In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 21 augustus 2020, wordt het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die hem met ingang van 15 februari 2019 geen recht op een Wajong-uitkering toekende. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat het niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank verwijst naar een eerdere tussenuitspraak waarin deze tekortkomingen al waren vastgesteld.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep, C.A. Goldhoorn, en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, V. Franscoise, hebben in hun rapporten van 29 april 2020 aangegeven dat er mogelijkheden zijn voor de ontwikkeling van eisers arbeidsparticipatie. De rechtbank concludeert dat de rapporten voldoende onderbouwd zijn en dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie van eiser in de toekomst nog kunnen ontwikkelen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten worden vergoed op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan in een enkelvoudige kamer en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank heeft de partijen op de hoogte gesteld van de uitspraak en de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.