ECLI:NL:RBMNE:2020:3915

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
16 september 2020
Zaaknummer
C/16/506125 / FO RK 20-802
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij in het belang van de minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 18 september 2020, is het ouderlijk gezag van de moeder, [A], over haar minderjarige kind, [voornaam van minderjarige], beëindigd. De Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland had verzocht om deze beëindiging, omdat er geen contact meer was tussen de moeder en de gecertificeerde instelling (GI), Samen Veilig Midden-Nederland, wat leidde tot problemen in de zorg voor het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks eerdere pogingen, niet in staat is gebleken om de zorg en opvoeding van [voornaam van minderjarige] op een aanvaardbare manier te dragen. De minderjarige heeft in zijn leven al veel meegemaakt, waaronder meerdere wisselingen in zijn opvoedsituatie, wat heeft geleid tot hechtingsproblemen en een behoefte aan stabiliteit en continuïteit.

De rechtbank heeft ook de standpunten van de belanghebbenden gehoord. De pleegmoeders steunen het verzoek van de Raad en willen betrokken blijven bij [voornaam van minderjarige]. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van het kind is dat de GI met de voogdij wordt belast, zodat belangrijke beslissingen over [voornaam van minderjarige] genomen kunnen worden. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheden tot hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
Zaakgegevens: C/16/506125 / FO RK 20-802
datum uitspraak: 18 september 2020
beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING MIDDEN-NEDERLAND, hierna te noemen de Raad, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats 1] , hierna: [voornaam van minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND, hierna: de GI, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[A], hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
mevrouw [B] en mevrouw [C], hierna te noemen de pleegmoeders,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 19 juli 2020, ingekomen bij de griffie op 21 juli 2020.
1.2.
Op 1 september 2020 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
  • mevrouw [D] namens de Raad;
  • de heer [E] namens de GI;
  • de pleegmoeders, die eerst apart zijn gehoord.
1.3.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.2. De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[voornaam van minderjarige] verblijft op de groep [naam groep] van [naam instelling] .
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 28 augustus 2018 is [voornaam van minderjarige] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is voor het laatst verlengd in de beschikking van
28 augustus 2020 tot 28 augustus 2021.
2.4.
Sinds 28 augustus 2018 is [voornaam van minderjarige] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Van 25 oktober 2018 tot 7 januari 2019 verbleef [voornaam van minderjarige] in het gezin van de pleegouders. Sinds 7 januari 2019 verblijft [voornaam van minderjarige] op de groep [naam groep] van [naam instelling] .
De uithuisplaatsing is voor het laatst verlengd in de beschikking van 28 augustus 2020 tot
28 augustus 2021.

3.Waar gaat het over?

3.1.
De Raad vraagt de rechtbank om het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen en de GI met de voogdij over [voornaam van minderjarige] te belasten. Dan zou de GI in plaats van de moeder voortaan de belangrijke beslissingen over [voornaam van minderjarige] mogen nemen.
3.2.
De GI heeft in de brief van 20 mei 2020 laten weten dat zij bereid is om de voogdij over [voornaam van minderjarige] op zich te nemen.
3.3.
De Raad hoopt dat de moeder weer de samenwerking met de GI wil aangaan en dat het contact tussen de moeder en [voornaam van minderjarige] hersteld kan worden. Het zou goed zijn voor [voornaam van minderjarige] als de moeder een rol blijft spelen in zijn leven.

4.De standpunten van de belanghebbenden

4.1.
Volgens de Raad is de moeder het niet eens met het verzoek van de Raad. Maar de moeder beseft dat het gezag over [voornaam van minderjarige] de laatste jaren ook aan haar voorbij is gegaan. De moeder wil graag dat het contact met [voornaam van minderjarige] hersteld wordt.
4.2.
De pleegmoeders staan achter het verzoek van de Raad. De pleegmoeders hebben verklaard dat ze betrokken zullen blijven bij [voornaam van minderjarige] en door zullen gaan met de al ingezette hulp. Ze hopen dat het contact tussen de moeder en [voornaam van minderjarige] hersteld wordt.

5.De beoordeling

Beslissing
5.1.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad toewijzen, het gezag van de moeder over [voornaam van minderjarige] beëindigen en de GI met de voogdij over hem belasten. Hieronder zal de rechtbank toelichten hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
Toelichting
5.2.
Volgens de wet kan de rechtbank het gezag van een ouder of van beide ouders beëindigen, als het kind opgroeit op een manier waardoor hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en er geen zicht is op verbetering binnen een voor het kind aanvaardbare termijn. De aanvaardbare termijn is de periode waarin het voor dit kind duidelijk moet zijn waar hij zal opgroeien. [1]
5.3.
[voornaam van minderjarige] heeft al veel meegemaakt in zijn leven. Hij heeft veel wisselingen meegemaakt in zijn opvoedsituatie, bij wie hij woont en waar hij naar school gaat. Hij heeft hechtingsproblemen en ook problemen met het reguleren van zijn emoties. Vanwege die eigen problematiek heeft hij veel duidelijkheid, continuïteit en rust nodig. Ook vraagt zijn problematiek om specifieke opvoedvaardigheden, omdat hij meer dan gemiddeld aandacht nodig heeft van een opvoeder. Vanwege zijn gedragsproblemen zijn meerdere plaatsingen in pleeggezinnen niet goed gegaan. [voornaam van minderjarige] zou eind 2018 bij zijn pleegmoeders gaan wonen, maar ook al kunnen ze het heel goed met elkaar vinden, de plaatsing bij hen ging toch niet goed. Daarom verblijft hij sinds januari 2019 grotendeels op een groep van [naam instelling] .
De pleegmoeders zijn wel nog steeds bereid om voor [voornaam van minderjarige] te blijven zorgen als hij passende hulp en begeleiding krijgt. Het doel is uiteindelijk dat [voornaam van minderjarige] gedeeltelijk of geheel bij hen kan wonen. [voornaam van minderjarige] voelt zich thuis bij zijn pleegmoeders en hij wil graag bij hen wonen.
5.4.
Het lukt de moeder niet om de verzorging en opvoeding van [voornaam van minderjarige] binnen een voor hem aanvaardbare termijn te dragen. De moeder heeft tot 2017 een lange tijd alleen voor [voornaam van minderjarige] gezorgd. Zij wilde dat wel, maar kon het op de lange duur niet volhouden. Uiteindelijk is besloten dat [voornaam van minderjarige] niet langer thuis bij zijn moeder kon blijven wonen. Sinds [voornaam van minderjarige] niet meer thuis woont, heeft de moeder meerdere keren het contact verbroken met de GI en met [voornaam van minderjarige] . Dit heeft voor problemen gezorgd. Zodra er belangrijke beslissingen genomen moesten worden over [voornaam van minderjarige] , moest de GI oplossingen zoeken omdat de moeder niet bereikbaar was. Sinds juni 2019 heeft de GI geen contact meer gehad met de moeder. Hierdoor heeft de hulpverlening weer allerlei beslissingen over [voornaam van minderjarige] moeten nemen zonder de moeder. De rechtbank vindt deze situatie niet goed voor [voornaam van minderjarige] . Hij moet daardoor onnodig lang op zaken wachten en dat brengt onduidelijkheid en onzekerheid voor hem mee. De rechtbank begrijp dat de GI en de Raad het belangrijk vinden dat er duidelijkheid komt voor [voornaam van minderjarige] . Het is praktisch niet haalbaar om de moeder beslissingen te laten nemen over [voornaam van minderjarige] , omdat zij vaak niet bereikbaar is voor de hulpverlening. Het nemen van beslissingen duurt op deze manier te lang en het maakt de situatie voor [voornaam van minderjarige] moeilijker. De rechtbank ziet helaas geen aanwijzingen om aan te nemen dat deze situatie op de korte termijn gaat veranderen. Bovendien is een terugplaatsing van [voornaam van minderjarige] naar de moeder niet meer aan de orde, omdat dat in het verleden al verschillende keren is mislukt. Dat leidt tot de conclusie dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden.
5.5.
Dat betekent niet dat de moeder in de toekomst geen rol meer speelt in het leven van [voornaam van minderjarige] . Integendeel, de moeder blijft altijd de moeder van [voornaam van minderjarige] . Er is op dit moment geen contact tussen de moeder en [voornaam van minderjarige] . Dit is verwarrend voor [voornaam van minderjarige] , want hij wil wel graag contact met zijn moeder. En in de stukken is te lezen dat de moeder ook graag contact met [voornaam van minderjarige] wil en dat zij elkaar allebei heel erg missen. De rechtbank hoopt daarom dat het contact tussen de moeder en [voornaam van minderjarige] hersteld kan worden. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de GI zal blijven werken aan contactherstel tussen de moeder en [voornaam van minderjarige] .
Voogdij
5.6.
Omdat het gezag van de moeder wordt beëindigd, moet er een voogd worden benoemd. [2] Er moet namelijk iemand zijn die de belangrijke beslissingen over [voornaam van minderjarige] kan nemen omdat hij nog minderjarig is. De Raad adviseert om de GI met de voogdij over [voornaam van minderjarige] te belasten. Het is in het belang van [voornaam van minderjarige] dat de GI betrokken blijft, omdat er voor [voornaam van minderjarige] nog veel geregeld moet worden aan hulpverlening. Indien de pleegmoeders worden belast met het gezag, valt de hulp van de GI weg. Bovendien is het wenselijk dat een neutrale partij belast wordt met het gezag, zodat diegene het contactherstel tussen de moeder en [voornaam van minderjarige] kan bevorderen. De pleegmoeders hebben ook gezegd dat zij niet belast willen worden met de voogdij, omdat zij het belangrijk vinden dat de moeder eerst vertrouwen in hen heeft. De GI is het eens met de Raad. De moeder en de overige belanghebbenden hebben hiertegen geen bezwaar gemaakt. De rechtbank volgt dan ook het advies van de Raad en zal de GI met de voogdij over [voornaam van minderjarige] belasten.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.7.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder [A] , geboren op [geboortedatum 2] 1978 in [geboorteplaats 2] , over de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op
[geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats 1] ;
6.2.
benoemt de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland als voogd over de hiervoor genoemde minderjarige;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.M.M. van Amstel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Clement als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:266 lid 1 sub a, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:275, eerste lid, BW.