De beoordeling door de rechtbank
13. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat, hoewel de Legger 2018 verplichtingen in het leven roept voor een grotere kring van personen, deze beroepsprocedure alleen ziet op de onderhoudsverplichtingen die aan deze specifieke eisers zijn opgelegd.
14. Op grond van artikel 3:4, eerste lid, van de Awb moet een bestuursorgaan de rechtstreeks bij een besluit betrokken belangen afwegen. In artikel 3:4, tweede lid, van de Awb staat dat de voor een of meer belanghebbende nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. In deze zaak toetst de rechtbank of verweerder met de aanvullende motivering alle betrokken belangen kenbaar heeft afgewogen en of de voor eisers nadelige gevolgen van de onderhoudsplicht niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de onderhoudsplicht te dienen doelen.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de aanvullende motivering kenbaar de voorgeschiedenis (de afspraken bij de ruilverkaveling) betrokken. Ook heeft hij kenbaar de belangen van eisers afgewogen en inzichtelijk gemaakt dat de praktische afwegingen bij de belangenafweging meer gewicht hebben gekregen dan de afspraken uit het begrenzingenplan. Verder heeft verweerder kenbaar verschillende opties overwogen, waaronder onderhoud met een maaiboot. Daarbij zijn zowel het algemeen belang als de belangen van de aangelanden (waaronder eisers) betrokken en afgewogen. Verweerder heeft toegelicht waarom hij geen aanleiding ziet om het onderhoud op een andere manier te regelen. Van een volledige en evenredige belangenafweging is echter geen sprake. De rechtbank legt hierna uit waarom zij dat vindt.
16. Verweerder heeft meerdere opties overwogen, waarvan sommige opties nadelig zouden zijn voor aangelanden, waaronder eisers. De optie van onderhoud met een maaiboot heeft echter geen nadelen voor eisers. Verweerder kiest vanwege de maatschappelijke kosten niet voor die optie. Verweerder heeft echter niet inzichtelijk gemaakt hoe hoog die maatschappelijke kosten zijn. Het is daarom ook niet duidelijk of die kosten zodanig hoog zijn dat die rechtvaardigen dat de onderhoudsplicht, in strijd met de afspraken die zijn gemaakt bij de ruilverkaveling in 2002, aan eisers wordt opgelegd. Verweerder heeft dat niet kenbaar afgewogen. Bovendien kan er van worden uitgegaan dat verweerder bij het aangaan van de afspraken over de ruilverkaveling al heeft afgewogen dat de kosten die voortvloeien uit het onderhoud aan de [naam watergang] voor zijn rekening komen. Voor zover het in het kader van het algemeen belang al gerechtvaardigd zou zijn om het gewoon onderhoud van de kantzone van de [naam watergang] aan eisers op te leggen, staat het nadeel dat eisers ondervinden doordat zij daarvan ook zelf de (volledige) kosten moeten dragen, zonder daarvoor een compensatie te ontvangen, niet in verhouding tot het met de onderhoudsplicht beoogde doel om maatschappelijke kosten te beperken.
17. Omdat de gemaakte belangenafweging niet volledig en niet evenredig is, is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:4, eerste en tweede lid, van de Awb.
Conclusie en gevolgen
18. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover eisers daarbij worden aangewezen als onderhoudsplichtigen voor de langs hun percelen gelegen kantzone van de [naam watergang] .
19. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtmatige uitkomst naar de huidige stand van zaken nog te veel open ligt. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een tweede bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien niet zou leiden tot een doelmatige en efficiënte afdoeningswijze.
20. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen over de onderhoudsplicht voor de langs de percelen van eisers gelegen kantzone van de [naam watergang] , met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist. De rechtbank bepaalt dat afdeling 3.4 van de Awb bij de voorbereiding van het nieuwe besluit niet opnieuw hoeft te worden toegepast (artikel 8:72, vierde lid, onder a van de Awb).
21. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.