ECLI:NL:RBMNE:2020:3758

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
4 september 2020
Zaaknummer
C/16/507373 / FA RK 20-4695
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 september 2020 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1990 in Afghanistan. De officier van justitie had op 12 augustus 2020 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat was om zich te laten horen en dat hij afstand deed van het recht om gehoord te worden. De mondelinge behandeling vond plaats via Skype en telefonisch, waarbij de advocaat van de betrokkene en een arts werden gehoord.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de betrokkene lijdt aan een bipolaire stemmingsstoornis, wat leidt tot ernstig nadeel en risico's voor de gezondheid en veiligheid van de betrokkene en anderen. De rechtbank heeft de verzochte vormen van verplichte zorg toegewezen voor een periode van twaalf maanden, waarbij onderscheid is gemaakt tussen ambulante en klinische zorg. De rechtbank heeft benadrukt dat verplichte zorg alleen mag worden toegepast als het ernstig nadeel niet kan worden afgewend met ambulante zorg.

De beschikking is mondeling gegeven en later schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/507373 / FA RK 20-4695
Betrokkene nummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 2 september 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , Afghanistan,
wonende te [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M. Veldman.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 12 augustus 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 1 augustus 2020;
- de zorgkaart;
- het zorgplan;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvgzz;
- de justitiële documentatie en politiegegevens.
1.2.
In deze zaak stond op 25 augustus 2020 een mondelinge behandeling gepland. Omdat de advocaat van deze zittingsdatum niet op de hoogte was is de mondelinge behandeling van 25 augustus 2020 niet doorgegaan en verplaatst naar 2 september 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen, heeft de mondelinge behandeling van 2 september 2020 telefonisch en via Skype plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak telefonisch en via Skype gehoord:
- de advocaat van betrokkene;
- mevrouw [A] , arts.
De advocaat en de arts bevonden zich in afzonderlijke ruimtes. De arts is telefonisch gehoord en de advocaat via Skype.
1.3.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat was / bereid was zich te doen horen. De advocaat heeft hierover verklaard dat de mondelinge behandeling te belastend voor betrokkene is en dat hij heeft verklaard dat hij er niet bij wil zijn en dat hij graag wil dat zijn advocaat namens hem het woord voert. De rechtbank begrijpt daaruit dat betrokkene afstand doet van het recht te worden gehoord.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.

2.De standpunten en de beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
toelichting: “Toedienen van medicatie dient zowel klinisch als ambulant toegepast te kunnen worden”;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
toelichting: “In de klinische setting kan de bewegingsvrijheid beperkt worden bij opname op een gesloten accommodatie, als dat noodzakelijk geacht wordt”;
c. insluiten;
toelichting: “In de klinische setting kan tot insluiting overgegaan worden, als dat noodzakelijk geacht wordt”;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
toelichting: “Noodzakelijk tijdens insluiting”;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
toelichting: “Betrokkene heeft een verleden van middelengebruiken een psychose na middelengebruik. Onderzoek aan kleding en lichaam dient bezit van middelen te voorkomen, waarbij er een risico op toename van psychotische symptomen is, waaruit ernstig nadeel kan volgen’;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
toelichting: “Betrokkene heeft een verleden van middelengebruiken een psychose na middelengebruik. Onderzoek aan de woonruimte dient om de veiligheid adequaat in te kunnen schatten”;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
toelichting: “Betrokkene heeft een verleden van middelengebruiken een psychose na middelengebruik. Onderzoek dient om de veiligheid adequaat in te kunnen schatten”;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
toelichting: “Het nakomen van afspraken met behandelteam tijdens het klinische verblijf dan wel in ambulante setting. Vrijheden zullen klinisch gemotiveerd beperkt worden indien de vrees is dat de uitoefening van deze vrijheid ernstige nadelige gevolgen heeft voor de gezondheidstoestand dan wel ter voorkoming van de orde in het ziekenhuis (zoals in huisregels omschreven) ofwel ter voorkoming van strafbare feiten. Het indien nodig onder toezicht innemen van medicatie”;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
toelichting: “Indien nodig tijdens opname in een accommodatie”;
j. opnemen in een accommodatie.
toelichting: “Alleen in te zetten indien het nadeel niet af te wenden is op een andere wijze”.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van twaalf maanden. In het verzoek is vermeld dat verplichte zorg in de vorm van
aen
hook ambulant worden toegepast; de overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast. Uit het zorgplan blijkt dat betrokkene kwetsbaar is voor psychoses als hij daarvoor niet behandeld wordt. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht en medicatie gebruikt hij omdat het moet.
2.2.
De advocaat heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene heeft geen psychiatrische stoornis. Betrokkene is ziek door testosteron tekort en door de dwangmedicatie die hij krijgt. Hij wil dan ook een vermindering van zijn medicatie. Subsidiair heeft de advocaat verzocht de verzochte verplichte zorgvormen genoemd onder
jen de zorgvormen die zien op het verrichten van onderzoek naar gedrag-beïnvloedende middelen af te wijzen. Betrokkene ontkent dat er sprake is geweest van het gebruik van gedrag-beïnvloedende middelen. Wel heeft hij medicinale wietolie gebruikt.
De behandelaar heeft gepleit voor afgifte van de zorgmachtiging. Betrokkene heeft geen ziektebesef; hij vindt hulpverlening en medicatie niet nodig. De samenwerking met betrokkene is dan ook minimaal. De depotmedicatie van betrokkene kan afgebouwd worden met het (eventuele) doel dat betrokkene stopt met medicatie. Mocht het afbouwen van de medicatie niet goed gaan dan moet betrokkene kunnen worden opgenomen in een accommodatie. Voor het veilig afbouwen van de medicatie is deze zorgvorm genoemd onder
jdan ook noodzakelijk. Ook is het noodzakelijk dat er kan worden gecontroleerd op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen, dit ziet op bijvoorbeeld GHB en testosteron.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een bipolaire stemmingsstoornis.
2.4.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt. Betrokkene heeft langer bestaande depressies. Door gebrek aan ziekte-inzicht wil betrokkene stoppen met zijn medicatie waardoor de kans bestaat dat de stemmingswisselingen en psychoses terugkeren. Gelet hierop is het reëel om aan te nemen dat betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.6.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend die gelijkenis vertoont met de voorwaardelijke machtiging onder de wet Bopz. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de voorwaardelijke machtiging met voorwaarden en opname als stok achter de deur zeer effectief was en in een grote behoefte voorzag. De Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Uitgangspunt in de Wvggz is echter wel dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant wordt toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de behoefte in de praktijk tegemoet gekomen kan worden door bij de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging onderscheid te maken tussen enerzijds vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.7.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak de verzochte vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij de vormen
a,
e,
f,
gen
heerst moeten worden toegepast. De verzochte verplichte zorg die ziet op het verrichten van onderzoek naar gedrag-beïnvloedende middelen zal de rechtbank toewijzen, omdat uit de toelichting van de behandelaar blijkt dat deze vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn. Pas als het ernstig nadeel met de bovengenoemde vormen van verplichte zorg niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de vormen
b,
c,
d,
ien
jworden toegepast. De rechtbank zal de verzochte verplichte zorg genoemd onder
jtoewijzen, omdat tijdens de mondelinge behandeling gebleken is dat deze zorg noodzakelijk is en als vangnet dient in de situatie dat het afbouwen van de medicatie niet goed verloopt. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast. Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen.
2.8.
Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.9.
De verzochte verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.10.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , Afghanistan, voor de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening; te weten: eerst ambulant; te weten: het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles, andere medische en therapeutische handelingen dienen eerst ambulant plaats te vinden;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam; te weten: eerst ambulant;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende
middelen en gevaarlijke voorwerpen; te weten: eerst ambulant;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen; te weten: eerst ambulant;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen; te weten: eerst ambulant;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie; te weten: als ambulante zorg het ernstig nadeel niet kan wegnemen.
en
- bepaalt dat gestart zal worden met ambulante verplichte zorg als bedoeld onder
a,
e,
f,
gen
h;
- bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de andere verleende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast;
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 2 september 2021;
Deze beschikking is op 2 september 2020 mondeling gegeven door mr. A.R. Scharrenborg, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van D. Hendriks als griffier, en op 4 september 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.