In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 september 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechter in een civiele procedure. Verzoekster, een besloten vennootschap, heeft het wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van een procesbeslissing van de rechter en het niet tijdig nemen van een beslissing op haar verzoek om heropening van de inhoudelijke behandeling. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de betrokken rechter, mr. H.A.M. Pinckaers, niet heeft berust in de wraking en heeft haar standpunt toegelicht. Verzoekster heeft aangevoerd dat de rechter haar meerdere keren heeft verzocht om een comparitie, maar hier niet op is ingegaan, wat volgens haar getuigt van willekeur en haar procesgang kan schaden. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat de vertraging in de procedure niet ongebruikelijk is en dat de wrakingsgronden niet objectief gerechtvaardigd zijn. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster en de reactie van de rechter zorgvuldig gewogen. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de beslissing van de rechter om vonnis te wijzen een procesbeslissing is en dat de wrakingsgronden niet voldoende zijn om te concluderen dat de rechter vooringenomen is. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.