ECLI:NL:RBMNE:2020:3694

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
16/039661-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van afpersing na inconsistenties in verklaringen en gebrek aan objectief bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is verdachte vrijgesproken van afpersing. De zaak kwam voor de rechtbank na een zitting op 18 augustus 2020, waar de officier van justitie, mr. E. Wiersma, de verdachte beschuldigde van het afpersen van de benadeelde partij, hierna aangeduid als [benadeelde partij]. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de verdachten zorgvuldig gewogen. De aangever had verklaard dat hij op 11 februari 2020 door de verdachte en medeverdachten was bedreigd met geweld en gedwongen tot afgifte van geld en goederen. Echter, de rechtbank constateerde dat de verklaringen van de aangever op belangrijke punten inconsistent waren en niet voldoende werden ondersteund door objectief bewijs. De rechtbank merkte op dat de verklaringen van de verdachten pas na het compleet zijn van het procesdossier waren afgelegd, wat de betrouwbaarheid van hun verklaringen in twijfel trok. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangever onvoldoende bewijs boden voor de tenlastelegging, waardoor de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de afpersing. De rechtbank sprak de verdachte vrij en hevelde de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte in.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/039661-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 augustus 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen, alsmede mr. M.J. Hamer, advocaat van benadeelde partij [benadeelde partij] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van aangever op belangrijke punten worden ondersteund door objectief bewijs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat hetgeen aangever heeft verklaard vanwege de onbetrouwbaarheid daarvan niet voor het bewijs mag worden gebezigd en dat verdachte dient te worden vrijgesproken van ten laste gelegde. Indien de rechtbank de verklaringen van aangever betrouwbaar acht, is subsidiair bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat het (mede)plegen niet wettig en overtuigd kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt verweten aangever [benadeelde partij] met (een) ander(en) te hebben afgeperst door hem met geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van geldbedragen en/of goederen. Op basis van de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast:
- op 11 februari 2020 om 02:30 uur is tussen aangever en medeverdachte WhatsApp-contact geweest dat heeft geleid tot een ontmoeting tussen aangever en verdachten bij de begraafplaats in [plaatsnaam 1] ;
- bij die ontmoeting heeft een discussie over geld plaatsgevonden;
- bij die ontmoeting was een wapen in het spel, waarmee is gedreigd;
- bij die ontmoeting heeft aangever klappen gekregen;
- in de middag van 11 februari 2020 hebben aangever en verdachten opnieuw afgesproken, ditmaal bij de brandweerkazerne in [plaatsnaam 2] ;
- op 11 februari 2020 rond 17:56 uur is in de snackbar in [plaatsnaam 2] een nepvuurwapen aangetroffen op de plek waar verdachten kort daarvoor hadden gezeten;
- bij de insluitingsfouillering van verdachte is bij hem in totaal een geldbedrag van € 262,80 aangetroffen;
- bij de insluitingfouillering van medeverdachte zijn bij hem verschillende bundels met geld aangetroffen, in totaal een geldbedrag van € 1.159,60.
Over hetgeen zich bij de ontmoetingen op 11 februari 2020 tussen aangever en verdachten heeft afgespeeld, hebben zij afwijkende lezingen. De rechtbank merkt over de lezing van verdachten op dat zij pas een verklaring hebben afgelegd toen het procesdossier compleet was en dat zij ook toen geen opening van zaken hebben gegeven. Over de lezing van aangever merkt de rechtbank op dat zijn verklaringen, afgelegd bij zowel de politie als de rechter-commissaris, op essentiële onderdelen inconsistent zijn.
Alvorens tot een oordeel te komen over de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever en de voorliggende vraag te beantwoorden of die verklaringen voor het bewijs kunnen worden gebezigd, heeft de rechtbank die verklaringen afgezet tegen het zich in het procesdossier bevindende objectief bewijs. Op basis daarvan concludeert de rechtbank dat onderdelen in het procesdossier de lezing van aangever ondersteunen. Echter, de rechtbank concludeert ook dat diezelfde onderdelen tevens passen bij de lezing van verdachte, waardoor zijn lezing op basis van het procesdossier niet als onaannemelijk ter zijde kan worden geschoven.
Gelet op bovenstaande conclusies is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangever over de ten laste gelegde handelingen onvoldoende worden gesteund door objectief bewijs, om welke reden de rechtbank de verklaringen van aangever niet voor het bewijs zal bezigen.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank op basis van de inhoud van het procesdossier niet kan vaststellen dat verdachte zich al dan niet tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft schuldig gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.

5.BESLAG

Teruggave aan de verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de onder hem in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een witte iPhone (goednummer: PL0900-2020044375-2580891);
- een zwarte iPhone (goednummer: PL0900-2020044375-2580893);
- een rode iPhone (goednummer: PL0900-2020044375-2580917);
- een geldbedrag van € 260,00 (goednummer: PL0900-2020044375-2580911);
- een geldbedrag van € 2,80 (goednummer: PL0900-2020044375-2580920).

6.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde partij] heeft zich, daartoe vertegenwoordigd door mr. M.J. Hamer, als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.250,00. Dit bedrag bestaat uit € 750,00 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Daarnaast vordert hij een bedrag van € 1.844,00 als vergoeding van proceskosten.
De rechtbank zal benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

7.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • een witte iPhone (goednummer: PL0900-2020044375-2580891);
  • een zwarte iPhone (goednummer: PL0900-2020044375-2580893);
  • een rode iPhone (goednummer: PL0900-2020044375-2580917);
  • een geldbedrag van € 260,00 (goednummer: PL0900-2020044375-2580911);
  • een geldbedrag van € 2,80 (goednummer: PL0900-2020044375-2580920);
Benadeelde partij
- verklaart [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en
H. den Haan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 september 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 11 februari 2020 te Hilversum, althans in Nederland, op de openbare weg, (aan/nabij) de [straatnaam 1] en/of de [straatnaam 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van één of meer geldbedragen en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan die [benadeelde partij] of aan een derde toebehoorde, door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [benadeelde partij] te tonen en/of
- dat vuurwapen voor het gezicht van voornoemde [benadeelde partij] te houden en/of door te laden en/of
- de autosleutels uit het contactslot van de personenauto van voornoemde [benadeelde partij] te halen en/of
- ( daarbij) tegen die [benadeelde partij] te zeggen: "Wij krijgen nog geld" en/of "Je moet zevenhonderdvijftig (750) euro betalen" en/of
- die autosleutels weer aan die [benadeelde partij] terug te geven.