ECLI:NL:RBMNE:2020:3911

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
16 september 2020
Zaaknummer
16/220164-19 en 16/157690-18 (tul) (P
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging van ex-partner met gebruik van GPS-tracker en beledigende uitingen

Op 16 september 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-partner gedurende een periode van vijf weken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich herhaaldelijk in de nabijheid van de woning van de aangeefster heeft opgehouden, waarbij hij beledigende en bedreigende uitingen naar haar heeft geschreeuwd en via WhatsApp heeft gecommuniceerd. Daarnaast heeft de verdachte een GPS-tracker onder de auto van de aangeefster geplaatst, waardoor hij haar locatie kon volgen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster vormden. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 140 uur. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/220164-19 en 16/157690-18 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffer] in de periode van 27 juli 2019 tot en met 11 september 2019 te Amersfoort.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Verdachte ontkent niet dat hij meermalen bij de woning van aangeefster is geweest. Hij was daar om zijn spullen terug te krijgen. Het schreeuwen op straat moet worden gezien als een onhandige uiting van woede, onmacht en frustratie. De vertaalde berichten in het dossier zijn berichten die verdachte heeft geplaatst middels zijn WhatsAppstatusupdates. Uit deze berichten blijkt niet dat ze specifiek aan aangeefster waren gericht. Aangeefster had verdachte bovendien geblokkeerd, waardoor zij zijn statusupdates niet kon zien. Deze zijn haar toegestuurd door haar eigen kinderen. Tot slot bevat het dossier weliswaar aanwijzingen dat verdachte een GPS-tracker onder de auto van aangeefster heeft geplaatst, maar deze aanwijzingen zijn onvoldoende om tot bewezenverklaring van dit deel van de tenlastelegging te komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Uit de aangifte van [slachtoffer] op 11 september 2019 blijkt het volgende:
Ik doe hierbij aangifte van belaging tegen mijn ex-partner [verdachte] . Vandaag, 11 september 2019 ging ik naar huis. Ik woon op de [adres] in [woonplaats] . Ineens zag ik toen dat [verdachte] op zijn fiets aan kwam rijden. Ik hoorde dat hij naar mij riep in de Turkse taal: "Waarom ben je bij het politiebureau van mij weggegaan? Ben jij bang [2] voor mij?" Hierop heb ik geantwoord: "Ja ik ben bang voor jou!" Ik hoorde toen dat [verdachte] riep: "Je hebt gelijk. Je moet echt bang zijn voor mij, want ik maak jouw leven helemaal kapot. Ik ga je leven verpesten en helemaal verzuren. Je kunt beter doodgaan." Vervolgens ben ik mijn woning ingegaan. Ik zag toen dat [verdachte] nog aan de achterkant langsfietste. Ik hoorde dat hij ondertussen heel hard: "Kankerhoer, kankerhoer!" in de Turkse taal riep. Even later zag ik een politieagent op een fiets aan komen rijden. Toen wij in gesprek waren in de huiskamer hoorden wij geschreeuw vanaf de straat komen. Ik herkende onmiddellijk de stem van mijn ex-partner [verdachte] . Ik hoorde [verdachte] weer in de Turkse taal het woord ‘kankerhoer’ roepen. De wijkagent hoorde dit ook, alleen begrijpt hij de Turkse taal niet. Ik vertel u dat [verdachte] dit elke dag doet, gemiddeld zes of zeven keer per dag. Ik word er gek van. Onze relatie is anderhalve maand geleden beëindigd en nu stalkt [verdachte] mij dagelijks. [3] Ik ben heel erg bang voor [verdachte] . Hij laat mij niet met rust. [4]
Getuige [getuige] heeft op 13 september 2019 het volgende verklaard:
Het gaat om mijn buurvrouw van [adres] . Ik kan u vertellen dat haar ex haar al lange tijd ernstig lastig valt. [5] Ik weet dat de buurvrouw de relatie met haar ex verbroken heeft. Nu zie ik deze ex de godganse dag in de omgeving van haar woning fietsen. Ik zie dit vrijwel elke dag en wel 4, 5, 6 keer per dag. Ik zie dan dat hij op verschillende plaatsen rondom de flat gaat staan en wel zo dat hij zicht houdt op de woning van mij buurvrouw. Ik heb zelfs gezien dat hij op de schutting van de benedenburen is geklommen. Ook is er een keer geweest dat hij onder het balkon van mijn buurvrouw in haar richting heeft staan schreeuwen. Ik kon dit niet verstaan maar ik kon uit zijn houding en de intonatie opmaken dat hij heel erg boos was. Het niet verstaan kwam omdat dit schreeuwen in het Turks ging. Ik hoorde later van mijn Turkse bovenburen dat er toen dingen zijn geschreeuwd als: "Vuile kankerhoer, ik heb heet water voor je klaar staan" en nog veel meer. Verder heb ik gezien dat de ex in de ruimte van onze flat stond waar de brievenbussen zitten en dat hij in de brievenbus van mijn buurvrouw stond te kijken. [6]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] blijkt het volgende:
Op 6 augustus 2019 werd de politie gebeld door mevrouw [slachtoffer] , omdat meneer [verdachte] bij haar op het balkon zou staan. Meneer [verdachte] had via de schutting van haar onderburen de toegang tot het balkon verschaft. Toen melder terugkwam zag ze op het balkon een witte baksteen liggen die zij daar niet had neergelegd. [7]
Uit de aangifte van [slachtoffer] op 4 september 2019 blijkt het volgende:
Ik doe aangifte tegen mijn ex-vriend genaamd [verdachte] . Ik hoorde en zag namelijk tekstberichten op mijn mobiele telefoon en een ingesproken bericht op mijn voicemail.
Bijlage één (1) 31-08-2019, 00:42 uur
(…)
Bijlage twee (2) 03-09-2019, 18:32 uur
(…)
Bijlage drie (3) 04-09-2019, 07:20 uur
VANDAAG is de dag Hij komt maar een keer, Morgen DAN is het VANDAAG al niet meer Niet zeuren GENIET Van het leven, het mag Maar doe het VANDAAG Want morgen is de dag
Bijlage vier (4) verstuurd op 04-09-2019, 07:22 uur
(…)
Bijlage vijf (5) verstuurd op 04-09-2019, 09:14 uur
(…)
Bijlage zes (6) verstuurd op 04-09-2019 13:09 uur
(…)
En een geluidsopname die ik u heb laten horen op mijn mobiele telefoon. Dit betreft een ingesproken voicemail bericht in het Turks ingesproken op mijn mobiele telefoon door [verdachte] op 25 augustus 2019.
Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2] blijkt het volgende:
In het proces-verbaal van aangifte van bedreiging van 4 september 2019 staan enkele Turkse teksten opgenomen. Ik, verbalisant, heb deze tekst doorgestuurd naar een tolk. Ik ontving vervolgens de volgende reactie:
Bijlage één (1) 31-08-2019, 00:42 uur
"Ik heb niet gegeten maar (anderen) laten eten, me niet gekleed maar (anderen) laten kleden. Op 27-07-2019 om 23.10 uur hebben jullie me op verraderlijke wijze gedood. 's Ochtends uitgenodigd, gegeten en gedronken en 's avonds heb je me gedood,,,,, ik ben een levende dode,,, In mijn leven is er geen plaats voor eerlozen en gemeneriken, hun einde is de dood Nog even kahmeye,,,,, (Dit laatste woord betekent niets in het Turks, eventueel kan "kahpe" bedoeld zijn = slet/hoer) [8]
Bijlage twee (2) 03-09-2019, 18:32 uur
Datgene wat, terwijl jij plannen maakt, zijn Plan al lang heeft gemaakt, wordt HET LEVEN genoemd! [verdachte]
Bijlage vier (4) 04-09-2019, 07:22 uur
mOrgen is MijN dag
Bijlage vijf (5) 04-09-2019, 09:14 uur
Wat je mij hebt aangedaan vergeet ik niet en slik ik niet,, er bestaat zoiets als juiste tijd en daar wacht ik op..!
Bijlage zes (6) 04-09-2019 13:09 uur
Alsof de politie mij iets zou doen, als ik op een dag met de politie kom haal ik in dat huis alles wat mij toebehoort,,, het enige wat ik voor mijn eerloze hoer zal achterlaten is mijn stront, Die kun je met smaak opeten anders smelt het vet van je kont [9]
Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2] blijkt het volgende:
Op 4 september 2019 deed aangeefster [slachtoffer] aangifte van bedreiging. Ik ontving van de tolk de vertaling van de voicemail:
"Ga maar goed afscheid nemen van je kleinkinderen, hoer. Binnenkort zal je ze niet meer kunnen zien. In de rechtbank jij ik neem ze en zal jullie allen neuken he. Jullie zullen het zien. Je kinderen zal je niet zien en ook je kleinkinderen zal je niet zien. Jij hoer jij. Je denkt dat je met mij kunt sollen he?" [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 2 september 2020 het volgende verklaard:
Ik heb de berichten uit de aangifte van [slachtoffer] op 4 september 2019 in mijn status van Whatsapp gezet.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] blijkt het volgende:
Op 8 september 2019 kregen wij, verbalisanten, de melding te gaan naar de [adres] alwaar de melder een gps-tracker onder haar auto zou hebben gevonden. De melder bleek te zijn: [slachtoffer] . [slachtoffer] verklaarde kort samengevat dat:
  • zij vandaag eerder op de dag buiten voor haar woning had gestaan;
  • zij op dat moment haar ex-vriend voorbij zag fietsen;
  • zij toen hoorde dat haar ex-vriend een adres en tijdstip schreeuwde waarop zij ergens zou zijn geweest;
  • zij hiervan schrok aangezien dit precies klopte;
  • zij zich hierdoor erg bedreigd voelde en zich afvroeg hoe haar ex dit kon weten;
  • zij toen op het idee kwamen om haar auto te inspecteren op het aanwezig zijn van track en trace-apparatuur;
  • zij toen onder haar auto een zwart kastje had aangetroffen;
  • zij toen zag dat er op het kastje de tekst: "Trace Master" stond.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] blijkt het volgende:
Ik, verbalisant, trof in de iPhone 10, waarvan verdachte [verdachte] had verklaard dat het zijn telefoon was, in de Web History onderstaande gegevens aan. Kennelijk was er met de iPhone 10 van de verdachte op de data 24, 25, 26 en 27 augustus en 9 september 2019 op de site van Bol.com gezocht naar een GPS-tracker van het merk Tracemaster. [12]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] blijkt het volgende:
Ik, verbalisant, heb de iPhone verder onderzocht. [13] Ik zag dat de telefoon onder andere de volgende zoektermen bevatte:
9-9-2019 15:37:15 (UTC+2) gps tracker
8-9-2019 02:44:11 (UTC+2) [slachtoffer] [verbalisant 5] [14]
7-9-2019 14:39:20 (UTC+2) van soest naar vianen hoeveel km
7-9-2019 14:37:08 (UTC+2) van valk hotel vianen
Ik, verbalisant, sprak met aangeefster [slachtoffer] . Ik hoorde dat zij mij, desgevraagd, vertelde dat zij op 7 september 2019 van omstreeks 14.30 uur tot en met 18.30 uur bij het Van der Valk hotel in Vianen was geweest om daar wat te drinken.
Verder zag ik, verbalisant [verbalisant 2] , dat de telefoon de volgende zoektermen bevatte:
27-8-2019 18:16:25 (UTC+2) gps tracker auto opsporen. [15]
26-8-2019 07:09:11 (UTC+2) hoe kan ik een auto volgen met gps. [16]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] blijkt het volgende:
Ik, verbalisant, heb de telefoon nader onderzocht. [17] Via de telefoon zag ik dat op 27 augustus mogelijk iets gekocht was bij de website tracemaster.nl. Ik zag dat de website tracemaster.nl voorzien is van een webwinkel waar GPS-trackers te koop zijn. [18]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] blijkt het volgende:
De officier van justitie heeft de bestelhistorie van verdachte [verdachte] bij Tracemaster gevorderd. Ik ontving vervolgens een factuur van dit baken. Ik zag dat de factuurdatum 27 augustus 2019 betrof. Ik zag dat de factuur gericht was aan [A] , [adres] [woonplaats] . Ik zag deze factuur ging over de aankoop van een Tracemaster 90 Voertuig Volgsysteem / GPS Tracker - Accu tot 90 dagen standby. Op de [adres] te [woonplaats] staat geen [A] ingeschreven.
Op de website tracemaster.nl zag ik de Tracemaster 90. [19] Dit type baken is gelijkend op het baken dat onder de auto van de aangeefster was aangetroffen.
Ook ontving ik van Tracemaster een e-mail met de bestelling. Ik zag dat de klant als e-mailadres [naam] @live.nl had opgegeven, zijnde het e-mailadres dat ook in de mobiele telefoon van verdachte [verdachte] is ingevoerd.
Ook ontving ik van Tracemaster betalingsgegevens. Ik zag dat was betaald via IDEAL via rekeningnummer [rekeningnummer] met als IDEAL-naam [verdachte] . Na vordering bij de SNS-bank blijkt dat verdachte [verdachte] rekeninghouder is van het genoemde rekeningnummer. [20]
Bewijsoverwegingen
Door verdachte is de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster betwist. De rechtbank is echter van oordeel dat sprake is van betrouwbare verklaringen, nu deze voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de gedragingen van verdachte, zoals daarvan blijkt uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, kunnen worden gekwalificeerd als belaging in de zin van artikel 285b, eerste lid, Sr. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad verschillende factoren van belang zijn: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het stelselmatige karakter van het handelen van verdachte dat hij in een periode van ongeveer 5 weken zich veelvuldig in de nabijheid van de woning van aangeefster heeft opgehouden, waarbij hij naar haar heeft geschreeuwd en haar heeft uitgescholden. Daarnaast heeft hij beledigende en haatdragende uitingen naar aangeefster gedaan door haar voicemail in te spreken en berichten in zijn WhatsAppstatus te plaatsen. De verklaring van verdachte dat de berichten niet aan aangeefster waren gericht, vindt de rechtbank – gelet op de inhoud van de berichten – ongeloofwaardig. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat verdachte op z’n minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster, al dan niet door derden, kennis zou nemen van die berichten. Tot slot heeft verdachte een GPS-tracker onder de auto van aangeefster geplaatst en daarmee haar locatie in beeld gebracht.
Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat zij zich door de gedragingen van verdachte angstig voelde en dat zij erg bang was voor haar veiligheid. De gedragingen van verdachte hebben dan ook een zeer hinderlijke verstoring van het persoonlijk leven van aangeefster teweeg gebracht.
Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Eveneens is de rechtbank van oordeel dat verdachte het oogmerk had aangeefster te dwingen iets te dulden en haar vrees aan te jagen. Verdachte heeft er immers met zijn handelen voor gezorgd dat aangeefster heeft moeten dulden dat zij veelvuldig met verdachte werd geconfronteerd. Daarnaast heeft verdachte beledigende en haatdragende uitingen naar aangeefster gedaan, waardoor hij haar erg bang heeft gemaakt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
De verklaring van verdachte dat hij contact bleef zoeken met aangeefster om zijn spullen terug te krijgen, kan aan die conclusie niet afdoen. Hetgeen de raadsvrouw voor het overige nog heeft aangevoerd, leidt evenmin tot een ander oordeel.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meerdere momenten in de periode van 6 augustus 2019 tot en met 11 september 2019 te Amersfoort, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door meerdere malen:
- zich telkens hinderlijk (frequent en langdurig) in de omgeving van het huis van die [slachtoffer] op te houden en
- ( zakelijk weergegeven: beledigende en haatdragende) uitingen naar die [slachtoffer] te uiten middels Whatsapp en middels het schreeuwen/roepen naar die [slachtoffer] en middels het inspreken van de voicemail van die [slachtoffer] en
- een GPS-tracker onder de auto van die [slachtoffer] te plaatsen en daarmee de locatie van die [slachtoffer] in beeld te brengen,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
belaging.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 2 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden de voorwaarden die zijn geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het locatieverbod;
- een taakstraf van 140 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 70 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, in geval van een bewezenverklaring, verzocht een geheel voorwaardelijke (taak)straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact. Een onvoorwaardelijke taakstraf zal bij verdachte alleen maar bijdragen aan het gevoel van krenking en onrecht dat hem is aangedaan en mogelijk een tegengesteld effect hebben.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. Hij heeft zich over een periode van ongeveer vijf weken veelvuldig in de nabijheid van de woning van aangeefster opgehouden, waarbij hij naar haar heeft geschreeuwd en haar heeft uitgescholden. Daarnaast heeft hij beledigende en haatdragende uitingen naar aangeefster gedaan door haar voicemail in te spreken en berichten in zijn WhatsApp status te plaatsen. Tot slot heeft verdachte een GPS-tracker onder de auto van aangeefster geplaatst en daarmee haar locatie in beeld gebracht. Door zijn handelen heeft verdachte op indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van aangeefster. Uit haar slachtofferverklaring blijkt dat zij nog steeds last heeft van hevige angstgevoelens en dat de belaging een grote impact heeft gehad op haar dagelijks leven. Verdachte heeft op geen enkele wijze laten zien dat hij beseft dat zijn gedrag ongeoorloofd en ongewenst was. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 23 juli 2020, waaruit blijkt dat verdachte op 5 november 2004 onherroepelijk is veroordeeld voor het tweemaal plegen van bedreiging en een mishandeling. Nu deze veroordeling langer geleden is, zal deze niet ten nadele van verdachte worden meegenomen.
Ook heeft de rechtbank gelet op de inhoud van de Pro Justitia-rapportage van 12 april 2020, opgemaakt door psycholoog T. ‘t Hoen. Uit de rapportage blijkt dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het testpsychologisch onderzoek en er bleek geen heteroanamnestisch onderzoek mogelijk. Ondanks de beperkingen van het diagnostisch onderzoek is wel duidelijk geworden dat er sprake is van sterk op de voorgrond staande narcistische persoonlijkheidstrekken. Een narcistische persoonlijkheidsstoornis is niet vast te stellen, maar ook niet uit te sluiten. Vanwege het feit dat verdachte de belaging ontkent, heeft de psycholoog de onderliggende drijfveren en motieven onvoldoende kunnen exploreren. Hierdoor onthoudt de psycholoog, mede als gevolg van de beperkingen in het diagnostisch onderzoek, zich van een advies ten aanzien van de mate van toerekenen. Het risico op recidive wordt door de psycholoog als matig tot hoog ingeschat, zolang de situatie van verdachte onveranderd blijft, dan wel nog verder verslechtert. De psycholoog adviseert een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een ambulante behandeling, een contact- en locatieverbod en elektronisch toezicht.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsrapport van 6 augustus 2020, opgemaakt door reclasseringswerker R. Jacobs. De reclassering sluit zich aan bij het advies van de psycholoog en adviseert een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod voor de provincie Noord-Holland.
De oplegging van een straf en maatregel
Gelet op de aard en ernst van het door verdachte gepleegde feit, is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden is. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zullen de (bijzondere) voorwaarden worden gekoppeld die door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van het locatieverbod voor de provincie Noord-Holland. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient ertoe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Het opleggen van een geheel voorwaardelijke taakstraf, zoals door de raadsvrouw is bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van het feit.
Aangezien verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zoals bedoeld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank de officier van justitie niet volgen in zijn eis om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen.
De rechtbank acht het evenwel passend en geboden aan verdachte ter voorkoming van het plegen van strafbare feiten, ook een contactverbod met aangeefster op te leggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van twee jaren. Voor iedere keer dat verdachte het contactverbod overtreedt, zal vervangende hechtenis voor de duur van zeven dagen worden opgelegd, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichting ingevolge de opgelegde maatregel niet op. Gelet op de aard van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheid dat verdachte zelfs aanleiding heeft gezien om volgapparatuur te plaatsen onder de auto van aangeefster, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] . Daarom zal zij bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Met dit verbod beoogt de rechtbank dat aangeefster rust in haar leven krijgt.

9.BESLAG

Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- telefoontoestel Nokia 2310;
- telefoontoestel Apple iPhone.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 11.711,12. Dit bedrag bestaat uit € 8.961,12 aan materiële schade en € 2.750 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 8.961,12 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, in geval van een bewezenverklaring, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de benadeelde partij geen verklaring van een psycholoog overgelegd waaruit blijkt dat zij immateriële schade ten gevolge van het ten laste gelegde feit heeft geleden. Het gevorderde bedrag aan immateriële schade is bovendien hoog in vergelijking met soortgelijke zaken.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de kosten voor de alarminstallatie ten bedrage van € 873,80 toe. De aanschaf van een alarmsysteem strekt ertoe soortgelijke feiten in de toekomst te voorkomen en/of in het vervolg aanstonds de politie te kunnen bereiken. De rechtbank neemt aan dat de benadeelde partij deze kosten heeft gemaakt als gevolg van de bewezen verklaarde feiten, zodat deze hiervoor een conditio sine qua non vormen. Voornoemde kosten zijn redelijkerwijs toe te rekenen aan en het rechtstreekse gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte.
De gevorderde vergoeding van kosten voor medicijnen wijst de rechtbank af, nu niet, althans onvoldoende is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het bewezen verklaarde feit.
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor de verhuizing, de huur, het internet, de elektriciteit en de huur van de opslagbox, is de rechtbank van oordeel dat dit deel van de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert, omdat daar nadere onderbouwing voor nodig zou zijn. Het is immers vooralsnog onvoldoende vast komen te staan welk deel van deze kosten in redelijkheid zijn toe te rekenen aan het bewezen verklaarde strafbare feit. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering daarom slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank komt de benadeelde partij wel in aanmerking voor vergoeding van immateriële schade, aangezien zij door de belaging is aangetast in haar fundamentele rechten, in het bijzonder schending van haar persoonlijke levenssfeer. Aldus is sprake van aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank begroot deze schade naar billijkheid op € 1.000 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2019 (zijnde de laatste dag van de bewezenverklaarde delictsperiode) tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij wordt ten aanzien van de meer gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering verklaard.
Conclusie
De rechtbank wijst de vordering gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.873,80, bestaande uit € 873,80 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 september 2019 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank wijst de vordering voor wat betreft de gevorderde materiële schade tot een bedrag van € 320,93 af en verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Kostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.873,80, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 september 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 28 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht van 18 december 2018 (parketnummer 16/157690-18) is verdachte een taakstraf van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de reclassering Leger de Heils op het adres Zeehaenkade 30 in Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat begeleiden/behandelen door de Waag (FACT) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, ook als dat inhoudt aanvullend diagnostisch onderzoek. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [1972] te [geboorteplaats] (Turkije), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 jarenvast;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 140 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 70 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
  • legt aan verdachte op
  • beveelt dat verdachte zich onthoudt van contact met [slachtoffer] , geboren op [1972] te [geboorteplaats] (Turkije);
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 7 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
-
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de
teruggave aan verdachtevan de volgende voorwerpen:
  • Telefoontoestel Nokia 2310 (G2485774);
  • Telefoontoestel Apple iPhone (G24857650);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.873,80,bestaande uit € 873,80 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft de gevorderde materiële schade tot een bedrag van € 320,93 af;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.873,80 te betalen, bestaande uit € 873,80 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 28 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/157690-18
-
wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht van 18 december 2018 opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mrs. G.A. Bos en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P. Versluis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 september 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 27 juli 2019 tot en met 11 september 2019 te Amersfoort, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door een of meerdere malen:
- zich (telkens) hinderlijk (frequent en/of langdurig) in de omgeving van het huis van die [slachtoffer] en/of in het huis van die [slachtoffer] op te houden en/of
- ( zakelijk weergegeven: beledigende en/of haatdragende) uitingen naar die [slachtoffer] te uiten middels Whatsapp althans een online berichtenservice en/of middels het schreeuwen/roepen naar die [slachtoffer] en/of middels het inspreken van de voicemail van die [slachtoffer] en/of
- een (GPS-)tracker onder de auto van die [slachtoffer] te plaatsen en/of (daarmee) de locatie van die [slachtoffer] te localiseren/in beeld te brengen en/of (zich vervolgens naar die locaties te begeven) en/of
- zich ongewenst in de omgeving van die [slachtoffer] te begeven op andere plekken waar zij zich bevindt (o.a. het politiebureau en/of het juridisch loket), met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 september 2019, genummerd 2019272759A, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 98 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 oktober 2019, genummerd 2019294872, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 99 tot en met 147. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] op 11 september 2019, p. 68.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] op 11 september 2019, p. 69.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] op 11 september 2019, p. 71.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] op 13 september 2019, p. 78.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] op 13 september 2019, p. 79.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 37.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 121.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 122.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 119.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , p. 146.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 91.
13.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 94.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 95.
15.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 96.
16.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 97.
17.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 106.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 107.
19.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 110.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 111.