ECLI:NL:RBMNE:2020:3794

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1164
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsrecht na opschorting op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft eiser, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsrecht. De intrekking volgde na een opschorting van het recht op bijstand door het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug. Eiser had zijn recht op bijstand opgeschort gekregen per 18 oktober 2019, waarna het recht op bijstand op 29 oktober 2019 werd beëindigd. Eiser stelde dat hij door zijn psychische gesteldheid niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig te verstrekken en dat hem daarom geen verwijt kon worden gemaakt. De rechtbank heeft op 7 september 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M. el Ahmadi. Verweerder was niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij om medische redenen niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig te verstrekken. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was, omdat eiser kennelijk wel in staat was om hulp van derden in te roepen, gezien het feit dat hij in de bezwaarfase zijn gemachtigde had ingeschakeld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1164
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. el Ahmadi),
en
het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug, verweerder
(gemachtigde: A. van den Berg).

Procesverloop

Eiser ontving bijstand op grond van de Participatiewet (Pw).
Bij besluit van 18 oktober 2019 heeft verweerder met toepassing van artikel 54, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pw eisers recht op bijstand met ingang van 18 oktober 2019 opgeschort.
Bij besluit van 29 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de Pw eisers recht op bijstand met ingang van 18 oktober 2019 beëindigd (lees: ingetrokken).
Tegen voormelde besluiten heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 3 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen het primaire besluit, beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank stelt, gezien de gedingstukken en het verhandelde ter zitting, vast dat eiser één beroepsgrond tegen het bestreden besluit aanvoert, namelijk dat hem geen verwijt kan worden gemaakt dat hij de gevraagde gegevens niet tijdig heeft verstrekt. Eiser heeft ter motivering van deze grond gesteld dat hij vanwege zijn psychische gesteldheid niet in staat was om tijdig i) de gevraagde gegevens te strekken en ii) de hulp van derden daartoe in te roepen.
3. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt omdat deze grond een onderbouwing ontbeert. Eiser heeft immers geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat hij om medische redenen niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig te verstrekken dan wel destijds niet in staat was om tijdig de hulp van derden daartoe in te roepen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat eiser kennelijk wel in staat was om de hulp van derden in te roepen, nu hij in de bezwaarfase zijn gemachtigde heeft kunnen inschakelen.
4. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond is.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ramsaroep, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.