ECLI:NL:RBMNE:2020:3854

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
11 september 2020
Zaaknummer
C/16/507706 / KL ZA 20-225
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overdracht van een domeinnaam in kort geding met betrekking tot handelsnaamgebruik

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, ging het om een kort geding waarin [eiseres] vorderde dat [gedaagde sub 1] c.s. de domeinnaam [onderneming 1].nl aan haar zouden overdragen. De achtergrond van het geschil ligt in de relatie tussen [eiseres] en de overleden [A], die de domeinnaam oorspronkelijk op zijn naam had staan. [Eiseres] had sinds 2012 een eenmanszaak onder de naam [onderneming 1] en gebruikte de domeinnaam voor haar bedrijfsactiviteiten. Na het overlijden van [A] ontstond er onduidelijkheid over de eigendom van de domeinnaam, wat leidde tot deze rechtszaak.

De rechtbank oordeelde dat [eiseres] voldoende spoedeisend belang had bij haar vordering, omdat zij haar klanten niet kon bereiken via de domeinnaam. De voorzieningenrechter concludeerde dat de domeinnaam [onderneming 1].nl door [eiseres] als handelsnaam werd gevoerd, ondanks dat deze niet in het handelsregister was vermeld. De rechtbank wees de vordering van [eiseres] toe en verplichtte [gedaagde sub 1] c.s. om de domeinnaam binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan [eiseres] over te dragen, onder verbeurte van een dwangsom.

In reconventie vorderden [gedaagde sub 1] c.s. de overdracht van een andere domeinnaam, die zij claimden als onderdeel van de nalatenschap van [A]. De rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende spoedeisend belang hadden en wees deze vordering af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/507706 / KL ZA 20-225
Vonnis in kort geding van 18 september 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.F. Jagtenberg te Hoofddorp,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. R. Zwiers te Almere.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde sub 1] c.s. genoemd worden.

1.De procedure in conventie en in reconventie

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 augustus 2020 met 6 producties
  • de eis in reconventie met 9 producties, ingekomen ter griffie op 3 september 2020
  • de nagekomen producties 7 en 8 aan de zijde van [eiseres] , ingekomen ter griffie op
3 september 2020
  • de mondelinge behandeling van 4 september 2020
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van [gedaagde sub 1] c.s.
  • het proces-verbaal van de (deel)schikking van 4 september 2020
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en in reconventie

2.1.
[gedaagde sub 1] c.s. zijn de erfgenamen van wijlen de heer [A] (hierna: [A] ).
2.2.
[eiseres] had een relatie met [A] tot diens overlijden op [overlijdensdatum] 2020.
2.3.
In 2005 hebben [eiseres] en [A] gezamenlijk het woonhuis aan de [adres] te [woonplaats 1] gekocht (hierna: de woning). [eiseres] en [A] waren ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning.
2.4.
Sinds 2012 exploiteert [eiseres] een eenmanszaak onder de naam “ [onderneming 1] ” op het adres van de woning.
2.5.
In de registers van de Kamer van Koophandel is met betrekking tot [onderneming 1] onder andere het volgende opgenomen:
“(…)
Handelsnaam [onderneming 1]
(…)
Internetadreswww. [onderneming 1] .nl
E-mailadresinfo@ [onderneming 1] .nl
(…)”
2.6.
De domeinnaam “ [onderneming 1] .nl” is in 2012 geregistreerd bij hostingbedrijf Mijndomein.nl B.V. (hierna: Mijndomein).
2.7.
Mijndomein factureert de kosten van het webhosting pakket voor [onderneming 1] .nl vanaf de startdatum 28 februari 2012 aan [eiseres] op het adres van de woning.
2.8.
Op 20 mei 2020 is vanuit de helpdesk van Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (hierna: SIDN) een e-mail verzonden aan [gedaagde sub 1] , waarin onder andere het volgende is opgenomen:
“(…)
Ik begrijp dat jullie graag de domeinnaam [onderneming 1] .nl terug willen, die op naam stond van je vader. (…)
Zoals je al laat zien in de meegestuurde bijlage, is de houder (eigenaar) van [onderneming 1] .nl [A] . Jouw vader staat dus geregistreerd als houder van deze domeinnaam. (…)”
2.9.
Op 22 mei 2020 is vanuit
[.] @ [..] .nleen e-mail verzonden naar het
e-mail adres van [A] met het volgende:
“(…)
Beste domeinnaamhouder,
(…)
[onderneming 2] B.V. heeft de houder van [onderneming 1] .nl veranderd. Dit zijn de gegevens:
Houder/Registrant:
(…)
[eiseres]
(…)
[voornaam van eiseres] @ [onderneming 1] .nl
(…)”
2.10.
Op 12 juni 2020 is vanuit de helpdesk van Mijndomein een e-mail verzonden aan [eiseres] waarin onder andere het volgende is opgenomen:
“(…)
In 2012 heeft [A] de domeinnaam [onderneming 1] .nl overgedragen naar jou: [eiseres]
Tijdens deze houderwijziging is er in 2012 helaas iets fout gegaan met betrekking tot de koppeling whois gegevens, waardoor deze in 2012 toen niet zijn aangepast. In de whois stonden dus de foutieve gegevens van [A] geregistreerd, terwijl de domeinnaam wel op jouw naam stond geregistreerd sinds 2012.
(…)”
2.11.
Op 12 juni 2020 is vanuit SIDN een e-mail verzonden aan [gedaagde sub 1] met onder andere het volgende:
“(…)
Inmiddels kan ik je inhoudelijk voorzien van terugkoppeling met betrekking tot de domeinnaam [onderneming 1] .nl.
De door MijnDomein doorgevoerde wijziging is afgelopen vrijdagmiddag teruggedraaid. Hierdoor staat de domeinnaam momenteel weer op houdernaam [A] . (…)”
2.12.
[A] exploiteerde sinds 21 mei 1997 een eenmanszaak met onder andere de handels- en domeinnaam “ [handels- en domeinnaam] ”. In de registers van de Kamer van Koophandel is opgenomen dat deze onderneming is opgeheven met ingang van 31 december 2019.

3.Het geschil

3.1.
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling deels tot een schikking gekomen. De vorderingen waarover partijen tot een schikking zijn gekomen, zijn opgenomen in het proces verbaal van 4 september 2020 en ondertekend door partijen. In het navolgende worden enkel de nog resterende vorderingen van partijen genoemd.
in conventie
3.1.1.
[eiseres] vordert dat [gedaagde sub 1] c.s. bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- binnen twee dagen na betekening van dit vonnis hoofdelijk worden veroordeeld tot terug levering van de domeinnaam [onderneming 1] .nl inclusief emailadressen, zonder blokkades of andere technische hindernissen en daartoe de benodigde stappen te zetten onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag of deel daarvan indien [gedaagde sub 1] c.s. na de genoemde termijn in gebreke blijft;
- worden veroordeeld in de daadwerkelijke kosten van deze procedure en de nakosten.
3.2.
[gedaagde sub 1] c.s. voeren daartegen gemotiveerd verweer.
in reconventie
3.3.
[gedaagde sub 1] c.s. vorderen dat [eiseres] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld:
  • om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis behoorlijk haar medewerking te verlenen aan de overdracht van de domeinnaam [handels- en domeinnaam] aan [gedaagde sub 1] c.s., inclusief bijbehorende emailadressen, zulks zonder blokkade of andere technische hindernissen, en daartoe op eerste verzoek alle voor die overdracht nodig geachte medewerking te verlenen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag of deel van een dag waarop [eiseres] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
  • in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.4.
[eiseres] voert gemotiveerd verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze kort gedingprocedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vorderingen van partijen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopen daarop door toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is. Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering in kwestie voldoende aannemelijk is – hetgeen betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat een bodemrechter de vordering zal toewijzen – maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
in conventie
4.2.
De door [eiseres] gestelde belangen zijn van voldoende spoedeisende aard voor behandeling in kort geding nu [eiseres] onbetwist heeft gesteld dat zij haar klantenaantal heeft zien teruglopen nadat zij geen gebruik meer kon maken van [onderneming 1] .nl.
4.3.
Tegenover de stelling van [eiseres] dat [onderneming 1] .nl haar handelsnaam betreft, hebben [gedaagde sub 1] c.s. betoogd dat [eiseres] [onderneming 1] .nl niet als handelsnaam voert, omdat deze niet bij de handelsnaam is vermeld in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Dit is echter niet relevant. Er bestaan geen formaliteiten voor het ontstaan van een handelsnaam. Vereist is enkel dat een onderneming onder de handelsnaam naar buiten treedt. In vaste jurisprudentie wordt aangenomen dat een onderneming die zich bedient van een domeinnaam en deze doorgaans gebruikt om zich aldus tot het publiek te richten, de domeinnaam wordt aangemerkt als het voeren van een handelsnaam. Niet weersproken is dat uit de inhoud van de aan de handelsnaam [onderneming 1] gekoppelde website met de identieke domeinnaam [onderneming 1] .nl volgt dat [eiseres] met het gebruik van de domeinnaam sinds 2012 de diensten van haar onderneming bij het publiek beoogt te promoten. Bovendien heeft [eiseres] onbetwist gesteld dat zij haar contacten met haar klanten vooral door middel van die website voert. Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat [eiseres] de domeinnaam mede als handelsnaam voert.
4.4.
Het enkele feit dat [A] vanaf 2012 bij SIDN geregistreerd stond als domeinnaamhouder maakt niet dat [gedaagde sub 1] c.s. nu recht hebben op het gebruik van de domeinnaam. Van doorslaggevend belang is immers niet de registratie van de domeinnaam, maar het naar buiten toe treden van de onderneming met de betreffende naam, zoals hiervoor overwogen. Dat [eiseres] degene is die sinds 2012 naar buiten treedt met de handelsnaam [onderneming 1] door middel van de domeinnaam [onderneming 1] .nl. staat vast. Uit de correspondentie van Mijndomein blijkt bovendien dat [A] de domeinnaam ten behoeve van [eiseres] heeft laten registreren en aan haar heeft overgedragen. De facturen van Mijndomein werden ook gericht aan [eiseres] . Het aangevoerde door [gedaagde sub 1] c.s. dat [A] de administratie voerde voor de onderneming van [eiseres] en dat [A] de domeinregistratie tot zijn overlijden betaalde, biedt [gedaagde sub 1] c.s. eveneens geen soelaas. Het voeren van de administratie bij een onderneming leidt niet tot het verkrijgen van enige rechten in die onderneming en een derde (nog los van het gegeven dat door [eiseres] is betwist dat zij de facturen niet zelf voldaan heeft) kan immers bevrijdende betalingen verrichten. De rechten van [eiseres] op haar handelsnaam dienen dus door [gedaagde sub 1] c.s. te worden gerespecteerd.
4.5.
De voorzieningenrechter concludeert dat [eiseres] aanspraak kan maken op de gevorderde overdracht van de domeinnaam [onderneming 1] .nl. zodat de vordering van [eiseres] wordt toegewezen.
4.6.
[eiseres] heeft voldoende belang bij haar vordering om aan de hierboven toegewezen vordering een dwangsom te verbinden. Overigens hebben [gedaagde sub 1] c.s. geen bezwaar gemaakt tegen het opleggen van een dwangsom. De voorzieningenrechter acht het gevorderde redelijk en [gedaagde sub 1] c.s. hebben niets te vrezen indien zij zich aan de veroordelingen in dit vonnis houden. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de gevorderde dwangsom te maximeren als in het dictum vermeld.
in reconventie
4.7.
[gedaagde sub 1] c.s. vorderen in deze procedure overdracht van de domeinnaam [handels- en domeinnaam] omdat deze volgens hun deel uitmaakt van de nalatenschap van [A] . Voor de behandeling van een zaak in kort geding dient echter een voldoende spoedeisend karakter aanwezig te zijn, waardoor de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter heeft in het onderhavige geval twijfels bij het bestaan van dit benodigde spoedeisende belang, omdat de stelling van [gedaagde sub 1] c.s. dat de domeinnaam een financiële waarde vertegenwoordigt en de ter zitting ingenomen stelling dat deze financiële waarde minder zal worden naarmate de tijd verstrijkt iedere onderbouwing ontbeert. Te meer nu gebleken is dat de domeinnaam nog actief gebruikt wordt voor de exploitatie van een website van een [....] onderneming.
4.8.
Bovendien heeft [eiseres] gemotiveerd betwist dat de domeinnaam deel uitmaakt van de nalatenschap van [A] . Zij heeft daartoe aangevoerd dat [A] reeds in 2015 de domeinnaam aan haar heeft overgedragen en dat zij sindsdien mede werkzaam is geweest in de onderneming. Tegen deze betwisting hebben [gedaagde sub 1] c.s. hun stellingen niet nader onderbouwd. Dit betekent dat in dit kort geding over de inhoud van de vordering van [gedaagde sub 1] c.s. veel onduidelijkheid bestaat, terwijl voor bewijslevering in deze kort gedingprocedure vanwege haar aard echter geen plaats is. Dit alles leidt tot de slotsom dat de vordering van [gedaagde sub 1] c.s. in deze kort gedingprocedure zal worden afgewezen.
In conventie en in reconventie
4.9.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in conventie en in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk om de registratie van de domeinnaam [onderneming 1] .nl inclusief emailadressen, zonder blokkades of andere technische hindernissen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] over te dragen en daartoe de benodigde stappen te zetten om die overdracht te bewerkstelligen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst het gevorderde af,
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2020.