In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres, die sinds 7 juni 2011 bijstand ontvangt, heeft verzocht om ontheffing van haar arbeidsverplichtingen op basis van artikel 9 van de Participatiewet (Pw). Dit verzoek werd afgewezen door verweerder, die op 8 november 2019 en 24 februari 2020 besluiten nam waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 3 augustus 2020, die via een beeld- en geluidverbinding plaatsvond, heeft eiseres haar standpunten toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Eiseres heeft aangevoerd dat het onderzoek door 'Calder Werkt' onvolledig en onzorgvuldig was, en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagde, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vraagstelling van de arts onzorgvuldig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder adequaat heeft gereageerd op de bezwaren van eiseres en dat er geen reden was om aan te nemen dat het onderzoek van de arts niet zorgvuldig was uitgevoerd. Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd waarom de medische voorgeschiedenis relevant zou zijn voor de beoordeling van haar arbeidsverplichtingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt, maar niet in een openbare zitting vanwege coronamaatregelen.