoerd planologisch beleid past. Vergelijk de rechtsoverwegingen 5.9, 5.10 en 8.10 van voormelde overzichtsuitspraak van de ABRvS van 28 september 2016.
15. De rechtbank volgt eisers niet in hun stelling dat de vermindering van het schadebedrag wegens het normale maatschappelijk risico moet worden verlaagd tot 2%. [naam vennootschap onder firma] heeft het normale maatschappelijk risico vastgesteld op 3,5%. Hierbij heeft [naam vennootschap onder firma] betrokken dat het totale schadebedrag 4,41% is van de waarde van de woning voor de planologische wijziging, zodat geen sprake is van onevenredige schade die alleen al daarom niet voor rekening van eisers zou moeten blijven. Het normale maatschappelijk risico is door [naam vennootschap onder firma] ook beoordeeld in het licht van de ruimtelijke structuur van de omgeving. De percelen die nu zijn bestemd als bedrijventerrein sluiten aan op gronden die al waren ingericht voor bedrijven. De ontwikkeling dat ook deze gronden bij het bedrijventerrein werden gevoegd is daarom een normale maatschappelijke ontwikkeling die in de lijn der verwachting lag. Verweerder heeft zijn standpunt dat voor eisers in deze zaak een normaal maatschappelijk risico geldt van 3,5% van de waarde van de woning voor het ontstaan van de schade, met het advies van [naam vennootschap onder firma] deugdelijk gemotiveerd. De gegeven motivering past binnen de aan verweerder toekomende beoordelingsruimte. De wijze waarop het bestemmingsplan tot stand is gekomen speelt naar het oordeel van de rechtbank geen rol bij de beoordeling van de schade die als gevolg van datzelfde bestemmingsplan is ontstaan. De rechtbank begrijpt dat eisers ontevreden zijn over het verloop van die procedure, maar zij kan dit bij de beoordeling van de omvang van het normale maatschappelijk risico (en de planschade) niet betrekken. Dit betekent dat ook alle argumenten van eisers over de schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de lopende klachtprocedures over de bestemmingsplanprocedure niet kunnen worden betrokken bij de beoordeling in deze zaak. De beroepsgrond slaagt niet.
16. De conclusie is dat eisers van de rechtbank geen gelijk krijgen. Verweerder heeft de tegemoetkoming in geleden planschade voor eisers terecht vastgesteld. Verweerder heeft zich daarvoor mogen baseren op het adviesrapport van [naam vennootschap onder firma] . Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.