ECLI:NL:RBMNE:2020:3925

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 876
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering van eiseres na herbeoordeling door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres en de wijziging van haar WIA-uitkering. Eiseres, die als chauffeur werkte, had zich op 3 december 2014 ziekgemeld vanwege toegenomen klachten van PTSS, lichamelijke en depressieve klachten. Na een wachttijd van 104 weken werd zij in 2016 voor 55,51% arbeidsongeschikt geacht, en in 2018 voor 52%. Op 4 juli 2019 heeft het UWV haar medegedeeld dat zij voor 52,45% arbeidsongeschikt was, en dat haar uitkering niet zou wijzigen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar op 22 januari 2020 ongegrond.

Eiseres heeft beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij zij aanvoerde dat de medische beoordeling onjuist was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de besluiten heeft gebaseerd op zorgvuldige medische en arbeidskundige rapportages. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat de rapporten inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden waren. Eiseres heeft geen objectieve medische informatie overgelegd die haar standpunt ondersteunt.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 19 juni 2019 52% arbeidsongeschikt was en dat de WIA-uitkering niet gewijzigd hoefde te worden. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/876

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Heek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat eiseres minder arbeidsgeschikt is dan voorheen. Eiseres wordt voor 52,45% arbeidsongeschikt geacht. Haar uitkering wijzigt niet.
Bij besluit van 22 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 20 mei 2020 heeft eiseres een schriftelijke toelichting ingediend. Verweerder heeft hier op 7 juli 2020 op gereageerd.
Nadat geen van de partijen binnen de hiervoor gestelde termijn heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van het recht ter zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een zitting achterwege blijft en met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb het onderzoek op 22 juli 2020 gesloten.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was gedurende 34,87 uur per week werkzaam als chauffeur bij [bedrijf] Op 3 december 2014 heeft eiseres zich ziekgemeld in verband met toegenomen PTSS-klachten, lichamelijke klachten en depressieve klachten. Na een wachttijd van 104 weken werd eiseres met ingang van 30 november 2016 voor 55,51% arbeidsongeschikt geacht. Vanaf 18 oktober 2018 werd eiseres, na het instellen van bezwaar, voor 52% arbeidsongeschikt geacht. In verband met een op 6 mei 2019 gedane melding toename klachten per 8 april 2019 vond een herbeoordeling plaats. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres terecht voor 52,45% arbeidsongeschikt is verklaard. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
Beoordelingskader
3. De rechtbank overweegt dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling juist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling juist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk.
Zorgvuldigheid
4. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was aanwezig bij de hoorzitting, heeft eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht en heeft dossieronderzoek verricht. Hij heeft alle beschikbare medische informatie meegewogen bij zijn oordeel, waaronder het huisartsenjournaal. In het rapport van 17 december 2019 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hij tot zijn beoordeling is gekomen.
Medische beoordeling
5. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat zij meer beperkingen heeft dan verweerder heeft aangenomen. In de FML van 19 juni 2019 is onvoldoende rekening gehouden met de psychische en lichamelijke klachten van eiseres. Eiseres is niet in staat om 30 uur per week te werken. Door de PTSS-klachten heeft eiseres angst voor kleine en/of afgesloten ruimtes. Ook voelt eiseres zich onveilig in het donker en wacht daarom met slapen tot het licht wordt. Verweerder heeft te weinig beperkingen aangenomen ten aanzien van haar buikklachten en hoofdklachten.
6. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is vastgesteld. Eiseres is beperkt geacht ten aanzien van het persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen en werktijden. Anders dan eiseres stelt, valt niet in te zien dat hiermee onvoldoende rekening is gehouden met de klachten van eiseres.
7. De primaire verzekeringsarts concludeert in het rapport van 19 juni 2019 dat er vanaf 8 april 2019 tijdelijk sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid. Vanaf 19 juni 2019 heeft eiseres weer benutbare mogelijkheden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijkt niet af van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. In de rapporten van 17 december 2019 en 6 juli 2020 concludeert hij dat ondanks de absoluut forse klachten van eiseres geen sprake is van een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’. Dat er vanaf 8 april 2019 tot 19 juni 2019 tijdelijk sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel volgen. Volgens hem wordt er in de FML van 19 juni 2019 voldoende rekening gehouden met de beperkingen van eiseres, met name op het mentale vlak. Daarnaast heeft eiseres bij een urenbeperking van 30 uur per week voldoende tijd om te recupereren.
8. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen en neemt daarbij in overweging dat eiseres in beroep geen objectiveerbare medische informatie heeft overgelegd, waaruit blijkt dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen. Aan de manier waarop eiseres zelf haar klachten ervaart, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen. Verweerder heeft voldoende rekening gehouden met de gezondheidssituatie van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundige beoordeling
Veilige werkomgeving
9. Tegen de arbeidskundige beoordeling voert eiseres aan verweerder onvoldoende heeft getoetst of de functies in een vertrouwde en veilige werkomgeving worden uitgeoefend.
10. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert in het rapport van 16 juni 2020 dat bij dit punt een categoriale onderbouwing volstaat. Of er in specifieke functies sprake is van een vertrouwde, veilige werkomgeving en of er gewerkt wordt in een fatsoenlijk bedrijf waar mensen met wederzijds respect met elkaar omgaan, betreft een subjectieve zienswijze en wordt door de arbeidsdeskundig analist niet onderzocht of vastgelegd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep merkt verder op dat het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) uitsluitend bestaat uit algemeen geaccepteerde arbeid. De rechtbank kan dit volgen. Daarnaast heeft eiseres niet onderbouwd dat er geen sprake is van een voor haar vertrouwde, veilige werkomgeving waar mensen met wederzijds respect met elkaar omgaan. De beroepsgrond slaagt niet.
De functie van medewerker postverzorging (SBC-code 315140)
11. Eiseres voert aan dat de functie van medewerker postverzorging niet geschikt is, omdat er sprake is van te veel afleiding en lawaai om de werkzaamheden goed te kunnen uitvoeren. Daarnaast kan eiseres de interne protocollen, privacyregels en werkinstructies niet volgen en kan zij het moeten distribueren van post in een veelvoud aan postvakken niet, omdat dit te complex is. Daarnaast is er sprake van een persoonlijk risico in de zin van poederbrieven. Er is ook sprake van een overschrijding op het gebied van handelingstempo, omdat men 100-200 poststukken per uur moet kunnen sorteren/verwerken. Het hanteren van een hoog handelingstempo is ook niet mogelijk door de combinatie van eiseres’ medicijnen, psychische klachten en fysieke klachten.
12. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet beperkt is geacht ten aanzien van afleiding door activiteiten van anderen, geluidsbelasting of voor het werken met een hoog handelingstempo. Daarnaast blijkt uit de omschrijvingen van de functies dat er geen sprake is van lawaai in de kantoortuin. De geluidsbelasting heeft namelijk alleen betrekking op het ’s morgens gedurende een half uur werken in de snijkamer. Alleen dan is er ook sprake van een hoog handelingstempo, gedurende de rest van de werktijd niet. Uit de FML blijkt ook dat het verhoogd persoonlijk risico in de functie geen overschrijding van eiseres’ belastbaarheid oplevert. Uit de functieomschrijving blijkt verder dat de functie bestaat uit eenvoudige routinematige werkzaamheden zonder (hoge) complexiteit. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de functie passend is. De beroepsgrond slaagt niet.
De functie van productiemedewerker industrie (SBC-code 111180)
13. Eiseres voert aan dat de functie van productiemedewerker industrie ongeschikt is, omdat er sprake is van een overschrijding ten aanzien van het samenwerken. Eiseres is aangewezen op een werksituatie waarin het samenwerken beperkt is tot een eigen afgebakende deeltaak. Dit strookt niet met het geregeld contact/overleg hebben met collega’s.
14. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Uit de toelichting in de FML blijkt dat eiseres met anderen kan werken als zij een eigen, van tevoren afgebakende deeltaak heeft. Uit de functieomschrijving blijkt dat er alleen wordt samengewerkt met een eigen afgebakende deeltaak. Daarnaast blijkt uit de functieomschrijving ook dat de functie bestaat uit eenvoudige routinematige werkzaamheden zonder (hoge) complexiteit. Er is slechts een minimale of beperkte persoonlijke invulling van de functie aan de orde en de functie heeft een laag zelfstandigheidsniveau (maximaal 3 op een schaal van 1 tot 7). De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook deze functie geschikt is. De beroepsgrond slaagt niet.
De functie van medewerker tuinbouw (SBC-code 111010)
15. Eiseres voert aan dat de functie van medewerker tuinbouw ongeschikt is, omdat eiseres niet kan samenwerken. Ook is het handelingstempo van deze functie te hoog.
16. De rechtbank stelt vast dat er bij deze functie samengewerkt dient te worden met 1 à 2 collega’s aan een tafel met planten. De rechtbank ziet niet in dat er hierdoor sprake is van een overschrijding van eiseres’ belastbaarheid. Dat er bij ongeveer 500 planten per uur meeldraden verwijdert moeten worden met ongeveer 2 bloemen per plant, betekent niet dat er sprake is van een hoog handelingstempo. De rechtbank stelt ook vast dat de functie geen kenmerkende belasting heeft ten aanzien van een hoog handelingstempo. Eiseres is hiervoor overigens niet beperkt geacht. De rechtbank concludeert dat de functie geschikt is. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
17. Gelet op het voorgaande bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies.
Eindconclusie
18. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiseres per 19 juni 2019 52 % arbeidsongeschikt was en heeft de WIA-uitkering van eiseres daarom terecht niet gewijzigd.
19. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 27 augustus 2020 door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.