ECLI:NL:RBMNE:2020:3833
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurtoeslag en onderhuur: beoordeling van medebewoners en schriftelijke overeenkomsten
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil over huurtoeslag. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. I.P.M. Boelens, heeft beroep ingesteld tegen besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen, waarbij haar huurtoeslag over het jaar 2019 niet werd aangepast en de status van een medebewoner, [A], ter discussie stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst in eerdere besluiten, waaronder het primaire besluit van 23 september 2019 en het bestreden besluit I van 23 december 2019, de status van [A] als medebewoner heeft gehandhaafd, ondanks de bezwaren van eiseres. Eiseres heeft aangevoerd dat [A] ten onrechte als medebewoner is aangemerkt en verzocht om de huurtoeslag opnieuw te berekenen zonder het inkomen van [A]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst terecht heeft geoordeeld dat er geen schriftelijke overeenkomst was die de status van [A] als onderhuurder kon bevestigen, aangezien de overeenkomst pas op 30 augustus 2019 was opgemaakt. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres verworpen en geconcludeerd dat de Belastingdienst vanaf 17 augustus 2017 tot en met 31 juli 2019 terecht [A] als medebewoner heeft aangemerkt. Het beroep tegen het bestreden besluit II is ongegrond verklaard, terwijl het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.050.