ECLI:NL:RBMNE:2020:3926

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1893
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het ontbreken van arbeidsvermogen bij een Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.M. van Miltenburg, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door S.N. Westmaas-Kanhai. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv, waarin werd bepaald dat zij met ingang van 2 oktober 2018 geen recht had op een Wajong-uitkering. Het Uwv verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond, waarna eiseres in beroep ging. Tijdens de zitting op 1 november 2019 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en een tussenuitspraak gedaan op 30 april 2020, waarin het Uwv werd opgedragen om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen. Dit gebrek werd niet hersteld, ondanks een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 augustus 2020.

De rechtbank heeft in haar einduitspraak beoordeeld of het Uwv voldoende gemotiveerd heeft dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres niet duurzaam is. De rechtbank concludeert dat het Uwv niet voldoende heeft aangetoond dat eiseres in de toekomst ten minste vier uur per dag kan werken. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, die strenge eisen stelt aan de motivering van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv onvoldoende inzicht heeft gegeven in de mogelijkheden tot verbetering van de belastbaarheid van eiseres en dat er geen duidelijke prognose is gegeven over haar toekomstig functioneren.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1893

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 september 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.M. van Miltenburg),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Procesverloop

Bij besluit van 19 september 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 2 oktober 2018 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Bij besluit van 1 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij tussenuitspraak van 30 april 2020 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen tien weken na verzending van de tussenuitspraak het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Bij tweede tussenuitspraak van 30 juli 2020 heeft de rechtbank de termijn met vier weken verlengd.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 augustus 2020 ingediend. Eiseres heeft op
28 augustus 2020 een schriftelijke zienswijze gegeven.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 31 augustus 2020 gesloten.

De tussenuitspraak

1. Voor een weergave van de feiten verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, overwogen dat verweerder voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd dat eiseres tenminste een uur achter elkaar kan werken, over basale werknemersvaardigheden beschikt en een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren. Eiseres beschikt nu niet over arbeidsvermogen, omdat zij nu niet vier uur per dag belastbaar is. Verweerder heeft echter onvoldoende gemotiveerd waarom het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres niet duurzaam is, omdat onvoldoende duidelijk is toegelicht waarom ontwikkeling van de belastbaarheid van eiseres naar ten minste vier uur per dag werken op termijn mogelijk zal zijn. De belangrijkste redenen daarvoor zijn als volgt.
2. De verzekeringsarts bezwaar en beroep schrijft in haar rapporten van 22 maart 2019,
28 juni 2019, 3 oktober 2019 en 22 november 2019 (de eerdere rapporten) dat eiseres nu niet vijf keer vier uur per week kan werken, omdat zij een zelfstandigheidstraining volgt. Tegelijkertijd lijkt zij er van uit te gaan dat eiseres nu nog niet voldoende zelfredzaam is om zich staande te kunnen houden in het dagelijks leven. Het is onduidelijk of dit aspect van invloed is geweest op de conclusie dat eiseres niet ten minste vier per dag kan werken en zo ja, hoe dit aspect zich in de toekomst kan ontwikkelen. Verder neemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook aan dat eiseres vanuit preventief oogpunt niet vijf keer vier uur per week kan werken, om een disbalans tussen eiseres haar psychische en fysieke draagkracht en draaglast te voorkomen. Het is onduidelijk hoe dit zich verhoudt tot de conclusie over het ontbreken van duurzaamheid.

Het aanvullende rapport en de zienswijze van eiseres

3. In het aanvullende rapport van 3 augustus 2020 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat eiseres niet voor vijf keer vier uur per week belastbaar is vanwege de tijd die de zelfstandigheidstraining in beslag neemt. Daarnaast zijn de depressieve stoornis, die samenhangt met het autisme/de ontwikkelingsstoornis en de morbide obesitas van invloed op eiseres haar belastbaarheid. Door het autisme/de ontwikkelingsstoornis en de depressieve stoornis is er sprake van een multifactoreel energetisch probleem. Ook heeft het aanleren, ontwikkelen en beklijven van nieuwe vaardigheden een impact op eiseres haar energiereserve. Verder is eiseres uit preventief oogpunt niet vijf keer vier uur per week belastbaar ter voorkoming van een disbalans tussen psychische en fysieke draagkracht en draaglast. Vervolgens concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er bij eiseres mogelijkheden tot verbetering van de belastbaarheid, mogelijkheden tot verdere ontwikkeling en mogelijkheden tot toename van bekwaamheden zijn.
4. Eiseres heeft in haar zienswijze, kort gezegd, naar voren gebracht dat verweerder nog steeds niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres niet duurzaam is. De specifieke gronden die eiseres hierover heeft aangevoerd zal de rechtbank, indien nodig, bij de beoordeling bespreken.

Beoordeling door de rechtbank

Wat beoordeelt de rechtbank?
5. In deze einduitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder met het aanvullende rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres niet duurzaam is.
6. Dat doet de rechtbank aan de hand van relevante rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Zoals de rechtbank ook heeft overwogen in de tussenuitspraak, stelt de CRvB strenge eisen aan de motivering van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij eiseres kunnen ontwikkelen. Die inschatting moet concreet zijn toegespitst op eiseres. Daarbij is het voor een zorgvuldige beoordeling aangewezen dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige het stappenplan toepassen.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank is het met eiseres eens dat verweerder nog steeds onvoldoende duidelijk heeft gemotiveerd waarom ontwikkeling van de belastbaarheid naar ten minste vier uur per dag werken, op termijn mogelijk zal zijn. Zij legt hierna uit waarom zij dat vindt.
8. Naar de rechtbank begrijpt stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich op het standpunt dat eiseres om verschillende redenen niet vijf keer vier uur per week kan werken, namelijk omdat zij verminderd beschikbaar is door de zelfstandigheidstraining, om energetische redenen (als gevolg van het autisme/de ontwikkelingsstoornis, de depressieve stoornis en omdat het aanleren en beklijven van nieuwe vaardigheden energie kost) én op preventieve gronden (het voorkomen van disbalans tussen fysieke en psychische draagkracht en draaglast). Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar aanvullende rapport opgemerkt dat het belangrijk is dat eiseres vaardigheden aanleert om het zelfstandig functioneren te kunnen vergroten. Het is de rechtbank op basis hiervan nog steeds niet duidelijk in hoeverre het gebrek aan zelfstandigheid van invloed is op de conclusie dat eiseres niet ten minste vier uur per week kan werken. Omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit punt ook weer noemt in het rapport van
3 augustus 2020, waarmee verweerder het geconstateerde gebrek probeert te herstellen, gaat de rechtbank er van uit dat dit inderdaad van invloed is op eiseres haar belastbaarheid. Verweerder moet dus – kort gezegd – motiveren dat eiseres zich op de hierboven genoemde punten, waaronder het punt van zelfstandigheid, nog zodanig kan ontwikkelen dat zij in de toekomst wel ten minste vier uur per dag kan werken.
9. In het aanvullende rapport van 3 augustus 2020 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de verschillende stappen uit het stappenplan besproken. Zij schrijft dat het autisme/ de ontwikkelingsstoornis en de depressieve stoornis geen progressieve ziekten zijn (stap 1). Ook is er geen sprake van stabiele ziektebeelden zonder behandelmogelijkheden en zijn de aandoeningen niet zodanig ernstig dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht. In de zienswijze heeft eiseres weersproken dat er geen sprake is van een progressief ziektebeeld en dat er nog behandelmogelijkheden zijn, maar in wat eiseres aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding om aan deze conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen. Eiseres heeft haar weerspreking niet onderbouwd met medische informatie, terwijl dat wel op haar weg had gelegen. Uit de medische informatie in het dossier, waaronder het rapport van Rambocus en de informatie van psychiater van Leeuwen die eiseres in beroep heeft ingebracht, volgt ook niet dat sprake is van progressieve ziektebeelden en dat er geen behandelmogelijkheden zijn.
10. Dat betekent dat stap 3 uit het stappenplan aan de orde is. Bij stap 3 van het stappenplan stellen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige in gezamenlijk overleg vast of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is. Zij betrekken daarbij ten minste de volgende aspecten in onderlinge samenhang:
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
11. In het aanvullende rapport van 3 augustus 2020 schrijft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierover alleen dat deze aspecten al zijn beoordeeld in de eerdere rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidskundige bezwaar en beroep, maar de rechtbank vindt dat onvoldoende.
12. In de eerdere rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep staat over de depressieve stoornis dat deze behandeld kan worden met antidepressiva. Het is echter onduidelijk welke concrete resultaten hiervan te verwachten zijn en wat dat kan betekenen voor de mogelijkheden van eiseres om in de toekomst ten minste vier uur per dag belastbaar te zijn. De rechtbank vindt hierbij ook van belang dat uit de informatie van psychiater Van Leeuwen blijkt dat hij in overleg met eiseres heeft besloten het antidepressivum af te bouwen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht niet toe wat dit betekent voor haar conclusies.
13. Over het autisme/de ontwikkelingsstoornis schrijft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar eerdere rapporten dat er begeleidings- en behandelingsmogelijkheden zoals groepstherapie zijn, bij voorkeur in een specifieke groep voor mensen met een bovengemiddelde intelligentie, waarmee er meer dan geringe kans op verbetering van de belastbaarheid van eiseres bestaat. Zij wijst er op dat psychiater van Leeuwen schrijft dat eiseres haar goede intelligentie en creatieve vermogen haar daarbij kunnen helpen. Echter, ook op dit punt is het onduidelijk welke concrete resultaten te verwachten zijn van deze begeleidings- en behandelingsmogelijkheden en wat dat kan betekenen voor de mogelijkheden van eiseres om in de toekomst ten minste vier uur per dag belastbaar te zijn. Datzelfde geldt voor het gebrek aan zelfstandigheid. Een toelichting in hoeverre en op welke wijze eiseres in de toekomst voldoende zelfstandig kan functioneren om vijf keer vier uur per dag belastbaar te zijn, ontbreekt. Ook is er nog steeds geen standpunt van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hierover. Anders dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep kennelijk meent volgt dat niet uit het rapport van de arbeidskundige bezwaar en beroep.
14. Verder geldt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in geen van haar rapporten heeft gemotiveerd hoe eiseres in de toekomst ten minste vier uur per dag belastbaar kan zijn, zonder dat er een disbalans ontstaat tussen haar psychische en fysieke draagkracht en draaglast.
15. De conclusie is dat het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet is hersteld.
Verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen en het vervolg van de procedure
16.Eiseres heeft de rechtbank verzocht om een deskundige te benoemen en doet hierbij een beroep op het arrest Korošec van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (ECLI:CE:ECHR:2015:1008). Uit dit arrest volgt dat de rechter compensatie moet bieden als een partij in een nadeliger positie verkeert ten opzichte van de andere partij (het zogenaamde principe van equality of arms).
17.De rechtbank ziet bij de huidige stand van zaken geen reden om een onafhankelijke deskundige te benoemen. In de eerste plaats vindt de rechtbank niet dat sprake is van schending van de equality of arms. Eiseres heeft voldoende ruimte gehad om zelf medische stukken in te dienen en zij heeft daar in beroep gebruik van gemaakt, onder meer door een rapport van de door haar ingeschakelde verzekeringsarts Rambocus en informatie van haar behandelaars in te brengen. In de tweede plaats geldt het volgende. Weliswaar is het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet hersteld en is nog steeds niet deugdelijk gemotiveerd waarom het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres niet duurzaam is, maar het is nu eerst aan verweerder om ervoor te zorgen dat die deugdelijke motivering er wel komt.
18.De rechtbank zal daarom het beroep van eiseres gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen, omdat dit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is genomen. De rechtbank zal verweerder opdragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van wat in deze uitspraak en de tussenuitspraak is overwogen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken. Deze termijn vangt aan op de dag nadat deze uitspraak is verzonden.
19.Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, draagt zij verweerder op om het door eiseres betaalde griffierecht van € 47,- aan haar te vergoeden.
20.Verder veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Die kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.312,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 525,– en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
- draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 47- aan haar te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.312,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier, op 4 september 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, indien nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraken kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.