4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor de feiten 1A, 1B en 2
Aantreffen van [slachtoffer]
Naar aanleiding van een melding van [getuige 1] is op 28 april 2019 in een woning aan de [adres] te [woonplaats] het stoffelijk overschot van [slachtoffer] aangetroffen.Getuige [getuige 1] verklaarde dat hij gisteren (de rechtbank begrijpt: 27 april 2019) van [verdachte] een WhatsApp-bericht had ontvangen waarin stond: ‘broer ik heb een zeer ernstig probleem. Ik heb advies van jou nodig. Kan ik naar jou toekomen’. Toen [getuige 1] hem belde zei hij: ‘er ligt een dooie kip in het kippenhok en die ligt er nog steeds’ en ‘die vriend is dood’. Voor het weekend van Pasen had [verdachte] hem om geld gevraagd. Een uur later had hij van [verdachte] een mail gekregen dat hij het geld niet meer nodig had en al iets anders geregeld had.
Verklaringen van verdachten
Medeverdachte [medeverdachte] (hierna ook: [medeverdachte] ) heeft op 19 februari 2020 als volgt verklaard. Hij heeft [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) gevraagd om geld over te maken. Dit is in samenspraak met [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) gegaan. Zaterdag 20 april 2019 zijn ze in de avond naar [slachtoffer] gegaan. Bij [verdachte] thuis zag hij [verdachte] bij zijn medicijnkast staan. Hij had een kokertje in zijn hand. [slachtoffer] had € 500,- overgemaakt. Dit had [medeverdachte] hem gevraagd. Het was een aanbetaling voor de auto. Hij heeft ongeveer € 470,- opgenomen. [verdachte] en hij zijn op de zaterdag nog weer naar huis gegaan. Ze zijn weer teruggegaan naar het huis van [slachtoffer] met de taxi. Toen ze binnenkwamen, was [slachtoffer] wat duf. Om 00.15 uur heeft [medeverdachte] € 5.000,- overgemaakt van de rekening van [slachtoffer] naar zijn rekening. [verdachte] wist daar ook van. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] twee klappen gegeven. [verdachte] heeft hem ook nog een klap gegeven. Samen hebben ze een kussen gepakt en op het hoofd gehouden van [slachtoffer] . [verdachte] zei dat hij dacht dat [slachtoffer] nog niet dood was. [medeverdachte] is doorgegaan, heeft zijn hand om de nek van [slachtoffer] gedaan en aangeknepen. Hij liet los en zag dat [slachtoffer] nog een beetje bewoog. [verdachte] heeft hem een rol lint aangegeven en zei dat hij het moest afmaken. [medeverdachte] heeft het lint om de nek van [slachtoffer] gedaan en aangetrokken. Toen zag hij dat [slachtoffer] helemaal blauw aanliep en was overleden. [verdachte] en hij zijn samen door het huis gelopen en hebben spullen zoals de laptop, bankpas, alles wat gevonden is, verzameld. Er is ook een Samsung telefoon meegenomen. [verdachte] heeft de ring van de vinger getrokken van [slachtoffer] en ook de ketting heeft [verdachte] losgemaakt. [medeverdachte] heeft een taxi gebeld en ze zijn naar het huis van [verdachte] gegaan. [verdachte] zei tegen hem dat hij eerst nog even moest pinnen. De € 5.000,- was ten slotte overgemaakt. Hij is met de taxi naar het station gegaan naar de ING en heeft geprobeerd te pinnen, maar dit lukte niet, omdat hij aan zijn limiet zat. Hij is met de taxi naar een ING in Almere gegaan en heeft daar € 1.000,- opgenomen. Zondag heeft hij nog vier keer € 250,- gepind bij de Rabobank.
Op maandag is hij met [verdachte] naar de Action geweest. [verdachte] en hij hebben samen schoonmaakdoekjes en handschoenen gekocht. Ze zijn naar het huis van [slachtoffer] gegaan. Het was het idee van [verdachte] . [verdachte] zei dat ze de boel moesten oplossen. [medeverdachte] heeft het geldkistje opengebroken. Hij is nog bij [slachtoffer] geweest en heeft hem met de handschoen aangeraakt. [verdachte] wilde het horloge hebben.
Hij wist niet dat [slachtoffer] geld had. [verdachte] wel. Hij heeft [slachtoffer] gevraagd om € 30,- en € 80,- voor hemzelf. Voor die € 150,- hebben zij een smoes verzonnen om geld te krijgen. Onder andere heeft hij ook geld geleend met de smoes van het slepen. Hij heeft de pincode van [slachtoffer] afgekeken met het overmaken van de € 500,-. Dat was op zaterdagavond. Hij heeft bij die
€ 500,- gezegd dat hij geld van zijn oom zou krijgen. Dit was een smoes om [slachtoffer] die
€ 500,- te laten overmaken. Hij heeft een betaalverzoek gedaan aan [slachtoffer] via WhatsApp en [slachtoffer] heeft hem laten zien hoe hij via WhatsApp geld overmaakte via zijn ING bank. Hij kon de pincode zien en heeft deze opgeslagen in zijn telefoon. Die € 5.000,- heeft hij overgemaakt met de S7 van [slachtoffer] . Dit was om 00.17 uur. De telefoon lag op de tafel en [slachtoffer] lag op de bank. [slachtoffer] was duf, half slaperig. [verdachte] zat erbij. [verdachte] wist van alle bedragen die overgemaakt zijn. [verdachte] heeft ook een gedeelte van de € 5.000,- gekregen.
Hij heeft gezien dat [verdachte] iets in het glas van [slachtoffer] heeft gegooid. Het kwam uit een wit kokertje. Hij heeft het glas vastgepakt en de inhoud geschud met de bedoeling het poeder op te lossen. De dimpel (de rechtbank begrijpt: whisky) sloeg wit uit, daarom heeft hij het glas geschud. [verdachte] heeft het erin gegooid met de bedoeling dat [slachtoffer] ging slapen en [medeverdachte] het geld over kon maken. In de woning van [slachtoffer] is wel ter sprake gekomen dat ze hem duf konden maken en dat had te maken met de € 5.000,-. Er is nieuwe medicatie gekomen. Van die andere medicatie ging [slachtoffer] niet slapen. [verdachte] heeft toen de tweede keer diclofenac en morfine meegenomen. De medicijnen zijn in de woning van [verdachte] en in de woning van [slachtoffer] geprepareerd. [verdachte] en hij hebben dat samen gedaan. Ze hebben het verpulverd met twee lepels. [slachtoffer] dronk het glas leeg, werd duf en viel weg. Hierna kon [medeverdachte] de € 5.000,- overmaken.
[medeverdachte] heeft verder nog verklaard dat hij wist dat [A] , een oud kameraad van [B] , een cabrio te koop had voor € 1.000,-, en als al het spul erin zou blijven zitten, voor € 1.500,-. Hij wilde dit gaan regelen met zijn bewindvoerder, maar had dit nog niet gevraagd omdat hij wel wist dat hij het geld niet gestort zou krijgen.[medeverdachte] krijgt van bewindvoering € 20,- per week.
[verdachte] heeft bij de politie als volgt verklaard. Hij zag dat [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) naar die ouwe toeliep en op de bank naast [slachtoffer] ging zitten. Hij zag dat [medeverdachte] zijn linkerarm om de nek van [slachtoffer] sloeg en hem begon te wurgen. Met zijn rechterhand pakte hij zijn linkerarm vast om meer kracht te kunnen zetten. Het leek wel of [slachtoffer] steeds suffer werd. Hij zag dat [medeverdachte] [slachtoffer] met volle kracht op zijn hoofd stompte. Hij zag dat [medeverdachte] een kussen pakte dat op de bank lag en dit op het gezicht van [slachtoffer] duwde.Dit duurde een minuut ofzo.Hij zag dat [medeverdachte] een lint om de hals van [slachtoffer] deed en dit aantrok. Hij hield die verwurging circa 45 seconden tot een minuut aan. [verdachte] dacht dat [slachtoffer] overleden was. Hij werd blauw paarsig. En toen, ja, zoeken hè. In de blauwe spijkertas gingen de telefoons, de laptop. [medeverdachte] moet ook een doosje met pasjes hebben meegenomen, rijbewijs, ID, bankpas. Die S7 van [slachtoffer] had [medeverdachte] ook meegenomen. Ze namen een taxi en [medeverdachte] ging gelijk pinnen bij de ING tegenover het station.[medeverdachte] heeft een Samsung S4 en een gouden ring van [slachtoffer] aan taxichauffeur Appie gegeven.De Opel Astra cabrio die [medeverdachte] van [naam] heeft gekocht, is betaald met geld dat van de rekening van [slachtoffer] kwam en de telefoon van [slachtoffer] zou [medeverdachte] gaan verkopen.[verdachte] had op het aanrecht seroquel, morfine en diclofenac zien liggen.De medicijnen zijn een paar keer over de avond toegediend. Zij hadden twee paar tuinhandschoenen bij de Action gekocht om deze aan te doen en zo geen sporen achter te laten.[verdachte] stond onder bewind en kreeg € 50,- per week. Hij heeft rond de € 22.000,- aan schulden. Hij heeft een keer € 100,- en een keer € 50,- geleend bij [slachtoffer] .
Ter terechtzitting van 4 augustus 2020 verklaarde [verdachte] dat je van quetiapine in combinatie met drank ontzettend duf wordt, en ervan op de grond valt en dat hij de beschikking had over de medicijnen quetiapine, oxycodon en diclofenac.
Onder verdachten inbeslaggenomen goederen
Op 29 april 2019 werd in de woning van verdachte [verdachte] op de eettafel een bankpas op naam van [slachtoffer] aangetroffen (ING bank met rekeningnummer [rekeningnummer] ) en een kentekenbewijs deel 1 met kenteken [kenteken] op naam van [slachtoffer] . Ook werden een gouden ketting, een laptop en elf biljetten van € 50,- (totaal € 550,-) inbeslaggenomen. Op de eettafel lag een sleutelbos met daaraan een druppel.Deze bleek te passen op de toegangsdeur van de woning van [slachtoffer] .Ook de gouden ketting bleek afkomstig van [slachtoffer] .Onderzoek aan de laptop wees uit dat er eerder een gebruikersaccount van [slachtoffer] op heeft gestaan en dat er op 21 april 2019 en 23 april 2019 gebruikersaccounts ‘ [verdachte] ’ op zijn aangemaakt.Daarnaast werden diverse medicijnen in beslag genomen, waaronder gebruikte strips diclofenac, quetiapine en oxycodon en doosjes diclofenac en quetiapine op naam van [verdachte] . Deze strips en doosjes lagen in een keukenkastje.
In de Opel Astra cabriolet van medeverdachte [medeverdachte] werd op 2 mei 2019 een telefoon van het merk Samsung aangetroffen, met daarin de simkaart van [slachtoffer] .Ook trof de politie in deze auto een sleutelbos aan. Eén van de sleutels paste op de helmkoffer op de scooter van [slachtoffer] .Onder [medeverdachte] werden een horlogeen meerdere verpakkingen met medicijnen inbeslaggenomen, waaronder quetiapine.Onder de toenmalige echtgenote van [medeverdachte] werd een geldbedrag van € 530,- inbeslaggenomen.
Bankmutaties
Op 19 april 2019 om 19.04.51 uur werd € 30,- overgeboekt van bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [slachtoffer] naar bankrekening [rekeningnummer] op naam van [medeverdachte]met als omschrijving ‘diezel’. Diezelfde dag om 21.16.00 uur werd door middel van een betaalverzoek van bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [verdachte] € 10,- overgeboekt naar de rekening van [medeverdachte] met als omschrijving ‘cadeau’.
Op 20 april 2019 om 00.05.10 uur werd € 80,- overgeboekt van de rekening van [slachtoffer] naar de rekening van [medeverdachte] met als omschrijving ‘auto’. Om 00.20.00 uur werd van de rekening van [medeverdachte] € 80,- opgenomen bij een ING geldautomaat te Lelystad. Om 00.41.26 uur werd van de rekening van [slachtoffer] € 150,- overgeboekt naar de rekening van [medeverdachte] met als omschrijving ‘auto’. Vervolgens werd om 00.56.00 uur van de rekening van [medeverdachte]
€ 150,- opgenomen bij een geldautomaat in Lelystad. Om 17.43.29 uur werd van de rekening van [slachtoffer] € 350,- overgeboekt naar de rekening van [medeverdachte] met als omschrijving ‘slepen’. Om 17.58.00 uur werd bij een ING geldautomaat te Lelystad € 300,- opgenomen vanaf de rekening van [medeverdachte] . Om 21.36.58 uur werd € 500,- overgeboekt vanaf de rekening van [slachtoffer] naar de rekening van [medeverdachte] met als omschrijving ‘auto’. Om 21.52.00 uur werd bij een ING geldautomaat te Lelystad van de rekening van [medeverdachte] € 470,- opgenomen.
Op 21 april 2019 om 00.17.03 uur werd € 5.000,- overgeboekt van de rekening van [slachtoffer] naar de rekening van [medeverdachte] met als omschrijving ‘bijdrage’. Om 03.03.00 uur werd € 1.000,- opgenomen bij een geldautomaat te Almere. Vervolgens werden vanaf de rekening van [medeverdachte] bedragen van € 20,-, € 265,- en € 40,- gepind bij Esso, Taxi ARS en A&B Taxiservice. Om 16.36.00 en 16.41.00 uur werden bedragen van € 740,- en van € 700,- door middel van een online betaalverzoek overgemaakt van de rekening van [medeverdachte] naar de rekening van [verdachte] . Daarna werden van de rekening van [verdachte] € 227,95 en
€ 359,30 gepind bij de Boni in Lelystad en om 18.30.00 uur werd van de rekening van [verdachte] € 850,- opgenomen en om 18.36.00 uur € 80,- bij een Rabobank geldautomaat. Om 18.36.00 uur werd van de rekening van [medeverdachte] € 750,- overgeboekt naar de rekening van [verdachte] . Om 19.13.00 uur werd van de rekening van [verdachte] € 200,- opgenomen bij een geldautomaat te Lelystad. Van de rekening van [verdachte] werd vervolgens € 105,69 en € 102,32 gepind bij de Jumbo en € 210,- bij A&B Taxiservice.
Op 22 april 2019 werd van 07.34.00 tot 07.37.00 uur van de rekening van [medeverdachte] viermaal een bedrag van € 250,- opgenomen bij een geldautomaat van de Rabobank. Om 15.47.06 uur werd van de rekening van [slachtoffer] € 300,- overgeboekt naar de rekening van [medeverdachte] . Om 17.00.00 uur werd door middel van een online betaalverzoek € 300,- overgeboekt van de rekening van [medeverdachte] naar de rekening van [verdachte] . Om 17.01.00 uur werd € 120,- opgenomen van de rekening van [verdachte] bij een geldautomaat van de Rabobank. Daarna werden van de rekening van [verdachte] € 8,59, € 20,- en € 156,40 gepind bij de Albert Heijn en de Jumbo.
Op 23 april 2019 om 10.58.20 uur werd € 1.492,- van de rekening van [slachtoffer] overgeboekt naar de rekening van [medeverdachte] . Daarna werd € 400,- en € 300,- overgeboekt naar de Oranjespaarrekening van [medeverdachte] en € 300,- naar de rekening van [C] – de rechtbank begrijpt: de toenmalige echtgenote van [medeverdachte] . Om 11.16.00 uur werd € 1.000,- opgenomen bij een ING geldautomaat van de rekening van [medeverdachte] . Voorts werden die dag bedragen van € 23,63 en € 45,- gepind bij de Lidl en Taxi ARS.
Op 24 april 2019 om 08.44.54 uur werd € 80,- overgeboekt van de rekening van [slachtoffer] naar die van [medeverdachte] . En op 25 april 2019 om 08.08.37 uur werd € 60,- overgeboekt van de rekening van [slachtoffer] naar de rekening van [medeverdachte] . Op 25 april 2019 om 19.28.00 uur werd € 80,- gepind bij GSM Fix te Almere.
Samengevat werd van de bankrekening op naam van [slachtoffer] in de periode van 19 april 2019 tot 25 april 2019 een bedrag van in totaal € 8.042,- overgeboekt naar de rekening van [medeverdachte] . Van het bedrag van € 8.042,- is een bedrag van € 2.490,- via de rekening van [medeverdachte] overgeboekt naar de rekening van [verdachte] . Van de € 8.042,- bleef € 5.552,- ter besteding op de rekening van [medeverdachte] . Dit bedrag is vervolgens door diverse transacties afgeschreven van de rekening. Het saldo op de rekening van [medeverdachte] bedroeg direct voor 19 april 2019 minus € 5,76. Het eindsaldo van de rekening bedroeg op 29 april 2019 € 4,64.
Het totaalbedrag van € 2.490,- dat werd overgeschreven van de rekening van [medeverdachte] naar de rekening van [verdachte] werd in alle gevallen overgeschreven door middel van een betaalverzoek, gericht aan de rekeninghouder [medeverdachte] . Van de rekening van [verdachte] werd vervolgens in deze periode € 2.440,25 afgeschreven, waarvan € 1.250,- contant werd opgenomen.
Gesprekken voice recorder
Op de onder [verdachte] inbeslaggenomen telefoon werd een voice recorder aangetroffen, waarmee gevoerde gesprekken zijn opgenomen en opgeslagen.
Op 20 april 2019 om 17.15.59 uur werd een gesprek gevoerd tussen [verdachte] , [medeverdachte] en NNM, die door [verdachte] ‘ouwe’ wordt genoemd en waarvan de rechtbank begrijpt dat dit [slachtoffer] is:
[medeverdachte] : mijn auto is weg ouwe. (…) Weet je wat ermee aan de hand was, ik heb er met mijn slaperige kop benzine ingegooid in plaats van diesel. Dus hij deed niks meer. (…)
[verdachte] op de achtergrond: ouwe hij is hierheen komen lopen hè.
[medeverdachte] : ik ben komen lopen hè. (…)
NNM: maar ja, als je hem weg wilt laten slepen.
[medeverdachte] : ja… kost 350 euro. (…)
[medeverdachte] : hij is wel een beetje te duur om daar te laten staan, daar geef ik jou wel gelijk in. Er zitten dure velgen onder. Dus ja… hoe gaan we… hoe ga ik dit dus oplossen? (…)
NNM: of dat de politie hem wegsleept.
[medeverdachte] : dan ben ik 1500 tot 2000 euro kwijt. Dus dan kan ik beter een betaalverzoekje doen. Dan bel ik eerst die garage even. Dan laat ik het je zo weten.
Op 20 april 2019 om 17.37.25 uur belt [medeverdachte] met NNM, de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] . [medeverdachte] zegt dat de auto naar de ANWB toe kan. De kosten zijn 350 euro.
[medeverdachte] : kan ik een betaalverzoek naar jou sturen?
NNM: je bent een dure kleinzoon.
[medeverdachte] : ja maar je krijgt alles dinsdag terug.
NNM: doe dan maar.
Op 22 april 2019 om 12.53.14 uur belt [verdachte] met [medeverdachte] :
[medeverdachte] : ja ik heb mijn vrouwtje 500 gegeven, van die scooter.
[verdachte] : dat hadden we afgesproken toch, gister?
[medeverdachte] : ja dat heb ik ook gezegd, dat ze dat van jou heeft gekregen.
Op 27 april 2019 om 14.34.12 uur belt [verdachte] met [medeverdachte] :
[verdachte] : want ik moet vanavond even bellen met hem hè.
[medeverdachte] : ehhh, ja, kan wel.
[verdachte] : ja maar niet opnemen, gewoon laten… ehh. (…)
[verdachte] : ja dat moet hè, want het zou wel raar zijn als ik in een keer niet meer bel. (…)
[medeverdachte] : oh doe later maar even… want anders krijg je voicemail denk ik.
[verdachte] : ja maar das goed dan kan ik wat inspreken, snap je um?
[medeverdachte] : ja ga dat maar even doen want volgens mij staat hij toch uit.
[verdachte] : oké dan ga ik gelijk even doen.
Op 27 april 2019 om 14.38.05 uur spreekt [verdachte] de voicemail van [slachtoffer] in:
He ouwe, hoe is het nou. Ben je nog ergens naartoe geweest?
Ja. Maar ik ook niet, ik ben nergens naartoe geweest joh. Echt niet.
Ik ben nog niet zo lang wakker. Maar als je dit bericht hoort, bel me nou ff joh want ehhhh. We hebben elkaar al lang niet meer gesproken. Nou groetjes, love you, doei ouwe.
Op 28 april 2019 om 11.03.11 uur is [verdachte] in gesprek met [getuige 1] :
[verdachte] : ik zat nog te denken om het… ja… af te laten fikken. (…) Af te laten branden.
[getuige 1] : … die kippenhok bedoel je?
[verdachte] : ja. (…)
[getuige 1] : maar ehh, was het de moeite?
[verdachte] : wat denk je achteraf.
[getuige 1] : nee natuurlijk niet.
[verdachte] : nee. (…)
[verdachte] : zit ook zo’n laptop bij weet je wel.
[getuige 1] : ja die moet weg, want daar staan gegevens op.
[verdachte] : …nieuwe Windows opgezet, weet je wel. (…)
[verdachte] : hij zegt heb jij je pasje bij je. Ik zeg ja, maar daar kan geen geld op, want dan ziet de bewindvoerder het straks, weet je wel. (…) Maar hij zegt dat maakt toch niet uit, ik haal het er gelijk weer af. Ik zeg ok zet het er maar op (…).
[getuige 1] : hoeveel was het?
[verdachte] : 2400.
[getuige 1] : ach man voor 2400, maar totaal bedoel ik.
[verdachte] : iets van 5 nog wat. (…)
[verdachte] : hij zegt eerste 62 ruggen, maar is ook niet echt de moeite waard.
[getuige 1] : nee.
[verdachte] : later zei hij, toen was er nog niks gebeurd hè, toen zei hij het is 5 ruggen, ik zei dat doen we niet hoor. (…)
[verdachte] : ik begrijp het maar die kip. Die hen moet ff opgehaald worden of iets.
[getuige 1] : wat moet opgehaald worden?
[verdachte] : die kip die er nog ligt.
[getuige 1] : kip?
[verdachte] : ja in dat hok, in dat kippenhok.
[getuige 1] : ja maar wat ligt daar? Ohh die dooie kip.
[verdachte] : ja, dat is het belangrijkste. Broer dat is het belangrijkste.
Op 28 april 2019 om 14.49.48 uur is [verdachte] in gesprek met [medeverdachte] :
[verdachte] : we moeten maken dat we wegkomen [medeverdachte] .
[medeverdachte] : wat dan.
[verdachte] : ja… via Facebook kreeg ik berichtje van heb je al gelezen, dat er een dooie man in een huis gevonden is. Ik zeg waar dan. Dat kon ze niet zeggen. Ik denk (…) daar gaan we. (…)
[medeverdachte] : de enige optie die ik van de week nog kan doen, dat is weet je, boem. (...).
[verdachte] : wat voor bom.
[medeverdachte] : wat wij wouden… boem.
[verdachte] : oooh wat je eerder wou, die gas dinge. (…)
[verdachte] : om te maken dat we weg komen [medeverdachte] . We kunnen zo naar Hongarije. Dat kost niks. (…)
[verdachte] : we moeten weg [medeverdachte] . (…)
[verdachte] : maar wat wil jij nou, wil je je leven lang binnen zitten of… als we gepakt worden.
[medeverdachte] : dat worden we niet. (…)
[verdachte] : ik vertrouw het voor geen meter. Anders huur ik wel een auto en rij ik zelf wel naar Hongarije toe. Dan ben ik mooi weg.
[medeverdachte] : dinsdag ga ik, dinsdag lukt het sowieso. (…)
[verdachte] : wat bedoel je nou. Je komt hier bij mij, je gooit je tank vol en we gaan samen die kant op (…) en voordat je gesignaleerd staat zijn we al de grenzen over.
Camerabeelden [adres]
Uit de camerabeelden van het appartementencomplex aan de [adres] van zaterdag 20 april 2019 blijkt dat [medeverdachte] en [verdachte] samen met hond [hond] om 20.09.10 uur bij de ingang van de flat komen. Om 20.42.43 uur en om 20.50.26 verlaat [medeverdachte] met de hond de flat, en beide keren komt hij enkele minuten daarna weer terug in de flat. Om 23.41.31 uur verlaten [medeverdachte] en [verdachte] de flat. De hond is er niet bij.
Uit de beelden van zondag 21 april 2019 volgt dat [medeverdachte] en [verdachte] om 00.05.20 uur de flat binnen komen. Om 02.34.42 uur verlaten [medeverdachte] en [verdachte] de flat via de entree. Ze hebben hond [hond] bij zich. [medeverdachte] draagt een rugzak en een veelkleurige plastic tas.
Voor zowel 20 april 2019 als 21 april 2019 geldt dat de tijdstippen van de video-opnamen met vijftien minuten moeten worden gecorrigeerd, in die zin dat er steeds vijftien minuten van de weergegeven tijd moet worden afgetrokken.
Onderzoek drinkglazen
Twee drinkglazen, afkomstig uit de woning van [slachtoffer] , zijn onderzocht. In de vloeistof uit het glas dat in de wasbak stond,is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van quetiapine. Quetiapine is niet met zekerheid aangetoond. In de vloeistof uit het glas dat op de salontafel stond,is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van diclofenac. Diclofenac is niet met zekerheid aangetoond.
Uit de bemonstering van de drinkrand van het glas in de wasbak en uit de bemonstering van de drinkrand van het glas op de salontafel is het DNA-profiel verkregen van een man. Dit DNA kan afkomstig zijn van [slachtoffer] . De matchkans van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Er zijn verschillende dactyloscopische sporen waargenomen op het glas dat op de salontafel stond. Drie dactyloscopische sporen op de zijkant van het glas hebben geleid tot individualisatie met medeverdachte [medeverdachte] .
Doodsoorzaak
De conclusie van het definitieve sectierapport (pathologie onderzoek) luidt dat zowel de bij [slachtoffer] vastgestelde ziekelijke hartafwijkingen als (samendrukkend en/of stomp botsend) geweld op de hals, al of niet in combinatie, het overlijden verklaren.
Op aanvraag van de patholoog is er aanvullend toxicologisch onderzoek gedaan. De resultaten van dat onderzoek zijn dat in het lichaamsmateriaal van [slachtoffer] ethanol (alcohol), opioïden (oxycodon) en antipsychotica (quetiapine; de merknaam is Seroquel) zijn aangetroffen. Er zijn aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van diclofenac, maar diclofenac is niet met zekerheid aangetoond. Het bewustzijn/gedrag van [slachtoffer] was ten tijde van het overlijden beïnvloed door de aanwezige ethanol, oxycodon en quetiapine. De mate van de effecten is echter afhankelijk van de gewenning. Een bijdrage van ethanol, oxycodon en quetiapine aan het overlijden van [slachtoffer] kan niet geheel worden uitgesloten, maar het overlijden kan daaruit niet worden geconcludeerd.
Bewijsoverwegingen voor de feiten 1A, 1B en 2
Voorbedachten rade
Onder feit 1A primair is het medeplegen van moord ten laste gelegd. De rechtbank zal zich daarom allereerst moeten buigen over de vraag of kan worden vastgesteld dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Voor het antwoord op die vraag zijn verdachten, die beiden de enige (nog in leven zijnde) aanwezigen waren ten tijde van het ten laste gelegde, de belangrijkste bron. Zij ontkennen met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te hebben beroofd. Het antwoord op de vraag of voorbedachten rade bewezen kan worden, zal de rechtbank echter moeten zoeken in alle daarvoor relevante feiten en omstandigheden zoals die uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting naar voren komen.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat er sprake is geweest van voorbedachten rade. Daartoe zijn in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Beide verdachten hadden geldproblemen, stonden onder bewind en ontvingen een beperkt bedrag aan weekgeld – voor [verdachte] was dat € 50,- per week, voor [medeverdachte] € 20,- per week. [verdachte] heeft voorafgaand aan het Paasweekend van 2019 getuige [getuige 1] gevraagd of hij bij hem geld kon lenen. [medeverdachte] wist dat [A] een cabrio te koop had voor € 1.000,- dan wel € 1.500,- en wilde iets gaan regelen om deze auto te kunnen kopen.
In de dagen voorafgaand aan de geweldshandelingen, die plaatsvonden in de nacht van zaterdag 20 april op zondag 21 april 2019, hebben verdachten [slachtoffer] meermalen om geld gevraagd. Zij hebben zich daarbij onder meer bediend van een smoes over een auto die weggesleept moest worden. De bedragen die zij van [slachtoffer] vroegen werden steeds groter, beginnend met € 30,- op 19 april 2019 en eindigend met € 500,- op 20 april 2019. Tijdens het overboeken van dit laatste bedrag van € 500,- heeft [medeverdachte] de pincode van [slachtoffer] heimelijk afgekeken, kennelijk met de bedoeling om deze op een later moment zelfstandig, dus zonder dat [slachtoffer] daarvoor nog nodig was, te kunnen gebruiken.
Uit de camerabeelden van de [adres] volgt dat verdachten op 20 april 2019 om 19.54 uur (gecorrigeerde tijd) het appartementencomplex binnen kwamen. Verdachten hebben die avond aanvankelijk quetiapine door de whisky van [slachtoffer] gemengd. Om 21.36 uur is € 500,- overgeboekt naar de rekening van [medeverdachte] . Omdat de quetiapine kennelijk niet het gewenste effect had – het glas waarin aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van quetiapine stond in de wasbak en is kennelijk weggezet – zijn verdachten om 23.26 uur (gecorrigeerde tijd) samen naar de woning van [verdachte] gegaan om andere medicatie te halen, namelijk oxycodon en diclofenac. Om 23.50 uur (gecorrigeerde tijd) kwamen verdachten weer binnen in het appartementencomplex. Aan [slachtoffer] is vervolgens de nieuwe medicatie gegeven. [slachtoffer] werd duf, viel weg en [medeverdachte] kon op 21 april 2019 om 00.17 uur met de telefoon van [slachtoffer] € 5.000,- overboeken van diens rekening naar die van hemzelf. Daarna is [slachtoffer] door geweld om het leven gebracht. Om 02.19 uur hebben beide verdachten het appartementencomplex verlaten. De woning is in twee fasen doorzocht en goederen zijn weggenomen, namelijk direct na de dood van [slachtoffer] en een dag later, op maandag 22 april 2019. De dagen daarna hebben er diverse overboekingen en geldopnamen plaatsgevonden, daar zijn onder meer boodschappen, (dure) taxiritten en een auto van betaald en de telefoon van [slachtoffer] is verkocht aan een derde.
De rechtbank bestempelt de handelingen van verdachten, zowel de verschillende, in grootte toenemende overboekingen en het heimelijk afkijken (en later noteren) van de pincode, als het toedienen van steeds sterkere medicatie als berekenend, planmatig en met een bepaalde opbouw.
Het was de nadrukkelijke bedoeling van verdachten dat [slachtoffer] door het toedienen van de medicatie ‘out’ zou gaan; zij zijn nieuwe, andere medicatie gaan halen toen de eerst toegediende medicatie niet voldoende werkte. Niet kan worden uitgesloten dat de toegediende oxycodon en quetiapine in combinatie met het alcoholgebruik door [slachtoffer] daadwerkelijk een bijdrage heeft geleverd aan het overlijden. Verdachten hebben het risico van grote of zelfs fatale gevolgen voor het lichamelijk welzijn van [slachtoffer] , van wie ze wisten dat hij ook al substantieel alcohol had genuttigd, genomen door hem daarbij in de loop van de avond meerdere malen medicatie toe te dienen, waarvan verdachten ook konden weten dat de combinatie van verschillende medicijnen en alcohol dat risico nog vergrootte.
Verdachten hebben [slachtoffer] willen beroven van zijn geld en uiteindelijk ook van zijn leven. Zij vroegen steeds grotere bedragen aan [slachtoffer] . Verdachten hadden zich verzekerd van de pincode van [slachtoffer] welke zij konden gebruiken zonder dat [slachtoffer] daarvoor nog nodig was. De rechtbank stelt voorts vast dat verdachten met de uiteindelijke overboeking van € 5.000,- een groot probleem voor zichzelf hadden gecreëerd waar ze zich met behulp van smoezen ten overstaan van een weer heldere [slachtoffer] niet meer uit hadden kunnen redden.
De rechtbank onderscheidt vervolgens een reeks van verschillende geweldshandelingen die uiteindelijk hebben geleid tot het overlijden van [slachtoffer] , namelijk het stompen tegen het hoofd, het drukken van een kussen op het gezicht, kennelijk met de bedoeling om [slachtoffer] de mogelijkheid tot ademen te ontnemen, en het verwurgen met de handen en/of door middel van een nekklem en daarna met behulp van een lint. De rechtbank ziet ook hierin een opbouw: als de ene methode niet volstaat – [slachtoffer] bewoog nog na het drukken van het kussen en de verwurging, [verdachte] zegt dan dat [medeverdachte] het moet afmaken – wordt een andere methode toegepast.
Gedurende deze minutenlang durende reeks van geweldshandelingen zijn er verschillende momenten geweest waarop verdachten gelegenheid hadden voor beraad, met name wanneer zij van de ene methode overstappen op de andere. Ook voorafgaand aan de geweldshandelingen hebben verdachten hiertoe gelegenheid gehad, bijvoorbeeld op het moment dat zij samen naar de woning van [verdachte] terug gingen om nieuwe, andere medicatie te halen.
De handelingen na de dood van [slachtoffer] , wanneer verdachten zich hebben voorzien van handschoenen en schoonmaakdoekjes en het huis opnieuw wordt doorzocht en goederen worden weggenomen, wijzen eveneens op planmatigheid van het geheel aan handelingen.
Verdachten hebben verklaard dat er voorafgaand aan de geweldshandelingen is gesproken over ‘aan een knobbeltje zuigen’ en dat dit de aanleiding is geweest voor het geweld richting [slachtoffer] dat dan in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank vindt dit niet aannemelijk. Verdachte heeft ontkend dat een seksueel motief, in de zin van weerzin tegen de seksuele voorkeur van [slachtoffer] , of een seksuele component een rol heeft gespeeld. Wat er uit het dossier bekend is over [slachtoffer] is dat hij getrouwd was met een vrouw en een seksuele voorkeur had voor kleine kinderen; er blijkt niet van een seksuele voorkeur voor volwassen mannen. Verdachten hebben ook beiden een andere lezing over wat er precies door wie gezegd zou zijn. [verdachte] heeft namelijk verklaard dat hij hoorde dat het [medeverdachte] was die, vanuit het niets, tegen [slachtoffer] zei: ‘ik hoorde van pa (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) dat ik jouw knobbeltje moest zuigen’, terwijl [medeverdachte] heeft verklaard dat het [verdachte] was die tegen hem zei dat hij wel wat kon doen bij [slachtoffer] , namelijk aan het knobbeltje zuigen. Ten slotte is het scenario waarin een dergelijke seksueel getinte opmerking aanleiding is geweest voor het geweld strijdig met de planmatige manier waarop verdachten bezig zijn geweest met het verkrijgen van geld van [slachtoffer] en het toedienen van de medicatie. Het blijft in die context een opmerking die de rechtbank niet kan plaatsen en om voornoemde redenen als aanleiding voor alle opeenvolgende geweldshandelingen niet aannemelijk oordeelt.
De rechtbank concludeert op grond van deze feiten en omstandigheden dat verdachte voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De rechtbank acht verder geen zwaarwegende contra-indicaties aannemelijk geworden die aan het aannemen van voorbedachten rade in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld en acht moord bewezen.
Medeplegen
De volgende vraag die beantwoord moet worden, is of verdachten nauw en bewust hebben samengewerkt, met andere woorden, of het ten laste gelegde medeplegen van moord bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[verdachte] heeft ontkend zelf enige bijdrage te hebben geleverd aan de geweldshandelingen richting [slachtoffer] , terwijl [medeverdachte] heeft verklaard dat [verdachte] hierin wel degelijk een aandeel heeft gehad. Volgens de verklaring van [medeverdachte] heeft [verdachte] [slachtoffer] een klap gegeven, heeft hij samen met [medeverdachte] een kussen op het gezicht van [slachtoffer] gedrukt, heeft hij [medeverdachte] aangespoord om het af te maken en vervolgens [medeverdachte] een rol lint aangereikt waarmee [medeverdachte] [slachtoffer] heeft gewurgd.
De rechtbank neemt deze verklaring van [medeverdachte] als uitgangspunt nu zij daarvoor steun vindt in de overige bewijsmiddelen in het dossier en die bewijsmiddelen tegelijk de verklaringen van [verdachte] weerspreken. Steun voor de verklaring van [medeverdachte] vindt de rechtbank in de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachten zijn steeds samen in de woning van [verdachte] aanwezig geweest en in de avond van 20 april 2019 zijn zij ook samen naar de woning van [verdachte] gegaan om nieuwe medicatie gaan halen, waarna zij ook weer samen terugkeerden naar de woning aan de [adres] . [verdachte] is de enige die de beschikking had over alle drie de soorten medicatie die aan [slachtoffer] zijn toegediend en hij wist bovendien van de werking van quetiapine in combinatie met alcohol. [verdachte] heeft, in tegenstelling tot wat hij heeft verklaard, geweten van de overboeking van € 5.000,-. Dit volgt uit de verklaring van [medeverdachte] , maar ook uit de voice recorder gesprekken op de telefoon van [verdachte] waar hij tegen [getuige 1] spreekt over ‘5 ruggen’. Nadat [slachtoffer] om het leven is gebracht, heeft ook [verdachte] de woning doorzocht en goederen meegenomen, en er zijn nadien ook diverse goederen van [slachtoffer] aangetroffen in de woning van [verdachte] . Bovendien heeft hij gedeeld in de buit; hij heeft immers een bedrag van € 2.490,- op zijn rekening ontvangen. Op maandag 22 april 2019 is [verdachte] er bij als de woning van [slachtoffer] opnieuw wordt betreden. Ten slotte spreekt [verdachte] in de voice recorder berichten in de ‘wij-vorm’ en blijkt uit die berichten dat hij de dood van [slachtoffer] probeert te verhullen door de voicemail van [slachtoffer] in te spreken zodat het niet opvalt dat hij ineens geen contact meer met hem heeft. Ook blijkt uit die gesprekken dat hij problemen voorziet en daar een oplossing voor zoekt en samen met [medeverdachte] wil vluchten.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte [verdachte] dat hij niet in staat is geweest om van de bank af te komen en in te grijpen niet aannemelijk. Nog daargelaten dat het onaannemelijk is dat verdachte gedurende de minutenlang durende geweldshandelingen tegen zijn goede vriend alleen maar als bevroren op de bank heeft gezeten, is dat temeer niet aannemelijk nu verdachte zelf heeft verklaard dat hij na twee à drie minuten
welweer in staat was tot handelen. Ook constateert de rechtbank dat uit de ter terechtzitting van 4 augustus 2020 bekeken beelden van 21 april 2019 om 02.19 uur blijkt dat hij kennelijk in staat was om rustig en in een rechte lijn samen met de medeverdachte naar buiten te lopen. Die beelden geven geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat verdachte bij een klein duwtje zou zijn omgevallen, zoals hij heeft verklaard, of dat hij in paniek was. Bovendien is verdachte met 15 tot 16 halve liters bier per dag een stevige drinker en heeft hij verklaard dat hij bij die hoeveelheden altijd nog redelijk functioneert.
Ten overvloede – de verklaringen van [getuige 2]
heeft verklaringen afgelegd en in zijn cel zijn aantekeningen aangetroffen. Na een gijzelingsprocedure heeft hij ook nog handgeschreven A4-tjes overgelegd. Een deel van de notities op die A4-tjes zouden door [getuige 2] zelf zijn geschreven en een deel door medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft echter betwist dat deze notities van zijn hand zijn.
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw gaan uit van de betrouwbaarheid van de verklaringen en overgelegde notities van [getuige 2] , zij het dat de officier van justitie een zekere behoedzaamheid in acht neemt. De rechtbank stelt vast dat er geen grafologisch onderzoek is gedaan naar de handschriften op de overgelegde notities. Het justitiële verleden van [getuige 2] , de informatie die beschikbaar is over de persoon [getuige 2] en de gang van zaken in dit dossier rondom het overleggen van de notities, spreken wat betreft de betrouwbaarheid van [getuige 2] niet in zijn voordeel.
Omdat de verklaringen van [getuige 2] en de door hem overgelegde notities niet als bewijsmiddel worden gebruikt, zal de rechtbank geen nader oordeel geven over de betrouwbaarheid ervan. De voor verdachte [verdachte] mogelijk ontlastende elementen in de verklaringen van [getuige 2] leggen, ten opzichte van de belastende verklaringen van [medeverdachte] , onvoldoende gewicht in de schaal. [medeverdachte] belast in zijn verklaringen immers ook zichzelf en de verklaringen van [getuige 2] zijn op diverse onderdelen aantoonbaar onjuist.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat het onder 1A primair ten laste gelegde medeplegen van moord op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ook de onder 1B primair ten laste gelegde diefstal in vereniging met geweld de dood ten gevolge hebbend, en de onder 2 ten laste gelegde diefstal in vereniging met behulp van een valse sleutel acht de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van de raadsvrouw dat bewijs voor het onder 1B primair ten laste gelegde oogmerk ontbreekt, wordt weerlegd door de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen en wat daaromtrent reeds is overwogen.
Daarbij geldt dat de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen steeds worden gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben en sommige onderdelen van de bewijsmiddelen niet betrekking hebben op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.