ECLI:NL:RBMNE:2020:3845

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
11 september 2020
Zaaknummer
C/16/507044 / KG ZA 20-389
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van franchiseovereenkomst en huurovereenkomst tussen franchisenemer en franchisegever in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen T.E.D. Amstelveen B.V. en PJ Europe Group B.V. T.E.D. Amstelveen, een franchisenemer van de Amerikaanse pizzaketen Papa John’s, heeft een kort geding aangespannen tegen PJ Europe, de franchisegever, om te voorkomen dat PJ Europe de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst ontbindt. De ontbinding is gebaseerd op beschuldigingen van PJ Europe dat T.E.D. Amstelveen contant betaalde bestellingen niet heeft geregistreerd in het kassasysteem (POS-systeem) en geen inzage heeft gegeven in haar financiële cijfers. T.E.D. Amstelveen betwist deze beschuldigingen en stelt dat de ontbinding niet gerechtvaardigd is, mede omdat PJ Europe haar verplichtingen niet is nagekomen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat T.E.D. Amstelveen inderdaad tekort is geschoten in haar verplichtingen door contant betaalde bestellingen niet in het POS-systeem te registreren. Echter, de rechter oordeelt dat de ontbinding op dit moment niet kan worden geëffectueerd, omdat dit zou leiden tot ernstige gevolgen voor T.E.D. Amstelveen, waaronder het staken van haar bedrijfsvoering. De rechter benadrukt dat de afwikkeling van de samenwerking tussen partijen op een ordelijke manier moet plaatsvinden en dat er onvoldoende belang is voor PJ Europe om de ontbinding nu te effectueren. De rechter heeft T.E.D. Amstelveen wel verplicht om alle contant betaalde bestellingen in het POS-systeem in te voeren.

De vorderingen van T.E.D. Amstelveen om de ontbinding te verbieden zijn toegewezen, terwijl de vorderingen van PJ Europe in reconventie zijn afgewezen. PJ Europe is veroordeeld in de proceskosten van T.E.D. Amstelveen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/507044 / KG ZA 20-389
Vonnis in kort geding van 9 september 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
T.E.D. Amstelveen B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
eiseres,
advocaat mr. H. Knotter,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PJ Europe Group B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaten mrs. R.C.W.L. Albers en T. Meijer.
Partijen zullen hierna T.E.D. Amstelveen en PJ Europe worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 66;
  • producties 67 tot en met 74 van T.E.D. Amstelveen;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie
  • de mondelinge behandeling van 24 augustus 2020;
  • de pleitnota van T.E.D. Amstelveen;
  • de pleitnota van PJ Europe.
1.2.
Daarna is bepaald dat op 9 september 2020 een vonnis zal worden uitgesproken.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
PJ Europe is franchisegever. De franchise ziet op een in de Verenigde Staten ontwikkelde formule voor een keten die Amerikaanse pizza’s bereidt en verkoopt onder de naam ‘Papa John’s’.
2.2.
In Nederland zijn vanaf 2017 de eerste vestigingen van Papa John’s door franchisenemers geopend. Eén van die franchisenemers is T.E.D. Amstelveen. T.E.D. Amstelveen is op 1 januari 2017 een franchiseovereenkomst aangegaan met PJ Europe voor de duur van vijf jaar. In verband met de kosten van het gereedmaken van de vestiging heeft T.E.D. Amstelveen een bedrag van PJ Europe geleend, dat zij moet aflossen. Daarnaast moet T.E.D. Amstelveen aan PJ Europe onder meer een vergoeding betalen voor elke bestelling en moet T.E.D. Amstelveen aan PJ Europe een marketingvergoeding betalen. Naast en in samenhang met de franchiseovereenkomst huurt T.E.D. Amstelveen een pand van PJ Europe. De huurovereenkomst is ook op 1 januari 2017 aangegaan. Op dit moment zijn er naast de vestiging van T.E.D. Amstelveen nog 24 andere vestigingen van Papa John’s in Nederland.
2.3.
Tussen T.E.D. Amstelveen en PJ Europe bestaat sinds enige tijd een omvangrijk geschil over, in de kern, de vraag of PJ Europe als franchisegever ten opzichte van T.E.D. Amstelveen als franchisenemer heeft gedaan wat van haar kon worden verwacht. In dat verband maakt T.E.D. Amstelveen PJ Europe onder meer de verwijten, samengevat, dat zij niet voldoende is begeleid, dat de omzet schril afsteekt tegen de kosten en dat het T.E.D. Amstelveen niet lukt om voldoende rendement te genereren. Tussen PJ Europe en andere franchisenemers bestaan vergelijkbare geschillen.
2.4.
PJ Europe verwijt T.E.D. Amstelveen op haar beurt, onder meer, dat T.E.D. Amstelveen contant betaalde bestellingen niet heeft ingevoerd in het zogenaamde POS-systeem, het kassasysteem van Papa John’s, en dat T.E.D. Amstelveen geen inzage geeft in haar cijfers. Op 1 juli 2020 heeft PJ Europe T.E.D. Amstelveen als bijlage bij een e-mail – waarvan T.E.D. Amstelveen de ontvangst betwist – een brief gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
“Cliënte [PJ Europe, rechtbank] heeft op verschillende data bestellingen laten doen bij uw cliënt [T.E.D. Amstelveen, rechtbank]. Bij deze bestellingen is kenbaar gemaakt dat de betaling door middel van contanten zal plaatsvinden. De mysteryshopper heeft de bestellingen afgehaald op de vestiging van uw cliënt en deze contant aan uw cliënt voldaan. Deze bestellingen zijn echter niet op de voorgeschreven wijze verwerkt in de administratie van uw cliënt. De bestellingen hebben ook geen stickers gekregen en de mysteryshopper ontving ook geen betalingsbewijs of bonnetje, waaruit zulks al volgt. Cliënten [sic] kan evenmin in de financiële administratie van uw cliënt deze bestellingen terug vinden. Cliënte sommeert uw cliënt openheid van zaken te verschaffen over hoe vaak uw cliënt zich schuldig heeft gemaakt aan deze geconstateerde malversaties.
Cliënte moet dan ook constateren dat uw cliënt de bestellingen, en de contante betaling hiervan, willens en wetens buiten de administratie heeft gehouden. Zulks is in directe strijd met alle tussen partijen geldende normen en waarden. (…)
Laat het helder zijn dat de handelwijze van uw cliënt cliënte grond geeft om de franchiseovereenkomst, alsmede alle hieraan gekoppelde overige overeenkomsten, met onmiddellijke ingang te ontbinden. Cliënte behoudt zich dienaangaande eveneens alle rechten voor. (…)
Gezien de handelwijze van uw cliënt meent cliënte dat thans een grondige evaluatie van de samenwerking dient plaats te vinden. Na afloop van deze evaluatie en afhankelijk van de uitkomst hiervan zal cliënte zich beraden op vervolgstappen. (…).”
2.5.
Op 17 juli 2020 heeft PJ Europe T.E.D. Amstelveen een brief met onder meer de volgende inhoud gestuurd:
“2.9 Cliënte acht het (…) volstrekt onbegrijpelijk dat zij, na het verzenden van mijn brief van 1 juli jl., nogmaals heeft moeten constateren dat uw cliënte wederom een (mystery-) bestelling niet heeft geregistreerd. Het ging opnieuw om een contante betaling waarbij geen bon is verstrekt, de bestelling niet terug te vinden is in het systeem en de stickers op de dozen ontbraken.
2.1
Uw cliënte trekt zich kennelijk niets aan van de vele waarschuwingen en zij lapt dan ook alle regels aan haar laars. (…)
3.1
Een herstel van de relatie is gezien de ernst van de overtredingen en hardleerse en onwelgevallige houding van uw cliënte geen reële optie meer en cliënte ziet zich dan ook genoodzaakt om over te gaan tot een beëindiging.
3.2
Cliënte is op grond van het bepaalde in artikel 23.1 sub d jo. artikel 23.2 sub a en sub b van de franchiseovereenkomst gerechtigd om de franchiseovereenkomst met onmiddellijke ingang te ontbinden. (…)
3.3
Door middel van deze brief ontbindt cliënte de franchiseovereenkomst hierbij per 22 juli 2020. Dat betekent dat de onderhuurovereenkomst tussen partijen gelet op de koppeling tussen beide overeenkomsten, eveneens per 22 juli 2020 eindigt.”
2.6.
Met dit kort geding probeert T.E.D. Amstelveen in de kern te bereiken dat aan de ontbinding door PJ Europe geen gevolg wordt gegeven. Daarnaast wil T.E.D. Amstelveen een oordeel van de rechter over de openingstijden die zij moet hanteren. T.E.D. Amstelveen vordert het volgende, met de proceskosten en nakosten en de rente daarover:
“I. PJ Europe te veroordelen tot het integraal nakomen van haar verplichtingen uit hoofde van de met TED gesloten franchiseovereenkomst en (onder)huurovereenkomst tot aan het moment dat de betreffende overeenkomsten rechtsgeldig zijn geëindigd door (i) een gerechtelijke uitspraak, (ii) het expireren van de franchise-overeenkomst en hieraan gelieerde huurovereenkomst voor dezelfde termijn of (iii) een anderszins rechtmatige beëindiging van de franchise-overeenkomst en (onder)huurovereenkomst en daartoe alles te doen en niets na te laten dat noodzakelijk is voor TED om haar PJ Winkel ongehinderd te kunnen exploiteren;
II. PJ Europe te verbieden om TED gedurende de resterende looptijd van de franchiseovereenkomst te verplichten andere openingstijden te hanteren dan de thans gehanteerde openingstijden op maandag t/m vrijdag van 16.00 uur tot 22.00 uur, en op zaterdag en zondag van 11.30 uur tot 22.00 uur;
III. het gevorderde in sub I en sub II op straffe van een door PJ Europe onmiddellijk te verbeuren opeisbare dwangsom van € 10.000,-- (zegge: tienduizendeuro) voor iedere dag of gedeelte daarvan dat PJ Europe in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen; (…).”
2.7.
PJ Europe heeft in reconventie een vordering ingesteld, die in wezen erop is gericht de ontbindingen te effectueren. PJ Europe vordert:
“TED te veroordelen de exploitatie van de Papa John's vestiging te Amstelveen te staken en gestaakt te houden alsmede haar te veroordelen de bedrijfsruimte gelegen te (1183 CL) Amstelveen aan het adres Eleanor Rooseveltlaan 2 met al degenen die zich daarin bevinden, binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis, althans binnen een zodanige andere termijn als bij dit vonnis in goede justitie te bepalen is, volledig en behoorlijk te verlaten en met afgifte der sleutels in behoorlijke staat ter beschikking van PJ Europe te stellen en vervolgens verlaten te houden, zulks met machtiging aan PJ Europe om bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze verlating en dit vervolgens verlaten houden zelf te bewerken met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van TED, althans onder oplegging van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat TED niet aan de deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 500.000,- is bereikt; (…).”

3.De beoordeling

Inleiding

3.1.
Hiervoor werd al duidelijk dat tussen partijen een omvangrijk geschil bestaat over hoe zij beide uitvoering geven aan de franchiseovereenkomst. T.E.D. Amstelveen klaagt onder meer over (i) de informatie die T.E.D. Amstelveen bij het aangaan van de franchiseovereenkomst heeft ontvangen, (ii) een gebrek aan marketingactiviteiten van
PJ Europe, althans verantwoording daarover, (iii) een gebrek aan opleiding voor franchisenemers, (iv) het gegeven dat PJ Europe inkomsten van onlinebestellingen – die zij aan franchisenemers moet afdragen – verrekent met vergoedingen die T.E.D. Amstelveen moet betalen met liquiditeitsproblemen tot gevolg, (v) de hoogte van de kosten en (vi) de openingstijden die PJ Europe verlangt. Samengevat redeneert T.E.D. Amstelveen dat zij de verplichting om contant betaalde bestellingen in het POS-systeem te registreren en om inzage te geven in haar administratie, mag opschorten. T.E.D. Amstelveen heeft in dat verband in zeer veel stukken overgelegd, die grotendeels buiten beschouwing kunnen blijven. PJ Europe heeft uitgebreid en in het algemeen afwijzend op de verwijten van T.E.D. Amstelveen gereageerd. Uit dat alles volgt dat de relatie tussen partijen ernstig is verstoord. Partijen verwachten allebei dat de samenwerking in de nabije toekomst zal eindigen. In dat verband bestaat tussen hen het vraagstuk hoe die samenwerking, onder meer vanuit financieel oogpunt, moet worden afgewikkeld. Over (onder meer) dat onderwerp wordt door Stichting GFPJ namens T.E.D. Amstelveen en andere franchisenemers een bodemprocedure aanhangig gemaakt.
3.2.
In dit kort geding staat een beperkter onderwerp centraal, namelijk of PJ Europe gevolg mag geven aan de hiervoor in 2.5 genoemde ontbinding. PJ Europe stelt zich op het standpunt dat zij de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden nadat T.E.D. Amstelveen contant betaalde bestellingen buiten het POS-systeem heeft gehouden en de daarmee behaalde omzet niet aan PJ Europe rapporteerde, en ook overigens geen inzage gaf in haar cijfers. T.E.D. Amstelveen erkent dat zij zo heeft gehandeld. Volgens haar bestond er echter geen eenduidige verplichting om het POS-systeem te gebruiken. Bovendien was het niet-invoeren van de contant betaalde bestellingen en het niet-geven van inzage in de cijfers gerechtvaardigd omdat PJ Europe allerlei verplichtingen niet is nagekomen en niet nakomt (zoals hiervoor in 3.1 is weergegeven). Verder is de contant betaalde geldstroom minimaal, zeker in ‘coronatijden’. PJ Europe heeft hierdoor nauwelijks nadeel ondervonden. T.E.D. Amstelveen is dus niet in verzuim gekomen en PJ Europe mocht niet opzeggen, aldus T.E.D. Amstelveen.
3.3.
De voorzieningenrechter moet bij de beoordeling een inschatting maken van de waarschijnlijke uitkomst van een bodemprocedure en tegen die achtergrond een belangenafweging maken. In het algemeen geldt dat, afhankelijk van de betrokken belangen, een onomkeerbare toestand met vergaande gevolgen moet worden voorkomen als er, afhankelijk van de ernst van die gevolgen, een reële kans bestaat dat die toestand niet strookt met het oordeel van de bodemrechter. Met dit in het achterhoofd zal de voorzieningenrechter de vorderingen in conventie en in reconventie beoordelen.
De contant betaalde bestellingen en het POS-systeem
3.4.
Een groot deel van het debat tussen partijen gaat over contant betaalde bestellingen die T.E.D. Amstelveen niet heeft ingevoerd in het POS-systeem. De voorzieningenrechter stelt voorop dat er geen twijfel over kan bestaan dat T.E.D. Amstelveen dat wel had moeten doen. Om te beginnen moet het voor T.E.D. Amstelveen op zichzelf al, ook zonder uitdrukkelijke afspraken daarover, duidelijk zijn geweest dat alle in de vestiging betaalde bestellingen moeten worden ingevoerd in het POS-systeem. Daar is een kassasysteem immers voor bedoeld. Het argument van T.E.D. Amstelveen dat er geen duidelijke grondslag is voor die verplichting, komt de voorzieningenrechter voor als een gelegenheidsargument. Anders dan T.E.D. Amstelveen vindt de voorzieningenrechter de in 2.2.4 en 2.2.5 van de CvA aangehaalde passages van het handboek duidelijk. Daar staat op verschillende plaatsen duidelijk dat het POS-systeem moet worden gebruikt, met uitzonderingen voor specifieke, hier niet aan de orde zijnde gevallen. PJ Europe heeft ook onweersproken gesteld dat T.E.D. Amstelveen zich daaraan jarenlang heeft geconformeerd, namelijk tot 15 maart 2020. Daarbij komt dat T.E.D. Amstelveen niet alleen contant betaalde bestellingen buiten het POS-systeem heeft gehouden, maar de relevante ‘contante omzet’ ook niet op een andere manier aan PJ Europe heeft gerapporteerd. Het is verder aannemelijk dat klanten geen ‘bonnetje’ (dat mede als btw-factuur geldt) kregen. In de vijf gevallen waarin een door PJ Europe ingeschakelde
mysteryshoppercontant afrekende, verstrekte T.E.D. Amstelveen immers geen bonnetje en het is aannemelijk dat dat ook voor andere gevallen geldt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat T.E.D. Amstelveen zo niet had mogen handelen. Dat het vertrouwen van PJ Europe onder die handelwijze lijdt, ligt voor de hand. Dat wordt geenszins anders doordat het volgens T.E.D. Amstelveen om een relatief klein bedrag aan omzet gaat (ongeveer € 3.000).
3.5.
T.E.D. Amstelveen had en heeft niet het recht om de nakoming van de verplichting om contant betaalde bestellingen in te voeren in het POS-systeem op te schorten. De opschorting van een dergelijke verplichting zorgt er immers voor dat PJ Europe niet langer op betrouwbare wijze inzicht kan hebben in de omzetcijfers van T.E.D. Amstelveen en de juistheid van de opgave van die cijfers moet betwijfelen. In de context van een geschil dat mede juist gaat over de vraag of T.E.D. Amstelveen als franchisenemer in staat wordt gesteld om voldoende omzet te genereren, is het achterhouden van omzetgegevens contraproductief en – mede in het licht van de redelijkheid en billijkheid waartoe partijen ten opzichte van elkaar zijn gehouden – niet gerechtvaardigd.
De ontbinding; belangenafweging
3.6.
Mocht PJ Europe de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst ontbinden? Tussen partijen staat niet ter discussie dat deze vraag moet worden beantwoord aan de hand van artikel 23 van de franchiseovereenkomst in samenhang met artikelen 3.3 en 3.4 van de huurovereenkomst.
 Artikel 23.1 aanhef en onder d van de franchiseovereenkomst bepaalt:

Indien:(…) d. Franchisenemer op ernstige wijze tekort schiet in de nakoming van zijn verplichtingen volgens deze overeenkomst, en eerst nadat Franchisenemer uitdrukkelijk bij aangetekend schrijven met handtekening retour tot nakoming is gesommeerd (…)
heeft Franchisegever het recht de onderhavige overeenkomst onmiddellijk en zonder rechterlijke tussenkomst bij aangetekend schrijven te ontbinden,(…)
.
 Artikel 23.2 aanhef en onder b van de franchiseovereenkomst bepaalt:
“Franchisegever heeft tevens het recht de overeenkomst tussentijds onmiddellijk en zonder rechterlijke tussenkomst bij aangetekend schrijven te ontbinden indien: (…)
b. Franchisenemer (…) gedurende de looptijd van de overeenkomst, bewust, dan wel onbewust valse en / of onjuiste en / of onvolledige opgaven aan Franchisegever (heeft verstrekt).”
 Artikel 3.3 van de huurovereenkomst bepaalt:
“Partijen komen overeen dat Verhuurder het recht heeft deze onderhuurovereenkomst tussentijds te ontbinden (…), indien de franchiseovereenkomst tussen Huurder en Verhuurder wordt beëindigd c.q. ontbonden wegens het tekortschieten van Huurder in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de franchiseovereenkomst.”
 Artikel 3.4 van de huurovereenkomst bepaalt:
“Indien Huurder in gebreke is met de nakoming van de verplichtingen die volgen uit de tussen Huurder en Verhuurder gesloten Franchiseovereenkomst, wordt dit tevens aangemerkt als een in gebreke zijn uit hoofde van deze onderhuurovereenkomst.”
3.7.
In het licht van deze bepalingen is de eerste vraag of T.E.D. Amstelveen “
op ernstige wijze” is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de franchiseovereenkomst. De voorzieningenrechter begrijpt het argument van T.E.D. Amstelveen dat de tekortkoming de ontbinding niet kan rechtvaardigen zo, dat zij stelt dat haar tekortkoming – tegen de achtergrond van de eisen van redelijkheid en billijkheid – niet voldoende ernstig is.
3.8.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Hiervoor in 3.4 oordeelde de voorzieningenrechter dat T.E.D. Amstelveen verkeerd heeft gehandeld door contant betaalde bestellingen buiten het POS-systeem te houden. Op zichzelf is die handelwijze ook ‘ernstig’. Er moet echter rekening worden gehouden met de overige omstandigheden van het geval. Partijen zijn het erover eens dat T.E.D. Amstelveen vanaf 15 maart 2020 (grotendeels) is gestopt met het invoeren van contant betaalde bestellingen in het POS-systeem, terwijl zij dat daarvoor wel deed. T.E.D. Amstelveen heeft gesteld dat zij – zo begrijpt de voorzieningenrechter – tot het niet-invoeren is overgegaan naar aanleiding van frustraties over de wijze van opereren van PJ Europe. Die frustraties zagen erop dat T.E.D. Amstelveen niet met succes conservatoir beslag kon leggen als gevolg van verrekeningen door PJ Europe. T.E.D. Amstelveen lijkt er dus niet op uit te zijn geweest om te frauderen en PJ Europe structureel daarmee te benadelen, maar eerder om een uitweg te vinden nu bleek dat de beslaglegging niet lukte. Hoewel deze omstandigheid de handelwijze van T.E.D. Amstelveen zeker niet rechtvaardigt, volgt daaruit wel dat de keuze om contant betaalde bestellingen niet in te voeren in het POS-systeem samenhangt met het bredere geschil tussen partijen, en dat het door PJ Europe gebruikte label ‘fraude’ in die context de lading niet goed dekt. T.E.D. Amstelveen meent immers dat zij juist door PJ Europe is en wordt benadeeld. Of dat zo is, is aan de rechter die in de in een bodemprocedure zal oordelen. Het is tegen deze achtergrond, in het licht van het gehele geschil tussen partijen, onvoldoende zeker of de ontbinding stand zal houden. Op de vraag of T.E.D. Amstelveen in gebreke had moeten worden gesteld en of dat is gebeurd, hoeft de voorzieningenrechter dus niet in te gaan. Ten aanzien van ontbinding op de grond dat T.E.D. Amstelveen geen inzage geeft in haar cijfers geldt eveneens dat onvoldoende zeker is of de ontbinding stand zou houden, gelet op de feiten en omstandigheden waar partijen in het bredere geschil over twisten.
3.9.
Verder moet rekening worden gehouden met het volgende. Als PJ Europe de ontbinding van de franchiseovereenkomst en, op grond van artikel 3.3 of 3.4 daarvan, de huurovereenkomst op dit moment mag effectueren, leidt dit tot vergaande gevolgen. T.E.D. Amstelveen moet haar bedrijfsvoering dan staken, met onmiddellijke gevolgen voor het inkomen van de betrokkenen. Het is ook aannemelijk dat dat de (financiële en praktische) afwikkeling van de samenwerking tussen PJ Europe en T.E.D. Amstelveen nadelig zal beïnvloeden. T.E.D. Amstelveen zal, als de ontruiming – die het logische gevolg is van een ontbinding – plaatsvindt, de vestiging op korte termijn moeten verlaten, met de nadelige gevolgen van dien. De voorzieningenrechter ziet voor dit alles onvoldoende belang aan de zijde van PJ Europe. PJ Europe heeft er belang bij duidelijk te maken dat zij het niet-invoeren van de contant betaalde bestellingen in het POS-systeem niet duldt. Dat is op zichzelf een legitiem belang, maar het effectueren van de ontbinding op die grond op dit moment, schiet haar doel voorbij. Het is wenselijk dat de afwikkeling van de samenwerking tussen PJ Europe en T.E.D. Amstelveen ordelijk verloopt. In dat verband is ook van belang dat, zoals T.E.D. Amstelveen stelt, de vraag of PJ Europe terecht heeft ontbonden van invloed is op de vraag of de ene partij ten opzichte van de andere partij schadeplichtig is. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat PJ Europe de ontbinding niet op dit moment mag effectueren. Hierna zal verder worden bepaald wat dat betekent.
De openingstijden
3.10.
Het voorgaande brengt mee dat T.E.D. Amstelveen belang heeft bij beantwoording van de vraag welke openingstijden zij moet hanteren, een vraag die correspondeert met haar vordering onder II. Voor die vraag is als uitgangspunt beslissend wat partijen hebben afgesproken. Artikel 11.7 van de franchiseovereenkomst bepaalt kort gezegd dat T.E.D. Amstelveen zijn vestiging geopend moet houden op al die tijden die in redelijkheid door klanten mogen worden verwacht, daarbij mede in aanmerking nemende de locatie, de branche en het plaatselijk gebruik, en dat daarover nadere richtlijnen zijn opgenomen in het handboek. Niet ter discussie staat dat PJ Europe als richtlijn heeft gehanteerd dat vestigingen van 11.30 uur en 22.00 uur open moeten zijn. Het standpunt van T.E.D. Amstelveen dat deze openingstijden, mede gelet op de situatie die is ontstaan door COVID-19, niet haalbaar zijn wegens te hoge kosten (apparatuur, personeel) en te weinig omzet, is in eerste instantie plausibel. Daaruit volgt echter geenszins dat de door T.E.D. Amstelveen gewenste openingstijden (maandag tot en met vrijdag 16.00 tot 22.00 uur en zaterdag en zondag 11.30 tot 22.00) recht doen aan artikel 11.7 van de franchiseovereenkomst. Waarom die openingstijden structureel zouden moeten gehanteerd, dus onafhankelijk van de situatie rondom COVID-19, heeft T.E.D. Amstelveen niet duidelijk gemaakt. PJ Europe voert bovendien aan (i) dat dergelijke beperkte openingstijden kunnen afdoen aan bij klanten gewekte verwachtingen, (ii) dat – anders dan T.E.D. Amstelveen stelt – tijdens de lunch wel degelijk voldoende omzet kan worden gegenereerd en (iii) dat concurrenten van Papa John’s “
vol inzetten” op lunch. Het is voor de voorzieningenrechter niet evident dat deze argumenten, die T.E.D. Amstelveen niet of nauwelijks heeft weersproken, niet slagen. Partijen zullen het dus onderling eens moeten worden over de openingstijden, waarbij zij zich – zo als ook artikel 11.7 van de franchiseovereenkomst voorschrijft – redelijk moeten opstellen. PJ Europe moet daarbij rekening houden met de door COVID-19 ontstane situatie. Het is dus niet zo dat T.E.D. Amstelveen zonder meer gehouden is om altijd de oorspronkelijk als richtlijn gegeven openingstijden te hanteren.
Slotsom
3.11.
Op grond van het voorgaande zal de voorzieningenrechter de vordering onder I van T.E.D. Amstelveen toewijzen, zoals nader omschreven in 4.1. De voorzieningenrechter zal PJ Europe verbieden gevolg te geven aan de ontbinding van de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst tot, samengevat, een bodemrechter zich (in eerste aanleg) over die ontbinding heeft uitgesproken, dan wel de duur van de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst zal zijn verlopen of de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst anderszins rechtmatig worden beëindigd. Voor de goede orde tekent de voorzieningenrechter aan dat in dit verbod niet besloten ligt dat de voorzieningenrechter de stellingen van T.E.D. Amstelveen over de inhoud van de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst onderschrijft. Verder geldt dat tijdens de mondelinge behandeling T.E.D. Amstelveen te kennen heeft gegeven dat zij bereid is om ook de contant betaalde bestellingen weer in te voeren in het POS-systeem (en, naar de voorzieningenrechter begrijpt, deze niet daaruit zal verwijderen). Volgens T.E.D. Amstelveen kan een dienovereenkomstige voorwaarde worden opgenomen in de beslissing van de voorzieningenrechter. Dat zal de voorzieningenrechter dan ook doen. Aan het verbod zal geen dwangsom worden verbonden. Vast staat immers dat PJ Europe met het effectueren van de ontbinding heeft gewacht tot dit kortgedingvonnis. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat PJ Europe zich dan ook aan dit vonnis zal conformeren.
3.12.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen onder II en III van T.E.D. Amstelveen zullen worden afgewezen.
3.13.
Uit het voorgaande volgt verder dat de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen.
De proceskosten
3.14.
Omdat PJ Europe overwegend ongelijk krijgt in conventie en in reconventie, zal zij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van T.E.D. Amstelveen tot aan de uitspraak van dit vonnis in conventie en in reconventie worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris (conventie) € 980,00
- salaris (reconventie) €
490,00
Totaal € 2.126,00
3.15.
De gevorderde nakosten en de rente daarover zullen worden toegewezen zoals bepaald in 4.5.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
4.1.
verbiedt PJ Europe gevolg te geven aan de hiervoor in 2.5 bedoelde ontbinding van de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst tot het moment dat:
( a) over de rechtsgeldigheid van die ontbinding in een rechtelijke uitspraak (al dan niet met kracht van gewijsde) zal zijn beslist; of
( b) de overeengekomen duur van de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst zal zijn verlopen; of
( c) de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst anderszins rechtmatig zijn beëindigd;
onder de voorwaarde dat T.E.D. Amstelveen vanaf de uitspraak van dit vonnis alle contant betaalde bestellingen – naast andere in aanmerking komende bestellingen – invoert in het POS-systeem en deze niet daaruit verwijdert;
4.2.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
4.3.
wijst de vorderingen af;
in conventie en in reconventie
4.4.
veroordeelt PJ Europe tot betaling van de proceskosten aan de zijde van T.E.D. Amstelveen, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.126,00;
4.5.
veroordeelt PJ Europe, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door T.E.D. Amstelveen volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 157 aan salaris, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met € 82,
vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
4.6.
verklaart de veroordelingen in 4.1, 4.4 en 4.5 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, bijgestaan door mr. R. Bloemink als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2020. [1]

Voetnoten

1.type: RB (5128)