In deze zaak vordert eiser, [eiser], betaling van een onbetaalde advocatennota van € 20.464,65 van gedaagde, [gedaagde]. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van opdracht tussen partijen, waarbij [eiser] als advocaat heeft opgetreden voor [gedaagde] in een echtscheidingsprocedure. De procedure is gestart met een dagvaarding op 22 november 2020, en na een serie van schriftelijke stukken en e-mailcorrespondentie, heeft de kantonrechter op 26 augustus 2020 vonnis gewezen.
De feiten van de zaak tonen aan dat [gedaagde] op 3 april 2018 een opdracht heeft gegeven aan [eiser] voor rechtsbijstand in haar echtscheidingsprocedure. Er is een uurtarief van € 250,00 afgesproken, maar [gedaagde] heeft de kosten niet tijdig kunnen voldoen, wat leidde tot een betalingsregeling. Ondanks deze regeling heeft [gedaagde] uiteindelijk niet aan haar betalingsverplichtingen voldaan, wat heeft geleid tot de vordering van [eiser].
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en stelt dat [eiser] beroepsfouten heeft gemaakt, onder andere door haar niet te informeren over de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] verplicht is tot betaling van de overeengekomen kosten, ongeacht de gestelde beroepsfouten van [eiser]. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen en de vordering in reconventie van [gedaagde] afgewezen. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van [eiser] toegewezen.