ECLI:NL:RBMNE:2020:3801

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
16/245817-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor afpersing en diefstal, veroordeling voor wapenbezit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 maart 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van (medeplichtigheid aan) afpersing en diefstal met geweld, alsook van het voorhanden hebben van een omgebouwd (gas)pistool en munitie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten 1 en 2, die betrekking hadden op de afpersing en diefstal van twee slachtoffers op 11 oktober 2019 in Almere. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij deze misdrijven. De rechtbank concludeerde dat de verdachte slechts als chauffeur had gefungeerd en dat er geen bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met de uitvoerders van de misdrijven. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte op 12 oktober 2019 in Amsterdam een omgebouwd (gas)pistool en bijbehorende munitie voorhanden had, wat hij ook heeft bekend. De rechtbank heeft de verdachte hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 77 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft de in beslag genomen wapens onttrokken aan het verkeer en de teruggave van een geldbedrag en autosleutels aan de rechthebbenden gelast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/245817-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 januari 2020 en 25 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Lambers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. G.A. Jansen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1, primair:
op 11 oktober 2019 te Almere samen met anderen, of alleen, [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] heeft afgeperst;
feit 1, subsidiair:
op 11 oktober 2019 te Almere medeplichtig is geweest aan de afpersing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
feit 2, primair:
op 11 oktober 2019 te Almere samen met anderen, of alleen, met geweld en/of bedreiging met geweld van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een tank/fles (lachgas) heeft gestolen;
feit 2, subsidiair:
op 11 oktober 2019 te Almere medeplichtig is geweest aan de diefstal met geweld
en/of bedreiging met geweld van een tank/fles (lachgas) van [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] ;
feit 3:
op 12 oktober 2019 te Amsterdam een omgebouwd (gas)pistool en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.

2.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.WAARDERING VAN HET BEWIJS

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte bij de overval op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bewust en nauw heeft samengewerkt met anderen, zodat sprake is geweest van medeplegen. Hij heeft als chauffeur voor de feitelijke uitvoerders gefungeerd en uit een kort voor de overval door verdachte gepleegd telefoontje blijkt dat hij betrokken was bij het plan. Bovendien is bij de aanhouding van verdachte een vuurwapen in zijn auto aangetroffen dat gelijkenis vertoont met het vuurwapen dat bij de overval is gebruikt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Wat betreft het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging in eerste instantie vrijspraak bepleit. Daartoe is - kort samengevat - aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat er een overval heeft plaatsgevonden. Als de rechtbank de overval wel bewezen acht, moet gelet op het aanwezige bewijs worden uitgegaan van de verklaring van verdachte dat hij daar niet bij betrokken is geweest. Subsidiair is aangevoerd dat slechts sprake is van medeplichtigheid en niet van medeplegen. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde is wat betreft het bewijs geen verweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair
Er is naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs voorhanden waaruit kan worden afgeleid dat verdachte op de in de tenlastelegging genoemde tijd en plaats [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zelfstandig heeft afgeperst en/of hen (met geweld en/of bedreiging met geweld) heeft bestolen. Ook kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte dit tezamen en in vereniging met anderen heeft gedaan of dat hij aan deze misdrijven medeplichtig is geweest. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De kwalificatie medeplegen is slechts gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde (intellectuele en/of materiële) bijdrage van een verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Voor strafbare medeplichtigheid is op grond van artikel 48 Wetboek van Strafrecht vereist dat sprake is geweest van opzet op hand- en spandiensten alsmede op het misdrijf dat hiermee ondersteund wordt.
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte meerdere personen vanuit Amsterdam met de auto naar (de woning van) [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gebracht en hen vervolgens weer mee terug heeft genomen. In het geval de rechtbank tot de conclusie zou komen dat er wettig en overtuigend bewijs is dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn afgeperst en bestolen door de personen die verdachte heeft vervoerd, kan uit de enkele omstandigheid dat verdachte hun chauffeur was nog niet worden afgeleid dat hij van hun plannen wist of dit op zijn minst had moeten vermoeden. De rechtbank ziet ook geen ander bewijs waaruit dit volgt. Het door de officier van justitie genoemde uitgaande gesprek van 3 seconden op
11 oktober 2019 om 23.08 uur vanaf de telefoon van verdachte naar de telefoon van eigenaar van de groene Peugeot, die [slachtoffer 2] had geleend en waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zeggen te zijn bedreigd met vuurwapens, is curieus te noemen maar als bewijs voor een rol van verdachte als medepleger, dan wel medeplichtige ontoereikend.
Ook de constatering van de officier van justitie dat het wapen, dat later die nacht bij verdachte in de auto is aangetroffen, gelijkenis vertoont met de omschrijving die de aangevers geven van de wapens die zouden zijn gebruikt bij de afpersing maakt dit niet anders. De rechtbank leest in de aangifte van [slachtoffer 1] dat sprake zou zijn van bedreiging met drie vuurwapens die hetzelfde waren. Ze waren opvallend klein en een revolvermodel. [slachtoffer 1] weet nog dat hij de trommel zag. Dit past niet bij het later bij verdachte aangetroffen pistool.
Gelet op het voorgaande zal verdachte, hoewel de rechtbank de indruk heeft dat hij geen open kaart heeft gespeeld over wat er op 11 oktober 2019 in Almere heeft plaatsgevonden en wat zijn rol daarbij is geweest, van het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspreken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Bewijsmiddelen feit 3
Het onder 3 ten laste gelegde is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 februari 2020;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal voorcategorisering van 14 oktober 2019, genummerd PL0900-2019305128-42, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 108 en 109 van het dossier.

4.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
3.
op 12 oktober 2019 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (gas)pistool omgebouwd naar scherpschietend, van het merk Ekol, type Volga, kaliber 6.35mm P.A.K. zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en (bijbehorende) munitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
3 P.A. Knall, merk UMA, kaliber 6.35mm knalpatronen omgebouwd naar kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

5.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.OPLEGGING VAN STRAF

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan een gedeelte van vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als (bijzondere) voorwaarden:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
  • een locatieverbod om zich in een bepaald gebied in Almere te bevinden met elektronische controle;
  • een locatiegebod om op vastgestelde tijdstippen op zijn woonadres te verblijven met elektronische controle.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast. Het andersluidende advies van de reclassering is onbegrijpelijk. De verdediging verzoekt om geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die langer is dan de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De verdediging kan zich vinden in een deels voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden de meldplicht bij de reclassering en de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden. De andere bijzondere voorwaarden, waaronder electronisch controle, zijn overbodig.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. De rechtbank overweegt - zoals zij ook in eerdere vonnissen heeft overwogen - dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt en bovendien in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid versterkt. Dat die risico’s zich realiseren blijkt uit de veelheid van geweldsincidenten waarbij vuurwapens zijn gebruikt en (dodelijke) slachtoffers moeten worden betreurd. Daarom is de rechtbank van oordeel dat tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng moet worden opgetreden.
Het wapen dat verdachte voorhanden had betrof een omgebouwd (gas)pistool met daarin een omgebouwde patroon en het wapen was gereed om een patroon te kunnen afvuren. Verdachte had het geladen wapen, tezamen met nog twee andere patronen, onder handbereik bij zich in de auto en verklaart over het wapen dat hij dit draagt om zichzelf te kunnen verdedigen. Door deze houding neemt verdachte het risico op een geweldsincident met het vuurwapen welbewust op de koop toe en maakt hij een ernstige inbreuk op de veiligheid in de samenleving.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 23 januari 2020 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat hij één keer eerder voor een – andersoortig - strafbaar feit is veroordeeld .
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 21 februari 2020, uitgebracht door H. Kamans, reclasseringswerker. In dit advies staat dat verdachte niet met de reclassering wilde praten zonder zijn advocaat en dat het daarom lastig is om criminogene factoren aan te wijzen. Ook kan het risico op recidive niet worden ingeschat. Wel heeft de reclassering enkele zorgen, met name over het sociale netwerk van verdachte en zijn cognitieve vaardigheden. Bij een schuldigverklaring kan niet worden uitgesloten dat verdachte de gevolgen van zijn daden onvoldoende heeft overzien en dat hij zich heeft laten meeslepen door zijn netwerk. Positief zijn de stabiele huisvesting, zijn fulltime dagbesteding in de vorm van werk en een gezonde financiële situatie. Ook de pedagogische invloed van de vader van verdachte kan werken als beschermende factor. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Volgens de reclassering zal een detentie van negatieve invloed zijn op verdachte. Zij adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een locatieverbod en -gebod met elektronische controle.
Toepasselijk recht
Verdachte was tijdens het plegen van de feiten 18 jaar oud. Het uitgangspunt is dan dat het volwassenenstrafrecht aan de orde is. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar echter de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat kan de rechtbank doen wanneer de persoon van de verdachte zelf of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, daar aanleiding voor geven.
Anders dan door de verdediging is bepleit, ziet de rechtbank in het reclasseringsadvies onvoldoende aanwijzingen om verdachte volgens het jeugdstrafrecht te berechten. Gelet op de persoon van verdachte zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en uit hetgeen over hem verder naar voren is gekomen, alsmede de aard en de ernst van de feiten, ziet de rechtbank aanleiding om verdachte te berechten met toepassing van het volwassenenstrafrecht.
De straf
De rechtbank stelt vast dat oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor het voorhanden hebben van een wapen van categorie III sub I als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden noemen en voor het voorhanden hebben van drie patronen (scherpe munitie) een geldboete van € 110,00. De rechtbank is van oordeel dat inmiddels vanwege toenemend wapengebruik in de samenleving tegen illegaal wapenbezit aanzienlijk strenger moet worden opgetreden.
Gelet op de ernst van de feiten - waaronder de omstandigheid dat het wapen klaar was voor gebruik - alsmede de context van het gehele dossier, acht de rechtbank in het onderhavige geval een gevangenisstraf van 180 dagen een passend uitgangspunt. Vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om van de gevangenisstraf van 180 dagen een gedeelte van 77 dagen voorwaardelijk op te leggen zodat hij niet opnieuw vast komt te zitten. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zullen als bijzondere voorwaarden de door de reclassering geadviseerde meldplicht en gedragsinterventie worden verbonden. Gelet op het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld, wordt afgezien van het geadviseerde locatieverbod en -gebod. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt een proeftijd van twee jaar verbonden. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.BESLAG

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het inbeslaggenomen wapen en de drie inbeslaggenomen patronen worden onttrokken aan het verkeer. Ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 89,90 is de teruggave gevorderd aan verdachte en ten aanzien van de inbeslaggenomen autosleutels is de teruggave gevorderd aan de eigenaar, zijnde de vader van verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten het wapen en drie patronen, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen is het in rubriek 5 bewezen verklaarde begaan.
Teruggave aan de rechthebbenden
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- het geldbedrag van € 91,80;
- de autosleutels;
aan degenen die redelijkerwijs als rechthebbenden van deze voorwerpen kunnen worden aangemerkt. Ten aanzien van het geldbedrag wordt overwogen dat onduidelijk is wie thans als rechthebbende moet worden aangemerkt, verdachte of diens vader. De rechtbank gaat uit van het bedrag van € 91,80 nu dit in de kennisgeving van inbeslagneming is opgenomen (en niet € 89,90).

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36c, 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het in rubriek 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
in minderingzal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
77 dagen,
niet ten uitvoerzal worden gelegd,
tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich (uiterlijk) binnen vijf dagen na onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12, 1091 GM Amsterdam en voorts zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* actief zal deelnemen aan een gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op het vergroten van de cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan verdachte zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
  • een (gas)pistool omgebouwd naar scherpschietend, van het merk Ekol, type Volga, kaliber 6.35mm P.A.K.;
  • drie stuks patronen (P.A. Knall, merk UMA, kaliber 6.35mm knalpatronen omgebouwd naar kogelpatronen);
- gelast de
teruggave aan de rechthebbendevan de volgende voorwerpen;
  • het geldbedrag van € 91,80 (goednummer PL0900-2019305128-2502650);
  • de autosleutels (goednummer PLO 900-2019305128-2502287).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en
A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Campmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 maart 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
primair:
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van één of meer
geldbedragen, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde, door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- te tonen en/of
- op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden en/of
- daarbij voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de de woorden toe te voegen: "Geef telefoons, sleutels en geld", althans woorden van gelijke aard of strekking;
subsidiair:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 11 oktober 2019 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot
de afgifte van één of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde, door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- te tonen en/of
- op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden en/of
- daarbij voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de de woorden toe te voegen: "Geef telefoons, sleutels en geld", althans woorden van gelijke aard of strekking;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 oktober 2019 te Almere, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door de personenauto (met kenteken kenteken [kenteken] ) te besturen en/of een personenauto (met kenteken [kenteken] ) ter
beschikking te stellen;
2
primair:
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tank en/of een fles (met daarin lachgas, althans een gas), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- te tonen en/of
- op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden en/of
- daarbij voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de de woorden toe te voegen: "Geef telefoons, sleutels en geld" en/of "Wat zit er in de achterbak?", althans woorden van gelijke aard of strekking;
subsidiair:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 11 oktober 2019 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tank en/of een fles (met daarin lachgas, althans een gas), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- te tonen en/of
- op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden en/of
- daarbij voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de de woorden toe te voegen: "Geef telefoons, sleutels en geld" en/of "Wat zit er in de achterbak?", althans woorden van gelijke aard of strekking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11
oktober 2019 te Almere, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door de personenauto (met kenteken kenteken [kenteken] ) te besturen en/of een personenauto (met kenteken [kenteken] ) ter beschikking te stellen;
3
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (gas)pistool omgebouwd naar scherpschietend, van het merk Ekol, type Volga, kaliber 6.35mm P.A.K. zijnde een
vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of (bijbehorende) munitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een hoeveelheid (van in totaal 3) P.A. Knall, merk UMA, kaliber 6.35mm knalpatronen omgebouwd naar kogelpatronen voorhanden heeft gehad.