ECLI:NL:RBMNE:2020:3859
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WGA-vervolguitkering en arbeidsongeschiktheid van eiser
In deze zaak heeft eiser, die sinds 6 maart 2010 een uitkering ontvangt op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn uitkering per 11 mei 2019 heeft omgezet in een WGA-vervolguitkering. Eiser is van mening dat hij meer arbeidsongeschikt is dan de door het Uwv vastgestelde 45,63% en stelt dat hij recht heeft op een hogere uitkering. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de medische rapporten van de verzekeringsartsen en de argumenten van eiser.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, Van der Voort, een zorgvuldige beoordeling heeft uitgevoerd en dat de medische rapporten voldoen aan de vereisten voor een zorgvuldige besluitvorming. Eiser heeft aangevoerd dat hij zich onjuist bejegend voelt door medewerkers van het Uwv en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar zijn medische situatie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsarts de relevante medische informatie heeft meegenomen en dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid op een zorgvuldige manier tot stand is gekomen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiser in de klasse van 45 tot 55% arbeidsongeschikt is en dat de WGA-vervolguitkering terecht is voortgezet. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 10 september 2020, en eiser kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.