4.3Het oordeel van de rechtbank
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in een
proces-verbaal van bevindingenhet volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 31 augustus 2019 kregen wij de melding om te gaan naar het Spoorbaanpad ter hoogte van de kruising met de Suze Robertsonstraat. Daar zou een aanrijding hebben plaatsgevonden tussen een bromfiets en een fietser. Ter plaatse zagen wij, verbalisanten, twee personen op het fietspad liggen. Wij zagen dat er een elektrische fiets in de berm lag waarvan het voorwiel gebroken was en de voorvork van het frame was losgekomen. Wij zagen dat er tevens een snorfiets en een bromfiets op het fietspad stonden. Wij zagen dat de bromfiets schade had aan de voorzijde. Wij zagen de twee slachtoffers. De man bleek later te zijn genaamd: [verdachte] .
De vrouw bleek later te zijn genaamd: [slachtoffer] . Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat [slachtoffer] een diepe snee over de gehele breedte van
haar kin had. Ik zag dat [verdachte] wankel op zijn benen stond. Ik rook dat [verdachte] riekte naar het inwendig gebruik van alcohol.
[slachtoffer] heeft bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor slachtofferhet volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 31 augustus 2019, was ik op het Spoorbaanpad te Almere. Ik reed op de elektrische fiets van mijn werk. Ik zag dat er voor mij, in tegengestelde richting, twee scooters achter elkaar reden op de, voor mij, linker weghelft. Het volgende moment dat ik mij kan herinneren, lag ik in de ambulance. Ik ben afgevoerd naar het Academisch ziekenhuis in Amsterdam (AMC) Daar is een snee in mijn kin gehecht en hebben ze foto's van mijn nek gemaakt. Ik heb te horen gekregen dat ik twee nekwervels heb gebroken. De dokter zei dat als ik een (1) nekwervel lager had
gebroken, dat ik een dwarslaesie zou hebben gehad.
Een
schriftelijk bescheid, te weten een letselrapportage forensische geneeskunde van 6 september 2019 opgemaakt door M.J. Hondius, AIOS forensische geneeskunde onder supervisie van N.C.A.M. Lachmann, forensisch arts FMG:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer]
Geboortedatum: [1983]
Gemelde toedracht: op 31 augustus 2019 is betrokkene op weg van haar werk naar huis van haar fiets gereden door een scooter.
Behandeling/toelichting: fractuur van processus transversus van C6 en C7 rechts (waarvoor nekbrace (“Miami-J kraag”)), wond kin (gehecht).
Vermoeden inwendig letsel: ja.
Toelichting: breuk in de zesde en zevende halswervel (vastgesteld op de SEH van het AMC). Betrokkene draagt een nekbrace. Diverse kneuzingen borstkas, rechter arm, linker duim, rechter boven en onderbeen, linker bovenbeen en knie.
Verwachting blijvende schade: ja.
Lichaamsdeel: rug.
Beschrijving: verdikking van de spieren aan de rechterzijde van de rug, waardoor scheefstand van de rug. Pijnlijk bij aanraking en beweging in alle richtingen.
Soort: kneuzing.
[getuige] heeft bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigehet volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de fietser, die vanaf de Suze Robertsonstraat te Almere kwam, van mij af
fietste over het Spoorbaanpad, in de richting van het Station Almere Parkwijk. Ik zag
dat een meisje op een snorfiets over het Spoorbaanpad reed en mij naderde.
Ik zag dat achter het meisje een man op een bromfiets naderde. Ik zag dat deze
bromfiets harder reed dan het meisje op de snorfiets. Ik zag dat de bromfiets naar,
voor zijn, links verplaatste en op de andere weghelft terecht kwam. Ik schat de
snelheid van de bromfiets op dat moment ongeveer 45 kilometer per uur. Ik zag dat de bromfiets frontaal botste met het meisje dat op de elektronische fiets, die van mij
af reed. Ik zag dat het meisje van de elektronische fiets, met een harde smak op de
grond terecht kwam. Ik zag dat de man op de bromfiets ook viel en dat hij en zijn
bromfiets ten val kwamen. Ik rook een stevige geur van alcohol bij de man vandaan komen.
Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting van 1 september 2020 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 31 augustus 2019 heb ik een woordenwisseling gehad met mijn vrouw. Ik heb vervolgens een glas bier en twee glazen wodka gedronken. Het laatste wat ik mij kan herinneren is dat ik mijn helm opzette en op de bromfiets wegreed. Ik heb achteraf gehoord dat ik een ongeluk heb veroorzaakt. Ik heb een totale black-out gehad en kan mij het ongeluk daardoor niet herinneren.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 31 augustus 2019 een woordenwisseling heeft gehad met zijn vrouw waarna hij alcohol heeft gedronken. Na het nuttigen van alcohol is verdachte weggereden op zijn bromfiets. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op het Spoorbaanpad met snelheid heeft getracht een voor hem rijdende snorfiets in te halen. Bij zijn inhaalmanoeuvre is verdachte met zijn bromfiets op de andere (voor hem: linker) weghelft terecht gekomen en hij is frontaal in botsing gekomen met het slachtoffer dat daar op de voor haar bestemde rechter weghelft op haar elektrische fiets reed. Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Verdachte had in de gegeven situatie anders kunnen en moeten handelen door simpelweg niet onder invloed van alcohol op zijn bromfiets te rijden en aan het verkeer deel te nemen. Het is een feit van algemene bekendheid dat alcoholgebruik leidt tot versmalling van het blikveld en ernstige vermindering van het reactievermogen. Daarnaast had verdachte zijn snelheid op de bromfiets moeten aanpassen aan de verkeerssituatie en zich bij het inhalen van de snorfietser voor hem ervan moeten vergewissen dat het fietspad vrij was van tegemoetkomend verkeer. Dat alles heeft hij niet gedaan. Door zich op voornoemde wijze in het verkeer te gedragen is verdachte naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend geweest zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Het verweer van de raadsvrouw dat de gedragingen van verdachte onvoldoende zijn om schuld aan te nemen in de zin van artikel 6 WVW wordt dan ook verworpen.
Zwaar lichamelijk letsel
Gelet op de aard en ernst van het letsel bij het slachtoffer, namelijk een breuk in de zesde en zevende halswervel, diverse kneuzingen en de verwachting van blijvende schade, zoals weergegeven in de hiervoor genoemde letselrapportage, is de rechtbank van oordeel dat het letsel dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW juncto artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
Conclusie
Het voorgaande voert de rechtbank tot het oordeel dat het primair ten laste gelegde feit bewezen is.