ECLI:NL:RBMNE:2020:3909

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
16 september 2020
Zaaknummer
16.285948-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het veroorzaken van een verkeersongeval onder invloed van alcohol zonder rijbewijs

Op 19 mei 2019 heeft de verdachte in Almere een verkeersongeval veroorzaakt door onder invloed van alcohol te rijden zonder rijbewijs. Bij het ongeval raakte een andere verkeersdeelnemer, [slachtoffer], zwaar gewond, met onder andere een geamputeerde oorschelp en meerdere botbreuken. De rechtbank heeft op 2 september 2020 de zaak behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos en onvoorzichtig rijgedrag, wat leidde tot het ongeval. De verdachte had eerder al een geldboete gekregen voor het rijden zonder rijbewijs, wat zijn recidive bevestigde. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, samen met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden en een geldboete van € 430,--. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak van een passende straf om normhandhaving te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.285948-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. primair

op 19 mei 2019 in Almere als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, door

  • na het drinken van alcohol;
  • terwijl hij geen rijbewijs had;
  • met een te hoge snelheid een bocht in de Elementendreef is genaderd en ingereden;
  • in die bocht de controle over de auto is verloren;
  • over de doorgetrokken streep de berm is ingereden;
  • tegen een lantaarnpaal is gebotst;
  • waardoor de auto is gedraaid en op de rechterzijde in de berm tot stilstand is gekomen;
1. subsidiair

op 19 mei 2019 in Almere als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg heeft veroorzaakt, althans het verkeer heeft gehinderd door

  • na het drinken van alcohol;
  • terwijl hij geen rijbewijs had;
  • met een te hoge snelheid een bocht in de Elementendreef is genaderd en ingereden;
  • in die bocht de controle over de auto is verloren;
  • over de doorgetrokken streep de berm is ingereden;
  • tegen een lantaarnpaal is gebotst;
  • waardoor de auto is gedraaid en op de rechterzijde in de berm tot stilstand is gekomen;
2
op 19 mei 2019 in Almere in een personenauto heeft gereden terwijl hij alcohol had gedronken;
3
op 19 mei 2019 in Almere in een personenauto heeft gereden terwijl hij geen rijbewijs had.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde. Daartoe is gesteld dat van de zijde van verdachte geen sprake is geweest van roekeloos handelen of van zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen.
Van het onder 2 ten laste gelegde is eveneens vrijspraak bepleit. Aangenomen kan worden dat verdachte alcohol had gedronken, maar niet dat dit teveel zou zijn geweest; verdachte heeft slechts een voorlopige blaastest gedaan en er heeft geen ademanalyse plaatsgevonden.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverwegingen feit 1
Schuld
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat het verkeersgedrag van verdachte zonder meer onvoorzichtig is te noemen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte onder invloed van alcohol een auto heeft bestuurd, zonder aanwijsbare oorzaak in een bocht naar links van de weg is geraakt en in de rechterberm tegen een lantaarnpaal is gebotst waarna de auto is omgeslagen en op de zijkant tot stilstand is gekomen. Verdachte heeft bij de politie bevestigd dat hij teveel alcohol had gedronken. Hij verklaarde dat de alcohol hem over de streep heeft getrokken om te gaan rijden en dat hij dit in nuchtere staat niet zou hebben gedaan. Verdachte was bovendien niet in het bezit van een rijbewijs. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij jaren eerder drie of vier rijlessen had gehad en nadien nog een paar keer op een industrieterrein had geoefend, maar sindsdien niet meer had gereden. Bovendien heeft verdachte meerdere inzittenden in de auto laten meerijden.
Deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, leiden tot het oordeel dat verdachte niet tot (behoorlijk) rijden in staat moest worden geacht en kunnen de gevolgtrekking dragen dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is te wijten, in die zin dat het handelen van verdachte als ‘
zeer onvoorzichtig’ dient te worden aangemerkt.
Aard van het letsel
[slachtoffer] is bij het ongeval ernstig gewond geraakt. Zijn linkeroorschelp is vrijwel volledig geamputeerd. [slachtoffer] is opgenomen geweest in Amsterdam UMC en heeft meerdere operaties moeten ondergaan, onder meer wegens een open botbreuk aan zijn linkerarm, peesletsel aan zijn rechter onderarm en pols en meerdere huidtransplantaties. In augustus 2019, ongeveer drie maanden na het ongeval, is hij begonnen met revalidatie, gericht op het vergroten van zijn mobiliteit en opbouw van kracht. Zijn rechter (dominante) arm en hand kon hij op dat moment nog slechts beperkt gebruiken. Er is sprake van blijvend zichtbaar letsel.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het door [slachtoffer] ten gevolge van het ongeval opgelopen letsel dient te worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank overweegt dat verdachte bij de voorlopige blaastest een ‘F’ heeft geblazen, dat hij bij de politie heeft bevestigd dat hij teveel alcohol had gedronken en dat hij heeft verklaard dat de alcohol hem over de streep heeft getrokken om te gaan rijden en dat hij dit in nuchtere staat niet zou hebben gedaan.
Uit de bewijsmiddelen en het voornoemde volgt niet alleen dat verdachte alcohol had gedronken, maar ook dat hij teveel had gedronken om nog tot behoorlijk besturen van een auto in staat te zijn en bovendien dat hij wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik van alcohol de rijvaardigheid kon verminderen.
Bewezenverklaring
Op grond van de bewijsmiddelen en -overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2 en 3 ten laste is gelegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. primair
op 19 mei 2019 te Almere als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg (Elementendreef), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig
  • na voorafgaand gebruik van alcohol, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen en
  • terwijl aan hem, verdachte, geen rijbewijs was uitgereikt en
  • rijdende op de Elementendreef een bocht in die voornoemde Elementendreef is genaderd en ingereden en vervolgens
  • in die bocht de controle over het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto Fiat Punto) is verloren en vervolgens
  • in plaats van voornoemde weg te volgen, over de doorgetrokken streep de berm in is gereden en vervolgens
  • is gebotst tegen een aldaar staande lantaarnpaal
  • ten gevolge waarvan voornoemd voertuig (personenauto Fiat Punto) gedraaid op de rechterzijde in de berm tot stilstand is gekomen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een geamputeerde oorschelp en fracturen en huidverwondingen en littekens aan de onderarmen en polsen werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;2
op 19 mei 2019 te Almere, als bestuurder van een voertuig (personenauto Fiat Punto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
3
op 19 mei 2019 te Almere als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Fiat Punto) heeft gereden op de weg, Elementendreef, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1 primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
2
Overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
3
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie onder 1 primair en 2 bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden onvoorwaardelijk;
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen van 6 maanden onvoorwaardelijk.
De officier van justitie heeft voorts ter zake van het door de officier van justitie onder 3 bewezen geachte gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een hechtenis van 1 week onvoorwaardelijk;
- een geldboete van € 430,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om bij oplegging van een straf te volstaan met een werkstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten door verdachte zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een (eenzijdig) verkeersongeval door zeer onvoorzichtig te handelen en bij welk ongeval [slachtoffer] zwaar gewond is geraakt, aan het rijden in een auto onder invloed van (teveel) alcohol en aan het rijden zonder rijbewijs.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een straf welke vrijheidsbeneming meebrengt. De door de raadsman bepleite taakstraf is daarom niet aan de orde. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend en geboden, omdat de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank overweegt dat ter zake de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en dat zij, gelet op het bepaalde in voornoemd artikel, bij de bepaling van de strafmaat zal uitgaan van de strafbepaling waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld, zijnde de strafbepaling behorend bij artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank overweegt voorts dat het onder 3 bewezen verklaarde feit geen misdrijf maar een overtreding betreft, hetgeen betekent dat voor dit feit een aparte straf dient te worden opgelegd.
De rechtbank heeft gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die zijn ontwikkeld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en die betrekking hebben op het bij artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 strafbaar gestelde feit. Daarbij neemt de rechtbank als uitgangspunten dat het slachtoffer van het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat verdachte alcohol had gedronken. Voor wat betreft het alcoholgebruik wordt in de richtlijnen onderscheid gemaakt tussen alcoholgebruik waarbij het aantal microgram alcohol per liter uitgeademde lucht (ug/l) onder 570 ug/l blijft of waarbij dit 570 ug/l of hoger is. Nu bewezen is dat verdachte teveel alcohol heeft gedronken maar het aantal ug/l niet vaststaat, gaat de rechtbank in het voordeel van verdachte uit van de laagste categorie. Onder deze omstandigheden geven de oriëntatiepunten als richtlijnen voor een op te leggen straf en maatregel:
  • indien sprake is van een
  • indien sprake is van een
Op grond van de tot het dossier behorende stukken ziet de rechtbank, naast het alcoholgebruik door verdachte, geen (andere) strafverzwarende omstandigheden. Gelet hierop en ook alle overige omstandigheden in aanmerking nemend, bestaat aanleiding om bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel aansluiting te zoeken bij voornoemde richtlijn behorend bij een ernstige mate van schuld aan het verkeersongeval.
Ten slotte houdt de rechtbank rekening met een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (‘strafblad’) van 4 augustus 2020, waaruit blijkt dat verdachte eerder contact heeft gehad met politie en justitie, onder meer inhoudende de oplegging van een geldboete nog in 2019 voor het (in dat jaar) rijden zonder rijbewijs.
Alles overwegende acht de rechtbank voor de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten oplegging van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 6 maanden in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 6 maanden passend en geboden. Ook voor wat betreft het onder 3 bewezen verklaarde feit ziet de rechtbank, mede gelet op voornoemde recidive, reden om aan te sluiten bij de eis van de officier van justitie en zal zij aan verdachte een hechtenis van 1 week in combinatie met een geldboete van € 430,-- opleggen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 23, 24c, 55 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 8, 107, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
Feiten 1 en 2:
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
- ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
Feit 3:
- veroordeelt verdachte tot een hechtenis voor de duur van 1 week;
- veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 430,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 7 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. W.S. Ludwig en M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 september 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 19 mei 2019 te Almere, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, (Elementendreef), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • na voorafgaand gebruik van alcohol, althans, terwijl hij, verdachte, verkeerde onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen en/of
  • terwijl aan hem, verdachte, geen rijbewijs was uitgereikt en/of
  • rijdende op de Elementendreef met een (veel) (te) hoge snelheid een bocht in die voornoemde Elementendreef is genaderd en/of ingereden en/of (vervolgens)
  • in die bocht de controle over het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto Fiat Punto) is verloren en/of (vervolgens)
  • in plaats van voornoemde weg te volgen, over de doorgetrokken streep de berm in is gereden en/of (vervolgens)
  • is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een aldaar staande lantaarnpaal en/of (vervolgens)
  • tengevolge waarvan voornoemd voertuig (personenauto Fiat Punto) gedraaid op de rechterzijde in de berm tot stilstand is gekomen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een geamputeerde oorschelp en/of een of meer fracturen en/of huidverwondingen en/of littekens aan de onderarm(en) en/of pols(en), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 19 mei 2019 te Almere, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto Fiat Punto), daarmee rijdende op de weg, Elementendreef,
- na voorafgaand gebruik van alcohol, althans, terwijl hij, verdachte, verkeerde onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen en/of
- terwijl aan hem, verdachte, geen rijbewijs was uitgereikt en/of
- rijdende op de Elementendreef met een (veel) (te) hoge snelheid een bocht in die voornoemde Elementendreef is genaderd en/of ingereden en/of (vervolgens)
- in die bocht de controle over het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto Fiat Punto) is verloren en/of (vervolgens)
- in plaats van voornoemde weg te volgen, over de doorgetrokken streep de berm in is gereden en/of (vervolgens)
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een aldaar staande lantaarnpaal en/of (vervolgens)
- tengevolge waarvan voornoemd voertuig (personenauto Fiat Punto) gedraaid op de rechterzijde in de berm tot stilstand is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;2
hij, op of omstreeks 19 mei 2019 te Almere, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig, (personenauto Fiat Punto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
3
hij, op of omstreeks 19 mei 2019 te Almere als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Fiat Punto) heeft gereden op de weg, Elementendreef, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.