ECLI:NL:RBMNE:2020:3744

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2020
Publicatiedatum
4 september 2020
Zaaknummer
16.046902.20; 16/084529-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.K. Oosterling - van der Maarel
  • A.M.M.E. Doekes - Beijnes
  • A.M. Loots
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere woninginbraken en vernieling met toepassing van adolescentenstrafrecht

Op 4 september 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, die werd beschuldigd van meerdere woninginbraken, pogingen tot woninginbraak en vernieling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van negen maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft toepassing gegeven aan het adolescentenstrafrecht op basis van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, gezien de kwetsbare positie van de verdachte en zijn beperkte sociale vaardigheden.

De tenlastelegging omvatte onder andere inbraken in woningen in Huizen, Laren, Blaricum en Naarden, waarbij de verdachte samen met anderen goederen heeft weggenomen of heeft geprobeerd weg te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de inbraken op basis van bewijsmateriaal, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank heeft echter de verdachte vrijgesproken van één van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om hem aan dat feit te verbinden.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordelingen, niet in staat was om de gevolgen van zijn daden in te schatten. De rechtbank hoopt met de opgelegde straf en voorwaarden de verdachte te weerhouden van het plegen van soortgelijke misdrijven in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.046902.20; 16/084529-20
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] (Kenia),
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 juni 2020 en 21 augustus 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.K. Visser, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 16/046902-20:
feit 2
op 18 januari 2020 in Huizen met een ander ‘s nachts door middel van braak en/of verbreking een tas (met inhoud), in elk geval enig goed en/of een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer 1] in/uit een woning gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen;
feit 3
op 20 februari 2020 in Laren met een ander ‘s nachts door middel van braak en/of inklimming een Macbook (merk Apple) en/of een Imac (merk Apple) en/of een PlayStation 4 en/of een geldbedrag van €1.040,00, in elk geval enig goed en/of een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen;
feit 4
op 30 januari 2020 in Blaricum met een ander ‘s nachts door middel van braak en/of inklimming heeft geprobeerd geld en/of goederen van hun gading toebehorende aan [slachtoffer 4] in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] weg te nemen;
feit 5
op 30 januari 2020 in Naarden met een ander ‘s nachts door middel van braak en/of inklimming heeft geprobeerd geld en/of goederen van hun gading toebehorende aan [slachtoffer 5] in/uit een woning gelegen aan de [adres 4] weg te nemen;
feit 6
op 2 januari 2020 tot en met 3 januari 2020 in Huizen met een ander door middel van braak en/of inklimming meerdere goederen, in elk geval enig goed toebehorende aan [slachtoffer 6] in/uit een woning gelegen aan de [adres 5] heeft weggenomen;
De hierboven weergegeven tenlastegelegde feiten zullen hierna achtereenvolgens worden doorgenummerd als feit 1 tot en met feit 5.
ten aanzien van parketnummer 16/084529-20:
op 2 februari 2020 in Huizen opzettelijk en wederrechtelijk een toegangsdeur toebehorende aan [organisatie] heeft vernield en/of heeft beschadigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
WAARDERING VAN HET BEWIJS
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht van parketnummer 16/046902-20 het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit onder parketnummer 16/084529-20 bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van parketnummer 16/046902-20 vrijspraak bepleit van het onder feit 1, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde. De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder feit 2 en feit 5 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft tot slot aangevoerd dat het tenlastegelegde feit onder parketnummer 16/084529-20 tevens bewezen kan worden verklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Vrijspraak van feit 1
De rechtbank acht het onder feit 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervoor vrijspreken. De rechtbank overweegt dat geen bewijs voorhanden is dat verdachte rechtstreeks aan dit feit verbindt. Daarnaast is niet komen vast te staan dat verdachte op 18 januari 2020 daadwerkelijk in de buurt van de woning aan de [adres 1] te [plaatsnaam 2] is geweest. Dat de telefoon van verdachte kort voor de nachtelijke inbraak in de woning contact heeft gehad met de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] , acht de rechtbank onvoldoende. De omstandigheid dat de persoon aan de telefoon van medeverdachte op dat moment aangeeft dat hij met ene ‘ [...] ’ is en verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij door vrienden [...] wordt genoemd, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Op grond van de aangifte die zich in het dossier bevindt, stelt de rechtbank vast dat op 20 februari 2020 een inbraak in de woning aan de [adres 2] te [plaatsnaam 1] heeft plaatsgevonden, waarbij meerdere daders onder andere een Playstation 4 met twee controllers hebben weggenomen. In het proces-verbaal van de camerabeelden is te zien dat drie verschillende personen zich in, om en op de woning bevinden. Eén van die personen wordt door verbalisant [verbalisant 1] herkend als verdachte. Hij verbaliseert dat hij verdachte kent vanuit de wijkzorg en hij heeft, onder andere door zijn functie als Jeugdwijkagent, meermalen gesprekken met verdachte gevoerd. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte onder meer herkend aan zijn huidskleur, lichaamsbouw, lengte, vorm van zijn gezicht en lippen.
De herkenning door verbalisant [verbalisant 1] van verdachte vindt steun in andere feiten en omstandigheden die in de richting van verdachte wijzen als één van de daders van de inbraak. Zo vindt er op 27 februari 2020 op het adres van verdachte een doorzoeking plaats, waarbij de door de verbalisant aangetroffen kleding wordt herkend als zijnde soortgelijke kleding die gedragen werd door één van de personen op de camerabeelden van de woninginbraak. Er wordt tevens een Playstation 4, inclusief 2 controllers bij hem in beslag genomen. Een van de aangemaakte accounts op deze PlayStation 4 heeft de naam ‘ [slachtoffer 2] ’, overeenkomstig de naam van het kind van aangever. Een van de controllers wordt door de aangever tevens herkend als zijn eigendom.
De rechtbank overweegt voorts dat er op 20 februari 2020 rond het tijdstip van de woninginbraak diverse telefoongesprekken hebben plaatsgevonden tussen (het telefoonnummer dat toebehoort aan de telefoon van) verdachte en (het telefoonnummer dat toebehoort aan de telefoon van) medeverdachte [medeverdachte 2] . In deze telefoongesprekken wordt door (de persoon met de telefoon van) verdachte aangegeven dat hij zich in een woning bevindt waar kinderen aanwezig zijn. Er wordt door (de persoon met de telefoon van) medeverdachte [medeverdachte 2] vervolgens meerdere malen gevraagd hoe lang het nog gaat duren. Er wordt door (de persoon aan de telefoon van) verdachte geantwoord dat de andere persoon moet wachten omdat zij de kamer aan het zoeken zijn. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] blijkt dat vijf kinderen in het huis getuigen waren van de inbraak en de inbrekers daadwerkelijk hebben waargenomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] zijn telefoonnummer is, maar dat hij zijn telefoon wel eens heeft uitgeleend aan vrienden. Op het moment dat hij zijn telefoon aan vrienden uitleende, zou hij altijd in de buurt van die persoon zijn gebleven, aldus verdachte. Het is volgens verdachte één keer voorgekomen dat hij zijn telefoon bij een vriend is vergeten en om die reden zijn telefoon een nacht niet bij zich had. Vervolgvragen over onder meer de identiteit van deze vriend en de datum waarop verdachte zijn telefoon niet bij zich heeft gehad, heeft verdachte vervolgens niet beantwoord. De rechtbank acht de door verdachte gestelde alternatieve verklaring, namelijk dat niet hij, maar iemand anders toen en daar gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon, niet aannemelijk geworden. Nu verdachte geen aannemelijke of voor verificatie vatbare verklaring heeft gegeven voor de door hem ter terechtzitting gegeven lezing, moet het naar het oordeel van de rechtbank ervoor worden gehouden dat het verdachte is geweest die de hiervoor genoemde gesprekken heeft gevoerd.
Gelet op het voorgaande, en nu niet is gebleken van feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel nopen, moet het ervoor worden gehouden dat verdachte op 20 februari 2020 één van de personen is geweest die aan de [adres 2] te [plaatsnaam 1] de in de tenlastelegging genoemde goederen heeft weggenomen. De rechtbank acht het onder feit 2 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend te bewijzen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3 en 4
Op grond van de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden, kan worden vastgesteld dat op 30 januari om 02:36 uur door meerdere personen is geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres 4] in [plaatsnaam 4] . Om 03:10 uur is vervolgens door meerdere personen geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres 3] in [plaatsnaam 3] .
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] volgt dat de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] die toebehoort aan verdachte op 30 januari 2020 vier minuten voor de eerste woninginbraak contact maakt met een zendmast in de buurt van de woning aan [adres 4] in [plaatsnaam 4] . Vervolgens maakt de telefoon die toebehoort aan verdachte in diezelfde nacht 15 minuten voor de poging tot de woninginbraak in [plaatsnaam 3] contact met een zendmast in de buurt van de woning aan de [adres 3] . De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de telefoon van verdachte zich op het moment van de woninginbraken in de buurt van de twee woningen bevond. De omstandigheid dat de woningen zich net buiten het globale dekkingsgebied van de zendmast bevinden, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Hierbij overweegt de rechtbank dat, zoals in het proces-verbaal van bevindingen wordt aangegeven, een globaal beeld van het dekkingsgebied van de zendmast wordt gegeven en het dekkingsgebied om die reden groter of kleiner kan zijn dan aangegeven.
De rechtbank acht de door verdachte gestelde alternatieve verklaring, namelijk dat niet hij, maar iemand anders in de nacht van 30 januari 2020 gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon, niet aannemelijk geworden. Nu verdachte geen aannemelijke of voor verificatie vatbare verklaring heeft gegeven voor de door hem ter terechtzitting gegeven lezing, moet het naar het oordeel van de rechtbank ervoor worden gehouden dat het verdachte is geweest die op 30 januari 2020 de gesprekken met zijn telefoonnummer heeft gevoerd. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte op 30 januari 2020 rond de tijdstippen van de woninginbraken in de buurt is geweest van de woningen aan de [adres 3] en aan de [adres 4] .
Uit het tapgesprek tussen verdachte en het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat door de gebruiker van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] de avond voor de woninginbraken wordt aangegeven dat hij wel wat leuks heeft voor vanavond. Vervolgens wordt er door diegene gezegd: ‘Gewoon, maar snel snel snel, gewoon tien seconden, je weet toch. Boem, boem.’ In diezelfde nacht wordt rond 02:31 door verdachte in een telefoongesprek aangegeven dat hij nu gaat gooien. Uit de aangifte van de woninginbraak te [plaatsnaam 4] blijkt dat de bewoner vier minuten later wakker wordt van een harde klap en glasgerinkel. Hij ziet dat de ruit en de deur kapot is gemaakt en meerdere tegels in de woonkamer liggen.
Gelet op achtereenvolgens deze feiten en op de omstandigheden waaronder de woninginbraak is gepleegd, de hierboven vermelde telefoongesprekken en het feit dat verdachte zich in de buurt van de woning bevond, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot woninginbraak aan de [adres 4] te [plaatsnaam 4] .
De rechtbank staat voorts voor beantwoording van de vraag of verdachte tevens degene is geweest die op 30 januari 2020 heeft geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres 3] in [plaatsnaam 3] . De rechtbank stelt vast dat de aangifte van de woninginbraak in [plaatsnaam 3] meerdere overeenkomsten vertonen met de woninginbraak in [plaatsnaam 4] :
- tijdstip: de woninginbraken zijn veroorzaakt in hetzelfde tijdsbestek, in de nacht van 30 januari 2020. Daarnaast zijn de woninginbraken ongeveer 30 minuten na elkaar gepleegd;
- locatie schade: de woning aan de [adres 4] en de woning aan de [adres 3] bevinden zich op nog geen 7 km afstand van elkaar;
- modus operandi van twee woninginbraken: bij de woninginbraken wordt gebruik gemaakt van de volgende werkwijze. Enkele uren na middernacht gaan meerdere personen naar een woning toe. Vervolgens wordt de toegang tot die woning verschaft door middel van een gooien van meerdere tegels of een kei door de ruit van de woning.
De rechtbank acht op grond van het voornoemde bewijs in onderlinge samenhang bezien tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 4 tenlastegelegde feit heeft begaan.

4.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2
op 20 februari 2020 te [plaatsnaam 1] tezamen en in vereniging met anderen, omstreeks 02:00 uur, uit een woning en een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 2] , alwaar verdachte en zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Macbook (merk Apple), een Imac (merk Apple), een PlayStation 4 en/ een gelbedrag van in totaal 1040 euro, geheel toebehorende aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
3
op 30 januari 2020 te [plaatsnaam 3] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om omstreeks 03:10 uur, uit een woning en een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 3] , alwaar verdachte en zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld van hun gading, geheel toebehorende aan [slachtoffer 4] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijf hebben verschaft door middel van braak, opzettelijk met zijn mededaders, naar voornoemde woning is toegegaan en een kei door de ruit van voornoemde woning heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4op 30 januari 2020 te [plaatsnaam 4] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om omstreeks 02:36 uur, uit een woning en een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 4] , alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld van hun gading, geheel toebehorende aan [slachtoffer 5] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijf hebben verschaft door middel van braak, opzettelijk met zijn mededader, naar voornoemde woning is toegegaan en tegels door de ruiten van voornoemde woning heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5in de periode van 2 januari 2020 tot en met 3 januari 2020 te [plaatsnaam 2] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 5] heeft weggenomen een horloge, sieraden, een televisie, laptops, zonnebrillen, een geluidbox, bestek, een autosleutel, een camera, een Iphone, een oplader, een Ipad, een Ipencil, een harde schijf en een Fitbit, geheel toebehorende aan [slachtoffer 6] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
ten aanzien van parketnummer 16/084529-20:
op 2 februari 2020 te [plaatsnaam 2] opzettelijk en wederrechtelijk een toegangsdeur, dat geheel aan [organisatie] toebehoorde, heeft vernield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

5.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van parketnummer 16/046902-20:
feit 2: diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feit 3 en 4: telkens: poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige de toegang tot het plaats van het misdrijf verschaft door middel van braak;
feit 5: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van parketnummer 16/084529-20:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

6.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Uit de Pro Justitia-rapportage van 31 juli 2020, opgemaakt door GZ-psycholoog E.F. de Witt, volgt niet dat de bewezen geachte feiten aan verdachte in het geheel niet kunnen worden toegerekend. Er is ook overigens niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is strafbaar.

7.OPLEGGING VAN STRAF

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat toepassing van het
adolescentenstrafrecht aan de orde is. De officier van justitie heeft voorts gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 11 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals beschreven in het advies van Reclassering Nederland van 13 augustus 2020.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het adolescentenstrafrecht wordt toegepast. De raadsman acht jeugddetentie waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest passend. Hij verzoekt de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals beschreven in het advies van Reclassering Nederland van 13 augustus 2020.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Toepassing van het adolescentenstrafrecht?
Verdachte was ten tijde van het plegen van de misdrijven 19 jaar. Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan echter besluiten voor jong volwassenen met toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, jeugdsancties toe te passen indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
In het reclasseringsadvies van 11 maart 2020 wordt door reclasseringswerker [B] geadviseerd om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Verdachte komt kwetsbaar en zwak over. Hij is afhankelijk van volwassenen om zijn leven sturing te geven en structuur aan te brengen. Verdachte lijkt daarnaast onvoldoende in staat om de risico's en de gevolgen van zijn gedrag en handelen in te schatten.
Ook de reclasseringswerker [A] adviseert in het reclasseringsrapport van 13 augustus 2020 adolescentenstrafrecht toe te passen. Verdachte functioneert op een licht verstandelijk niveau. Hij schat de risico's van zijn handelen slecht in en organiseert zijn eigen gedrag niet of nauwelijks. Daarbij lijkt hij zich gemakkelijk te beïnvloeden door vrienden of kennissen. Ondanks dat er sprake lijkt te zijn van antisociale gedragingen en dat hij zich bevindt in een crimineel milieu, ziet de reclassering geen overwegende contra-indicaties voor jeugdstrafrecht.
Gelet op de voorgaande adviezen van reclassering ziet de rechtbank reden om af te wijken van het eerder genoemde uitgangspunt dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van de strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank zal daarom toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere feiten, waaronder twee woninginbraken en twee pogingen tot woninginbraak. Dit zijn ernstige feiten waarbij inbreuk gemaakt wordt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelden en hun materiële schade wordt toegebracht. Daarnaast veroorzaken deze feiten, met name omdat ze in de nachtelijke uren hebben plaatsgevonden, bij de gedupeerden en de samenleving gevoelens van onveiligheid. De rechtbank weegt als strafverzwarende omstandigheid mee dat tijdens de inbraak aan de [adres 2] te [plaatsnaam 1] kinderen in de woning aanwezig waren. Zij werden in hun slaap verrast en hebben de verdachte en de medeverdachten met een knuppel en een mes door het huis zien lopen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben er na de confrontatie met de kinderen niet voor gekozen de woning te verlaten, maar hebben nog enkele uren de woning doorzocht. Het is voor deze kinderen ongetwijfeld bijzonder beangstigend en onaangenaam dat vreemden urenlang in hun woning zijn geweest en hun persoonlijke bezittingen hebben doorzocht en weggenomen. Verdachte heeft bij het plegen van deze inbraken slechts zijn eigen gewin in gedachten gehad en kennelijk geen enkele rekening gehouden met de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers. Dit rekent de rechtbank verdachte dan ook zwaar aan.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan vernieling van een toegangsdeur van [organisatie] . Dit is een overlastgevend en vervelend strafbaar feit. De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij door zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op het eigendom van een ander en de benadeelde financiële schade heeft berokkend.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 7 mei 2020 blijkt dat verdachte op 29 november 2018 bij de kinderrechter onherroepelijk is veroordeeld voor een diefstal door middel van braak. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden de bewezenverklaarde feiten te plegen.
De rechtbank slaat bij de strafoplegging mede acht op oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor een voltooide woninginbraak met recidive is bij meerderjarigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. Bij minderjarigen is dit een taakstraf van 120 uren of een jeugddetentie van 2 maanden. De rechtbank houdt rekening met het feit dat het in het onderhavige geval ook gaat om twee pogingen tot woninginbraak. Daarnaast past de rechtbank, zoals hiervoor overwogen, het adolescentenstrafrecht toe.
Uit de Pro Justitia rapportage van 31 juli 2020, opgemaakt door GZ-psycholoog E.F. de Witt, volgt dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking. Daarnaast is sprake van een ouder-kind relatieprobleem en heeft verdachte een beperkte sociaal-emotionele ontwikkeling. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloed. De rechtbank volgt de conclusies van de deskundige en is van oordeel dat het hiervoor bewezenverklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft voor het bepalen van de straf tevens acht geslagen op het meest recente uitgebrachte reclasseringsadvies van 13 augustus 2020. Hierin wordt geadviseerd om bij een bewezenverklaring aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde feit vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie in beginsel een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigt. De rechtbank ziet wel, net als de officier van justitie en de raadsman, reden om de jeugddetentie deels in voorwaardelijke vorm op te leggen, bij wijze van stok achter de deur. Mocht de verdachte in de toekomst in een vergelijkbare situatie terechtkomen, zal het voorwaardelijk strafdeel voor hem wellicht reden zijn voor een andere reactie te kiezen. De rechtbank acht het in het licht van speciale preventie echter ook van groot belang dat de verdachte zich onder andere door de reclassering laat begeleiden, deelneemt aan een gedragsinterventie een meewerkt aan schulphulpverlening, zodat verdachte de keuze maakt voor een leven buiten de criminaliteit.
Alles afwegende, acht de rechtbank een jeugddetentie van 9 maanden op zijn plaats. De rechtbank zal echter twee maanden van deze jeugddetentie voorwaardelijk opleggen - met een proeftijd van twee jaren - en daarbij de voorwaarden opleggen als nader in het dictum aangegeven. De rechtbank hoopt zo dat verdachte in de toekomst ervan wordt weerhouden (soortgelijke) misdrijven te plegen.

8.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 63, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 en het feit met parketnummer 16/084529-20 bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
9 (negen) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie voor een gedeelte van
2 (twee) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich meldt binnen drie werkdagen bij Reclassering Nederland op het adres [adres 6] te [plaatsnaam 5] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa+ of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • verblijft bij [naam instelling] te [plaatsnaam 6] of een andere instelling voor beschermd
wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op zijn detentiestraf. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met de medeverdachten in onderhavige strafzaak, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • voor een nader te bepalen hoeveelheid dagdelen per week dagbesteding heeft, zulks ter beoordeling van de reclassering, in de vorm van werk of schoolgang zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte dient zich te houden aan de gestelde werktijden/studie-uren en op tijd aanwezig zijn;
stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. Oosterling - van der Maarel, voorzitter, mr. A.M.M.E. Doekes - Beijnes en mr. A.M. Loots, rechters, in tegenwoordigheid van L.M.M. Weyers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 september 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 16/046902-20:
2
hij, op of omstreeks 18 januari 2020 te [plaatsnaam 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, omstreeks 04:20 uur, althans gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning en/of een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 1] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (met inhoud, te weten onder meer sleutels), in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3
hij, op of omstreeks 20 februari 2020 te Laren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, omstreeks 02:00 uur, althans gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning en/of een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 2] , alwaar
verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Macbook (merk Apple) en/of een Imac (merk Apple) en/of een PlayStation 4 en/of een gelbedrag van in totaal (ongeveer) 1040 euro, in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
4
hij, op of omstreeks 30 januari 2020 te [plaatsnaam 3] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om omstreeks 03:10 uur, althans gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning en/of een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 3] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde woning is toegegaan en/of een baksteen en/of kei, althans een hard voorwerp, door de ruit van voornoemde woning heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
hij, op of omstreeks 30 januari 2020 te Naarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om omstreeks 02:36 uur, althans gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning en/of een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 4] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde woning is toegegaan en/of een of meer tegels en/of een baksteen, althans een of meer harde voorwerpen, door de ruit(en) van voornoemde woning heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6
hij, in of omstreeks de periode van 2 januari 2020 tot en met 3 januari 2020 te [plaatsnaam 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (aan de [adres 5] ) heeft weggenomen een horloge en/of sieraden en/of een televisie en/of (een) laptop(s) en/of (een) zonnebril(len) en/of een geluidbox en/of bestek en/of een autosleutel en/of een camera en/of een Iphone en/of een oplader en/of een Ipad en/of een Ipencil en/of een harde schijf
en/of een Fitbit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
ten aanzien van parketnummer 16/084529-20:
hij op of omstreeks 2 februari 2020 te [plaatsnaam 2] opzettelijk en wederrechtelijk een toegangsdeur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [organisatie] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.