ECLI:NL:RBMNE:2020:3816
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake rijbewijs ongeldig verklaard door Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juli 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die zijn rijbewijs ongeldig verklaard zag door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 mei 2020, waarin het CBR besloot dat zijn rijbewijs ongeldig blijft. Dit besluit volgde op een eerdere ongeldigverklaring van zijn rijbewijs in 2017, na een aanhouding wegens rijgedrag tijdens verlof uit een penitentiaire inrichting. Verzoeker had in 2020 een onderzoek naar zijn alcoholgebruik aangevraagd, wat leidde tot de diagnose 'alcoholmisbruik in ruime zin'.
Tijdens de zitting op 1 juli 2020, die via Skype plaatsvond, heeft verzoeker aangevoerd dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als elektromonteur. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft, omdat het niet kunnen verkrijgen van het rijbewijs niet het gevolg is van het handelen van het CBR, maar van een eerder opgelegde rijontzegging door de politierechter.
De voorzieningenrechter concludeert dat het bestreden besluit van het CBR niet evident onrechtmatig is en dat er geen aanleiding is om een belangenafweging in het voordeel van verzoeker te maken. Het verzoek om voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Janssens-Kleijn.