In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 september 2020 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de behandelend rechter, mr. M.A.A. ter Meer-Siebers. Het wrakingsverzoek is ingediend door een verzoeker die zich benadeeld voelde door de gang van zaken tijdens een eerdere zitting op 6 augustus 2020. De verzoeker en zijn vrouw waren van mening dat de rechter hen onterecht had behandeld en dat er sprake was van vooringenomenheid, mede door de betrokkenheid van de stichting Samen Veilig. De wrakingskamer heeft de procedure op 28 augustus 2020 openbaar behandeld, waarbij de verzoeker en zijn echtgenote aanwezig waren, maar de gewraakte rechter niet. De verzoeker heeft zijn gronden voor de wraking toegelicht, waarbij hij stelde dat de rechter niet objectief was en dat er fouten waren gemaakt in de stukken van Samen Veilig.
De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoeker zorgvuldig overwogen. Volgens de wrakingskamer blijkt uit de aangevoerde gronden niet van (een schijn van) vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukt dat de rechter in haar regierol aanzienlijke vrijheid heeft om de procedure te leiden en dat procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoeker niet heeft aangetoond dat de rechter vooringenomen was en dat de fouten in de processtukken niet voldoende zijn om tot een wraking te leiden.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en de procedure van de verzoeker met het bijbehorende zaaknummer dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond voor de schorsing door het wrakingsverzoek.