ECLI:NL:RBMNE:2020:3920

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3883
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de afwijzing van een Wajong-uitkering op basis van onvoldoende zorgvuldige voorbereiding en motivering door de verweerder

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 21 augustus 2020, wordt het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die hem met ingang van 15 februari 2019 geen recht op een Wajong-uitkering toekende. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat het niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank verwijst naar een eerdere tussenuitspraak waarin deze tekortkomingen al waren vastgesteld.

De verzekeringsarts bezwaar en beroep, C.A. Goldhoorn, en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, V. Franscoise, hebben in hun rapporten van 29 april 2020 aangegeven dat er mogelijkheden zijn voor de ontwikkeling van eisers arbeidsparticipatie. De rechtbank concludeert dat de rapporten voldoende onderbouwd zijn en dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie van eiser in de toekomst nog kunnen ontwikkelen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten worden vergoed op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De uitspraak is gedaan in een enkelvoudige kamer en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank heeft de partijen op de hoogte gesteld van de uitspraak en de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3883

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. P.A.M. Staal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M. Tieman).

Procesverloop

Bij besluit van 11 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist dat eiser met ingang van 15 februari 2019 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Bij besluit van 20 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij tussenuitspraak van 24 maart 2020 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend, waarbij rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn gevoegd.
Eiser heeft gelegenheid gekregen om hier uiterlijk 9 juli 2020 een reactie op te geven, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens op 20 juli 2020 gesloten. Op 21 juli 2020 heeft eiser verzocht om uitstel voor het indienen van een schriftelijke reactie. De rechtbank heeft dit verzoek op 22 juli 2020 afgewezen, omdat de termijn voor het indienen van een verzoek of reactie op 9 juli 2020 is verstreken en het onderzoek op 20 juli 2020 is gesloten. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Overwegingen
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij alles wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat verweerder het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet zorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd. In het bestreden besluit en de daaraan ten grondslag liggende rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is onvoldoende concreet en op eiser toegespitst onderbouwd dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie van eiser zich in de toekomst nog kunnen ontwikkelen.
Beoordeling van de aanvullende motivering
3. De verzekeringsarts bezwaar en beroep C.A. Goldhoorn verklaart in het rapport van 29 april 2020 dat er, gelet op de aard van het ziektebeeld, bij eiser geen sprake is van een progressief ziektebeeld. Er is ook geen sprake van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden en de aandoening is niet zodanig ernstig dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep bespreekt dat eiser sinds zijn puberteit intensieve begeleiding, opnames en behandeling heeft gehad. Momenteel is eiser nog steeds in behandeling en heeft hij dagbesteding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat meer langdurige stabiliteit zowel wat betreft wonen als dagbesteding ook valt onder de noemer behandelmogelijkheden. Een behandeling die gericht is op het leren omgaan met duidelijke structuur en begeleiding voor stabiliteit in wonen en werkomgeving waardoor eisers zelfstandigheid ontwikkelt zou verbetering in zijn functioneren kunnen geven. De afgelopen jaren is er immers uitsluitend onrust geweest op het gebied van wonen, begeleiding en omgeving. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert verder dat gelet op de aard van de diagnoses een toename van bekwaamheden mag worden verwacht. Eiser functioneert mentaal op moeilijk lerend niveau, dus de (zeer) lichte verstandelijke beperking, autisme spectrumstoornis en ADD maken niet dat eiser met de juiste begeleiding, rust en regelmaat geen bekwaamheden meer zou kunnen ontwikkelen. Vooral structuur, duidelijkheid en een goede begeleiding is van belang.
4. Over de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat uit de activiteiten die eiser wel doet en kan, zoals het zelfstandig bekende routes met het openbaar vervoer reizen, met een vriend naar evenementen gaan, zelfverzorging en taken in de woongroep uitvoeren, blijkt dat eiser tot op zekere hoogte leerbaar is. De onrust in zijn persoonlijke situatie is in negatieve zin van invloed op zijn prestaties in de dagbesteding. Met een behandeling gericht op sturing, structuur, rust en begeleiding kan eiser meer zelfstandig leren te functioneren. Daarbij kan hij leren langdurig met een taak bezig te zijn en vooral door de structuur ook meer werknemersvaardigheden ontwikkelen. Het ontbreken van arbeidsvermogen is daarom volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet duurzaam.
5. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep V. Franscoise stelt in het rapport van 29 april 2020 voorop dat in het evaluatieverslag van ‘de Loods’ van 21 mei 2019 nergens staat dat er geen sprake meer zal zijn van enige ontwikkeling bij eiser. Het betreft overigens een evaluatieverslag, geen ontwikkelingsplan. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep verklaart verder dat de onrust in eisers persoonlijke situatie door de vele verhuisbewegingen in negatieve zin van invloed is op zijn prestaties in de dagbesteding. Zij merkt daarnaast op dat eiser affiniteit heeft met dagbestedingsactiviteiten op het gebied van techniek, terwijl eiser momenteel bezigheden verricht in de groenvoorziening en de verzorging van dieren. Er zouden technische voorzieningen/materialen worden geregeld zodat eiser zelf kan gaan sleutelen, maar op de datum in geding was dit nog niet geregeld.
6. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is het reëel om te verwachten dat activiteiten die beter aansluiten bij eisers affiniteit hem meer zullen boeien, waardoor hij de focus langer zal kunnen vasthouden. Ook is het reëel te verwachten dat rust op het gebied van wonen en de plaats waar de dagbesteding plaatsvindt een positief effect heeft op het functioneren van eiser. Eiser heeft behoefte aan stabiliteit in de woonsituatie en bezigheden. De vele verhuizingen hebben een negatief effect op zijn concentratievermogen, energie en zelfzorg. Zodra na gewenning aan de nieuwe woon- en dagbestedingsomgeving meer rust en meer structuur in zijn dag en activiteiten is bereikt, zal naar verwachting de concentratie en energie toenemen, zodat eiser met voldoende begeleiding en aansporing in staat zal zijn een uur achtereen een taak te volbrengen, zonder tussentijds te worden afgeleid. Eiser is voldoende leergierig en doet zijn best. Dit zal volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, in combinatie met verbetering van bovengenoemde condities, een goede kans bieden dat eiser op termijn een taak gedurende een uur achtereen zal kunnen volhouden. Ook de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep komt daarom tot de conclusie dat eiser niet duurzaam geen arbeidsvermogen heeft.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de aanvullende rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende concreet en op eiser toegespitst onderbouwd dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie van eiser zich in de toekomst nog kunnen ontwikkelen.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk aan hoe en in hoeverre eiser zich naar verwachting in de toekomst nog kan ontwikkelen. Zij geeft ook aan hoe de begeleiding concreet wordt toegepast, welke concrete resultaten daarvan te verwachten zijn en wat dat kan betekenen voor eisers mogelijkheden om arbeidsvermogen te ontwikkelen. De rechtbank kan haar oordeel dat de verbeteringen kunnen leiden tot ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie van eiser volgen. Eiser heeft hier niet (met medische stukken onderbouwd) tegen ingebracht dat de genoemde begeleiding bij hem geen resultaat kunnen hebben.
9. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende concreet gemaakt welke werknemersvaardigheden van eiser door de begeleiding kunnen verbeteren en wat de concrete resultaten daarvan kunnen zijn voor het vermogen van eiser om instructies van een werkgever te begrijpen, te onthouden, uit te voeren en afspraken met een werkgever na te komen. De beoordeling van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep steunt daarbij op de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat met de voorgestelde begeleiding, activiteiten waar eiser affiniteit mee heeft en meer rust en structuur in zijn nieuwe woon- en dagbestedingsomgeving eisers zelfstandigheid en functioneren kunnen verbeteren. Zoals hiervoor overwogen volgt de rechtbank dit. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd toegelicht dat eiser dat op genoemde gebieden een verdere ontwikkeling van eiser kan plaatsvinden, zodat hij op termijn in staat is om een opdracht of taak te onthouden en deze taak gedurende een uur achtereen kan uitvoeren. Eiser heeft hier niet iets tegen ingebracht dat tot een ander oordeel leidt.
Conclusie
10. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is het beroep van eiser gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Awb.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de aanvullende rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep het geconstateerde zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek hersteld. De rechtbank laat daarom de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Concreet betekent dit dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-
Deze uitspraak is op 21 augustus 2020 gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.